ECLI:NL:RBMNE:2023:2151

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
22/5466
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de weigering van een WIA-uitkering en de vaststelling van het dagloon van de WW-uitkering

In deze zaak heeft eiseres, die zich op 26 oktober 2018 ziek heeft gemeld, een beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een WIA-uitkering te weigeren. Eiseres ontving tot 1 juni 2019 ziekengeld op grond van de Ziektewet en heeft daarna een WW-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft haar met ingang van 23 oktober 2020 een WW-uitkering toegekend, maar de hoogte van het dagloon is vastgesteld op € 63,94. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep op 4 mei 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Eiseres heeft tijdens de zitting haar beroepsgrond met betrekking tot de ingangsdatum van de WW-uitkering ingetrokken, waardoor deze niet verder werd besproken. Eiseres heeft echter wel aangevoerd dat de hoogte van het dagloon onjuist is vastgesteld, omdat het Uwv geen rekening zou hebben gehouden met een netto-vergoeding van € 400,- per maand voor haar huisvesting.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv bij de berekening van het dagloon uit mag gaan van de sociale verzekeringsloon zoals dat in de polisadministratie is vastgelegd. Eiseres heeft geen bewijsstukken overgelegd die aantonen dat de gegevens in de polisadministratie onjuist zijn. De rechtbank concludeert dat het Uwv het dagloon van de WW-uitkering correct heeft vastgesteld en verklaart het beroep ongegrond. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5466

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. I.P.M. Boelens),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

1. Eiseres heeft zich op 26 oktober 2018 ziek gemeld. Tot 1 juni 2019 was zij werkzaam bij werkgever [werkgever] , waarna zij ziekengeld op grond van de Ziektewet ontving. Vervolgens heeft eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Het Uwv heeft haar een WIA-uitkering geweigerd. Hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd. Op het bezwaar tegen de weigering van de WIA-uitkering heeft het Uwv nog geen beslissing genomen.
1.1.
Met het besluit van 11 juni 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv eiseres met ingang van 23 oktober 2020 een WW-uitkering toegekend. Het Uwv heeft daarbij het dagloon vastgesteld op € 63,94.
1.2.
Met het besluit van 31 oktober 2022 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 4 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het geschil
3. Eiseres meent dat zowel de ingangsdatum als de hoogte van het dagloon van de WW-uitkering onjuist is vastgesteld. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of het bestreden besluit juist is.
Ingangsdatum
4. De beroepsgrond van eiseres waarin zij stelt dat de ingangsdatum van de WW-uitkering niet juist is vastgesteld, heeft eiseres op de zitting ingetrokken. Deze beroepsgrond behoeft dan ook geen verdere bespreking.
Hoogte dagloon
5. Eiseres voert voor wat betreft de berekening van het dagloon aan dat in een procedure bij het gerechtshof een regeling is getroffen over de stand-by uren. Verder stelt zij dat bij de berekening van het dagloon ten onrechte niet is meegenomen het loon in natura, te weten de netto-vergoeding van € 400,- per maand voor haar huisvesting. Zij verwijst hiervoor naar het werkrooster dat in de WIA-procedure is overgelegd.
5.1.
Op de zitting geeft eiseres aan dat de beroepsgrond over de hoogte van het dagloon alleen nog gaat over de korting van € 400,- netto per maand op de huurprijs. De rechtbank zal de beroepsgrond over de berekening van het dagloon dan ook zodanig beoordelen.
5.2.
Het Uwv geeft aan dat bij de berekening van het dagloon wordt uitgegaan van het sociale verzekeringsloon (sv-loon) dat eiseres volgens de polisadministratie heeft genoten in de referteperiode. Volgens het Uwv blijkt niet dat aan de hand van het loon in natura de loongegevens zijn gewijzigd. Verder zijn er geen gegevens overgelegd, waaruit duidelijk wordt dat de polisgegevens incorrect zijn. [1] De rechtbank kan het Uwv hierin volgen. Het is vaste rechtspraak dat het Uwv uit mag gaan van deze gegevens, tenzij aangetoond wordt dat deze gegevens onjuist zijn. [2] Eiseres moet dit dan wel aan de hand van betrouwbare bewijsstukken en brondocumenten onderbouwen. [3] Hierbij kan worden gedacht aan loonstroken en bankafschriften. De verwijzing naar het werkrooster is daarvoor onvoldoende. Het werkrooster laat alleen zien dat eiseres mogelijk recht heeft op een korting van € 400,- netto per maand op de huurprijs. Eiseres heeft geen enkel ander bewijsstuk overgelegd waaruit duidelijk wordt dat de gegevens uit de polisadministratie niet juist zijn. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Dit betekent dat het Uwv het dagloon van de WW-uitkering juist heeft vastgesteld. Het bestreden besluit kan standhouden.
7. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2023.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 3 van de Beleidsregels UWV gebruik polisgegevens 2018.
2.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 24 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:345.
3.Memorie van Toelichting bij Wijziging van de Coördinatiewet Sociale Verzekering en andere wetten in verband met een administratieve lastenverlichting inzake de vaststelling van het premieloon en het uitkeringsloon (Wet administratieve lastenverlichting en vereenvoudiging in socialeverzekeringswetten) (Kamerstukken II 2001/02, 28 219, nr. 3, p. 94).