ECLI:NL:RBMNE:2023:1972

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
22/3468
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak betreffende omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een verzoek om proceskostenvergoeding. Het betreft een geschil tussen het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht als verweerder en verschillende verzoekers, waaronder De Loonbrouwerij B.V. en Groengas Cothen B.V. De verzoekers hadden bezwaar gemaakt tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor de optimalisatie van een co-vergistingsinstallatie, die op 10 februari 2022 was verleend. Na een bestreden besluit van 14 juli 2022, waarin het bezwaar deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond werd verklaard, hebben de verzoekers beroep ingesteld. Een derde-partij heeft vervolgens verzocht om intrekking van de omgevingsvergunning, wat op 11 november 2022 door verweerder is ingewilligd. De verzoekers hebben hun beroep ingetrokken en vroegen om vergoeding van de proceskosten, stellende dat verweerder tegemoet was gekomen aan hun beroep door de vergunning in te trekken.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat er geen sprake is van tegemoetkomen, omdat het besluit tot intrekking van de vergunning is genomen op verzoek van de derde-partij en niet op basis van de gronden die door de verzoekers zijn aangevoerd. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om verweerder te veroordelen in de proceskosten, en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af. Deze uitspraak is openbaar gedaan en kan binnen zes weken na verzending worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3468

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 april 2023 in de zaak tussen

1. De Loonbrouwerij B.V.en
Tapkoel Holding B.V.;
2. Landgoed Klein Hindersteyn B.V.,
Hindersteyn C B.V.en
Landgoed Weerdesteyn;
3. Stichting Behoud het Weteringgebieden
Vereniging Natuur en Milieu, IVNafdeling Wijk bij Duurstede,
verzoekers,
(gemachtigde: ir. A.K.M. van Hoof),
en

het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. D.K. Keijer)

Verder heeft als derde-partij aan de zaak deelgenomen: Groengas Cothen B.V.,

(gemachtigde: mr. F.H. Damen).

Procesverloop

Bij besluit van 10 februari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor de optimalisatie van de co-vergistingsinstallatie.
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 14 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar deels nietontvankelijk en deels ongegrond verklaard.
Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Derde-partij heeft op 11 oktober 2022 verweerder verzocht om de omgevingsvergunning van 10 februari 2022 in te trekken.
Verweerder heeft bij besluit van 11 november 2022 aan dit verzoek gehoor gegeven en de omgevingsvergunning ingetrokken.
Verzoekers hebben het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Het verzoek moet worden gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verzoekers hebben de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten, omdat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep door de omgevingsvergunning in te trekken.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet tegemoet is gekomen, omdat het besluit van 11 november 2022 is genomen naar aanleiding van het intrekkingsverzoek van derdepartij en zijn grondslag vindt in artikel 2:33, tweede lid, aanhef onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
4. De rechtbank overweegt als volgt. Volgens vaste rechtspraak van de Raad van State [1] is er geen sprake van tegemoetkomen als het besluit kennelijk is genomen op andere gronden dan de indiener van het beroepschrift heeft aangevoerd. In dit geval heeft het college het besluit tot intrekking van de omgevingsvergunning genomen, omdat derde-partij daarom heeft verzocht. Het besluit is dus genomen op andere gronden dan verzoekers hebben aangevoerd in hun beroepschrift. Van tegemoetkomen is dus geen sprake.
5. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1462.