ECLI:NL:RBMNE:2023:1787

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
UTR 22/3377
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Legesheffing bij omgevingsvergunning voor beplanting

Op 28 juni 2021 heeft eiser een omgevingsvergunning aangevraagd voor het aanleggen van beplanting op een perceel in de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Deze vergunning werd op 23 september 2021 verleend door het college van burgemeester en wethouders. De heffingsambtenaar heeft op 31 december 2021 een aanslag van € 750,- opgelegd aan eiser voor leges. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard op 10 mei 2022. Eiser is vervolgens in beroep gegaan tegen deze uitspraak. De rechtbank heeft de zaak op 14 maart 2023 behandeld en onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht leges heeft geheven, omdat de aanvraag omgevingsvergunning correct was behandeld en de leges conform de geldende verordening zijn berekend. Eiser voerde aan dat de leges niet in verhouding stonden tot de kosten voor het planten van bomen, maar de rechtbank oordeelde dat gemeenten zelf de hoogte van leges kunnen bepalen en dat er geen onredelijke heffing was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, maar de heffingsambtenaar heeft toegezegd het griffierecht van € 49,- te vergoeden aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3377
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht(de heffingsambtenaar), verweerder
(gemachtigde: D.T. de Winter).

Inleiding

Eiseres heeft op 28 juni 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het aanleggen van beplanting aan de [adres] in [woonplaats] (het perceel). Op 23 september 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug (het college) deze omgevingsvergunning verleend.
Naar aanleiding van deze aanvraag heeft de heffingsambtenaar op 31 december 2021 aan eiser een aanslag van € 750,- opgelegd.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. Met de uitspraak op bezwaar van 10 mei 2022 (het bestreden besluit) is het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser is in beroep gegaan tegen de uitspraak op bezwaar. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2023 op zitting behandeld. Aanwezig waren eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar.
Na afloop van de behandeling van de zaak op zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser krijgt geen gelijk. Dit betekent dat de heffingsambtenaar terecht leges ter hoogte van € 750,- van eiser heeft geheven. De rechtbank zal toelichten hoe zij tot die conclusie is gekomen.
2. Leges worden geheven door de gemeente in verband met vergunningaanvragen of andere gemeentelijke diensten. Ten tijde van het opleggen van de aanslag was de ‘Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug houdende regels omtrent de heffing en de invordering van Leges’ (de Legesverordening) van toepassing. In deze verordening heeft de gemeenteraad - kort gezegd - geregeld voor welke diensten van de gemeente leges worden geheven en de tarieven voor die leges.
Er is sprake van een belastbaar feit
3. Eiser voert aan dat hij meerdere jaren op de erfafscheiding van het perceel wilgentakjes/wilgenpoters in de grond heeft gezet. Enkele jaren geleden heeft eiser langs het perceel bij de inrit van het weiland vier perenbomen geplant. Volgens eiser heeft de handhaver van de gemeente (naar aanleiding van bezwaar door de overburen) eiser opgedragen om voor het planten van de vier perenbomen een omgevingsvergunning aan te vragen.
Eiser vindt het vreemd dat een omgevingsvergunning is verleend voor het planten van 41 bomen, terwijl hij een omgevingsvergunning heeft aangevraagd voor het planten 4 perenbomen en hij € 750,- aan legeskosten moet betalen. Volgens eiser zijn de wilgentakjes/wilgenpoters ook meegerekend, terwijl die volgens de landschapscoördinator van de gemeente zonder omgevingsvergunning geplaatst mogen worden en hij daarvoor geen omgevingsvergunning heeft gevraagd.
4. Tussen partijen is niet in geschil dat eiser een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend. Verder staat vast dat het college de omgevingsvergunning in behandeling heeft genomen en heeft verleend. Het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning is zo’n dienst waarvoor leges worden geheven. [1] Dit betekent dat het belastbare feit zich heeft voorgedaan en dat de heffingsambtenaar dus bevoegd was hiervoor leges te heffen van eiser. Eiser is dus leges verschuldigd.
Het juiste bedrag is berekend
5. De leges die de heffingsambtenaar heeft geheven, is berekend op basis van de
Tarieventabel 2021 die hoort bij de Legesverordening. De rechtbank stelt vast dat voor een omgevingsvergunning zoals aan eiser is verleend, namelijk voor de aanleg van beplanting, een tarief geldt van minimaal € 750,-. [2] Dit is ook het bedrag dat de heffingsambtenaar aan eiser in rekening heeft gebracht. De uiteindelijk vergunde activiteiten, en dus de vraag hoeveel bomen er zijn vergund, doen er op basis van de Legesverordening en de Tarieventabel in dit geval dus niet toe.
6. Voor zover eiser met zijn betoog bedoelt te stellen dat het bedrag aan leges niet in verhouding staat tot de kosten die hij voor het planten van vier bomen heeft gemaakt, kan dit betoog niet slagen. De rechtbank begrijpt wel dat eiser dat vindt, maar gemeenten kunnen zelf invulling geven aan de in de belastingverordeningen op te nemen heffingsmaatstaven voor de gemeentelijke belastingen en rechten. [3] De rechtbank mag hier niet over oordelen, tenzij de belasting leidt tot een willekeurige en onredelijke heffing waarop de wetgever bij het aan de lokale overheden toekennen van de bevoegdheid tot het heffen van belasting niet het oog kan hebben gehad. Verder is op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad geen rechtstreeks verband vereist tussen de hoogte van de geheven leges aan de ene kant en de omvang van de verstrekte diensten dan wel de door de gemeente gemaakte kosten aan de andere kant. [4] In dit geval is de rechtbank van oordeel dat de leges niet zo onredelijk hoog is dat hij niet mocht worden opgelegd.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Wel heeft de heffingsambtenaar in het verweerschrift toegezegd het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden omdat anders dan in het bestreden besluit is vermeld het aantal geplante bomen in dit geval gen verschil maakt in de hoogte van de leges. De rechtbank vindt dit redelijk en gaat ervan uit dat de heffingsambtenaar het griffierecht aan eiser zal vergoeden.
8. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2023 door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Azmi, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van de Legesverordening.
2.Artikel 2.3.2 van de Tarieventabel.
3.Zie artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet en het arrest van de Hoge Raad van 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1174.
4.Zie bijvoorbeeld het arrest van de Hoge Raad van 14 augustus 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1943.