ECLI:NL:RBMNE:2023:1588

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
UTR 22/4870
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor de realisatie van een zonneveld in strijd met het bestemmingsplan

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 11 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen de omgevingsvergunning voor een zonneveld in de gemeente Houten beoordeeld. Eiser, die een fruitteeltbedrijf exploiteert, is van mening dat de omgevingsvergunning negatieve gevolgen zal hebben voor zijn bedrijf. Het college van burgemeester en wethouders heeft de vergunning verleend, ondanks dat het zonneveld in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank onderzoekt of eiser als belanghebbende kan worden aangemerkt en of zijn beroep ontvankelijk is. De rechtbank concludeert dat eiser, gezien de nabijheid van het zonneveld tot zijn boomgaard, als belanghebbende kan worden aangemerkt.

De rechtbank oordeelt vervolgens over de inhoudelijke gronden van het beroep. Eiser voert aan dat de omgevingsvergunning zal leiden tot overlast door verkeersbewegingen, geluid en lichtschittering. De rechtbank stelt vast dat het zonneveld geen onaanvaardbare verkeersoverlast zal veroorzaken en dat de geluidsoverlast van onderhoudsvoertuigen niet significant zal zijn. Ook de lichtreflectie wordt als niet problematisch beoordeeld, mede door de maatregelen die het college heeft genomen.

Daarnaast behandelt de rechtbank de zorgen van eiser over schade door wild en hagelbuien. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de omgevingsvergunning zal leiden tot een toename van schade door wild of hagel. De rechtbank concludeert dat het college de omgevingsvergunning op een zorgvuldige manier heeft verleend, waarbij de belangen van de vergunninghouder en het algemeen belang bij duurzame energie zwaarder wegen dan de belangen van eiser. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de vergunninghouder het zonneveld mag realiseren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4870

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten, het college

(gemachtigde: Y.J.G. van Lieshout).
Als derde-partijen nemen aan de zaak deel:
[vergunninghouder], gevestigd in [vestigingsplaats] , vergunninghouder
(gemachtigde: mr. J.P.H. de Bruijn) en
de gemeenteraad van de gemeente Houten

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de omgevingsvergunning voor het zonneveld [naam] in [plaats] .
1.1.
Vergunninghouder heeft het voornemen om op een aantal percelen aan de [locatie] in [plaats] het zonneveld [naam] (het zonneveld) te realiseren. Zij heeft voor deze ontwikkeling een omgevingsvergunning aangevraagd bij het college.
1.2.
Het college heeft het besluit op de aanvraag voorbereid met de uitgebreide procedure zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), waarop de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Dit betekent dat het college een ontwerpomgevingsvergunning ter inzage heeft gelegd voor zienswijzen.
1.3.
Nadat de gemeenteraad van de gemeente Houten een verklaring van geen bedenkingen had afgegeven, heeft het college op 5 oktober 2022 aan vergunninghouder een tijdelijke omgevingsvergunning voor de periode van maximaal 30 jaar verleend (de omgevingsvergunning).
1.4.
Eiser is het niet eens met de omgevingsvergunning en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Omdat het college bij het nemen van het besluit de uniforme openbare voorbereidingsprocedure heeft gevolgd staat tegen de omgevingsvergunning beroep bij de rechtbank open. [1] Het college heeft het bezwaarschrift van eiser daarom ter behandeling doorgestuurd naar de rechtbank.
1.5.
Het beroep wordt door de rechtbank op grond van de Crisis- en herstelwet (Chw) [2] versneld behandeld.
1.6.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 10 maart 2023 – tegelijkertijd maar niet gevoegd met het beroep met zaaknummer UTR 22/5457 – op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van het college, zij werd vergezeld door [A] en
mr. [B] , en de gemachtigde van vergunninghouder, zij werd vergezeld door [C] , [D] , [E] en [F] .

Beoordeling door de rechtbank

Ontvankelijkheid van het beroep
2. Voordat de rechtbank het beroep van eiser inhoudelijk kan beoordelen, moet zij eerst beoordelen of dat beroep ontvankelijk is.
3. De rechtbank stelt vast dat eiser geen zienswijze naar voren heeft gebracht over het ontwerpbesluit dat door het college ter inzage is gelegd. Gelet op artikel 6:13 van de Awb zou het beroep van eiser daarom niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Maar op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) sinds 14 april 2021 [3] over de ontvankelijkheid van beroepen tegen omgevingsrechtelijke besluiten die zijn voorbereid met uniforme voorbereidingsprocedure, zal de rechtbank aan eiser niet tegenwerpen dat hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht als hij kan worden aangemerkt als belanghebbende bij de omgevingsvergunning.
4. Het college en vergunninghouder hebben aangevoerd dat eiser niet kan worden aangemerkt als belanghebbende, omdat hij volgens hen geen gevolgen van enige betekenis ondervindt van de omgevingsvergunning. Eiser heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat hij wel degelijk belanghebbend is bij de omgevingsvergunning, omdat zijn fruitteeltbedrijf – waarvan hij voor zijn inkomen afhankelijk is – nadelige gevolgen zal ondervinden van de omgevingsvergunning.
5. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de geringe afstand tussen het zonneveld en één van de boomgaarden van eiser ten zuidoosten van de [brug] , gevolgen van enige betekenis als gevolg van de omgevingsvergunning voor (het fruitteeltbedrijf van) eiser niet zijn uit te sluiten. Eiser is daarom naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als belanghebbende bij de omgevingsvergunning.
6. De conclusie van het voorgaande is dat het beroep van eiser ontvankelijk is. De rechtbank zal zijn beroep hierna inhoudelijk beoordelen.
Inhoudelijke beoordeling
Het toetsingskader
7. Partijen zijn het er over eens, en de rechtbank stelt ook vast, dat het zonneveld in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘ [plaats] ’.
8. Het college komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen beleidsruimte toe. Bij de keuze om wel of niet een omgevingsvergunning te verlenen moet het college een afweging van de bij de aanvraag betrokken belangen maken. De rechtbank oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden van eiser of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
Extra verkeersbewegingen, geluid en lichtschittering
9. Eiser voert aan dat hij overlast verwacht van de extra verkeersbewegingen die het zonneveld tot gevolg zal hebben en van het geluid en de lichtschittering die door het zonneveld veroorzaakt zullen worden. Op de zitting heeft hij toegelicht dat deze beroepsgrond niet alleen ziet op zijn woning aan de [adres] in [woonplaats] , maar ook op zijn boomgaard bij de [brug] waarin hij veel uren per week voor diverse werkzaamheden aanwezig moet zijn.
10. De rechtbank is met het college en vergunninghouder van oordeel dat een zonneveld naar zijn aard geen dusdanige verkeersaantrekkende werking heeft dat sprake zal zijn van onaanvaardbare verkeersoverlast in de omgeving van het zonneveld. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het beheer en onderhoud van het zonneveld, inclusief het groen, slechts een laag aantal verkeersbewegingen tot gevolg zal hebben. De stelling van eiser dat hij tussen de boomgaard bij de [brug] en zijn bedrijfslocatie met een landbouwvoertuig rijdt en dat dit zeker in de oogsttijd veelvuldig moet gebeuren, geeft geen aanleiding hier anders over te oordelen. In wat eiser heeft aangevoerd ziet de rechtbank, gelet op de ruimtelijke onderbouwing bij de omgevingsvergunning en de door het college en vergunninghouder op de zitting gegeven toelichting, geen aanleiding voor het oordeel dat het zonneveld zal zorgen voor onaanvaardbare verkeersoverlast.
11. Omdat het zonneveld slechts een gering aantal verkeersbewegingen tot gevolg zal hebben, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat eiser geluidsoverlast zal ondervinden van de onderhoudsvoertuigen die van en naar het zonneveld rijden. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in zijn boomgaard bij de [brug] geluidsoverlast zal ondervinden van de transformatoren en het inkoopstation op het zonneveld. De afstand tussen de boomgaard en het zonneveld is veel groter dan de in de Handreiking bedrijven en milieuzonering genoemde richtafstanden in het kader van geluid van 30 meter voor een transformator en 50 meter van een inkoopstation. Naar het oordeel van de rechtbank zal het geluid van het zonneveld niet leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor eiser.
11. Het college heeft in het verweerschrift en op de zitting toegelicht dat doordat de zonnepanelen in een hoek van 10 graden worden geplaatst het licht vanaf de panelen naar boven zal worden gekaatst. Reflectie is slechts in een kleine hoek mogelijk. Ook worden de zonnepanelen voorzien van een anti-reflectiefolie of coating waarmee lichtreflectie tijdens normale weeromstandigheden wordt voorkomen. Ten slotte wordt om het zonneveld een landschappelijke haag geplaatst met een hoogte van circa 2,5 meter. Ook hierdoor wordt schittering vanaf het zonneveld naar de omgeving voorkomen. Het college stelt zich gelet op deze maatregelen op het standpunt dat de leefomgeving voor omwonenden van het zonneveld niet onevenredig wordt aangetast. Door wat eiser in zijn beroepsschrift en aanvullend op de zitting heeft aangevoerd over mogelijke schittering, twijfelt de rechtbank er niet aan dat de afweging die het college hierover heeft gemaakt juist is.
Toename van schadelijk wild en hagelbuien
13. Eiser voert verder aan dat de bosschages die rond het zonneveld zullen worden aangelegd een goede broed- en verblijfplaats zijn voor zangvogels, kraaien en hazen. De vogels zullen in de omgeving gaan foerageren en daarbij zijn fruit aanvreten en hazen knagen aan de bomen. Eiser stelt schade te zullen lijden door oogstderving. Verder voert hij aan dat als gevolg van het albedo effect hagelbuien boven het zonneveld kunnen ontstaan. Hagelbuien zijn desastreus voor fruit. Hierdoor kan de gehele oogst van een jaar verloren gaan.
14. De rechtbank begrijpt dat zangvogels, kraaien en hazen schade kunnen veroorzaken in een boomgaard. Maar naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser onvoldoende onderbouwd dat het aantal van deze sowieso al in het gebied aanwezige diersoorten als gevolg van de te planten bosschages zal toenemen en zeker niet in een dusdanige mate dat hij hierdoor zoveel extra schade zal lijden dat het college de omgevingsvergunning niet had mogen verlenen.
15. Voor alle partijen en ook voor de rechtbank is duidelijk dat hagelbuien heel veel schade kunnen veroorzaken voor een fruitteler. Maar eiser heeft zijn stelling dat zonnepanelen een thermische invloed hebben op de lucht in de omgeving van de panelen en dat daardoor meer hagelbuien rond het zonnepark zullen ontstaan, niet nader geconcretiseerd en onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser daarom onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het zonneveld tot meer hagelschade aan zijn gewassen zal leiden.
Hogere grondprijzen
16. Ten slotte voert eiser aan dat doordat de percelen waar het zonneveld zal worden gebouwd niet meer kunnen worden gebruikt als landbouwgrond, de grondprijs van landbouwgrond in het gebied zal stijgen. Eiser stelt daarvan nadeel te zullen ondervinden als hij zijn bedrijf zou willen uitbreiden of een overname noodzakelijk zal zijn.
17. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn gevoel dat het zonneveld mogelijk tot een prijsstijging van landbouwgrond zal leiden niet met objectieve gegevens heeft onderbouwd. De rechtbank kan het verweer van het college volgen dat het slechts om een beperkte hoeveelheid grond gaat en dat niet iedere grondeigenaar die gronden ter beschikking stelt voor een zonneveld per definitie binnen een straal van 10 kilometer weer op zoek zal gaan naar nieuwe landbouwgrond. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat het zonneveld zal leiden tot een dusdanige prijsstijging dat het college de omgevingsvergunning niet had mogen verlenen.

Conclusie en gevolgen

18. De rechtbank vindt dat het college in de omgevingsvergunning goed heeft uitgelegd waarom hij gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om, in afwijking van het bestemmingsplan, de omgevingsvergunning te verlenen. De rechtbank vindt het niet onredelijk dat het college de omgevingsvergunning heeft verleend. Het college kan daarbij het belang van vergunninghouder en het algemeen belang bij opwekking van duurzame energie zwaarder laten wegen dan het belang van eiser bij het conform het bestemmingsplan agrarisch gebruik van de percelen.
19. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat vergunninghouder het zonneveld conform de aan haar verleende omgevingsvergunning mag bouwen en in gebruik mag nemen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van
mr.I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
11 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 7.1, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
2.Artikel 1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Chw in combinatie met artikel 3.1 van Bijlage I bij de Chw en afdeling 2 van de Chw.
3.De rechtbank verwijst bijvoorbeeld naar de uitspraak van de Afdeling van 8 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:924.