ECLI:NL:RBMNE:2023:2152

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
UTR 23/193
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag zorgtoeslag 2014-2020 wegens te late indiening en herziening 2013

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 april 2023, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om zorgtoeslag voor de jaren 2013 tot en met 2020 beoordeeld. Eiser, die tot 1 mei 2013 zorgtoeslag ontving, ontdekte in maart 2022 dat hij recht had op zorgtoeslag vanaf 2013. Hij diende een aanvraag in voor de jaren 2014 tot en met 2020, maar deze werd door de Belastingdienst afgewezen omdat de aanvraag te laat was ingediend. De rechtbank bevestigt dat de aanvraag buiten de wettelijke termijn is ingediend en dat er geen ruimte is om hiervan af te wijken. De rechtbank benadrukt dat de wetgever bewust een strikte termijn heeft vastgesteld voor het indienen van aanvragen voor zorgtoeslag.

De rechtbank behandelt ook de vraag of de Belastingdienst de zorgtoeslag over 2013 had moeten herzien. Eiser had zijn aanvraag voor herziening na de wettelijk toegestane termijn van vijf jaar ingediend. De rechtbank concludeert dat het nadeel dat eiser heeft ondervonden door de stopzetting van de zorgtoeslag in 2013 niet onevenredig is, en dat er geen reden is om van de termijn af te wijken. Eiser had zelf actie moeten ondernemen om zijn recht op zorgtoeslag te waarborgen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op zorgtoeslag over de jaren 2014 tot en met 2020 en dat hij geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/193
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , België, eiser

en

Belastingdienst/Toeslagen

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om (herziening van) zorgtoeslag in de jaren 2013 tot en met 2020.
Eiser heeft tot 1 mei 2013 zorgtoeslag ontvangen. Op 21 juni 2013 is zijn zorgtoeslag herzien omdat hij geen verzekerde meer zou zijn geweest volgens de Wet op de zorgtoeslag.
Eiser zegt er in maart 2022 achter te zijn gekomen dat hij vanaf 2013 wel recht had op zorgtoeslag. Hij heeft toen toeslag aangevraagd over 2021 en 2022, wat is toegewezen. Daarnaast heeft hij toeslag aangevraagd voor het resterende deel van 2013 en voor de jaren 2014 tot en met 2020.
De Belastingdienst heeft deze aanvraag met het besluit van 5 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 december 2022 op het bezwaar van eiser is de Belastingdienst bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De reden voor deze afwijzing is dat eiser zijn aanvraag te laat heeft ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van de Belastingdienst.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank stelt vast dat eiser op de zitting duidelijk heeft gemaakt dat hij alsnog zorgtoeslag wil krijgen over het resterende deel van 2013 [1] en over de jaren 2014 tot en met 2020. Dat vertaalt zich naar twee vragen: 1.) heeft de Belastingdienst de aanvraag om zorgtoeslag voor die jaren mogen afwijzen; en 2.) moet het stopzettingsbesluit over 2013 worden herzien? De rechtbank beantwoordt beide vragen met ‘nee’. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2. De rechtbank stelt voorop dat het vervelend is voor eiser dat achteraf is gebleken dat zijn zorgtoeslag ten onrechte is stopgezet in 2013. De rechtbank begrijpt dat eiser hiervan nadeel heeft ondervonden, omdat hij hierdoor minder geld te besteden had. De vraag is echter of eiser jaren later alsnog aanspraak kan maken op deze toeslag. De rechtbank vindt van niet. In de wet staat een strikte termijn waarbinnen een aanvraag voor zorgtoeslag moet worden gedaan. [2] Eiser heeft zijn aanvraag te laat ingediend, dat staat niet ter discussie. De wetgever heeft bewust voor deze indieningstermijn gekozen. De zorgtoeslag die eiser heeft aangevraagd is bedoeld voor zorgpremie in de jaren 2013 tot en met 2020. Die premie is inmiddels al betaald. Daarom heeft de wetgever voor deze beperkte termijn gekozen. [3] Er is geen ruimte om hiervan af te wijken door de Belastingdienst of door de rechtbank. [4]
3. Daarnaast moet de rechtbank beoordelen of de Belastingdienst de zorgtoeslag over 2013 had moeten herzien. Over dat jaar is namelijk al eerder een besluit genomen. In de regels over herziening staat dat voor maximaal vijf jaren wordt teruggekeken. [5] Eiser heeft de aanvraag na deze vijf jaren ingediend. Dat is dus te laat. De vraag is dan of op deze termijn een uitzondering moet worden gemaakt. [6] De rechtbank vindt van niet. Eiser heeft nadeel ondervonden door het ontvangen van minder toeslag in 2013. Maar het nadeel is niet zo groot geweest dat dit onevenredig is. Dit omdat het inherent is aan het ontvangen van minder toeslag dat je dan ook minder geld te besteden hebt. Daarnaast is de toeslag bedoeld om zorgpremie op een bepaald moment te betalen, in dit geval in 2013. Niet is gebleken dat eiser dat toen niet kon. Dat de toeslag in 2013 door de Belastingdienst ten onrechte is stopgezet is voor de rechtbank ook geen reden om van de termijn van vijf jaren af te wijken. De rechtbank begrijpt dat eiser ervan uitgaat dat overheidsinstanties de juiste beslissingen nemen en dat hij daardoor geen vraagtekens bij de stopzetting heeft gezet. Maar als een burger denkt ergens recht op te hebben, is het aan de burger om een aanvraag in te dienen, bezwaar in te stellen of op een andere manier contact op te nemen met een overheidsinstantie. Dat heeft eiser hier niet gedaan. Daarom vindt de rechtbank dat de Belastingdienst de zorgtoeslag over 2013 niet heeft hoeven herzien.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen zorgtoeslag over het resterende deel van 2013 en over de jaren 2014 tot en met 2020 krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
5. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 april 2023 door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal, griffier.
De rechter is verhinderd dit proces-verbaal te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In bezwaar heeft eiser alleen aangevoerd dat hij zorgtoeslag wil over de jaren 2014-2020. In het bestreden besluit is daarom daarover een besluit genomen.
2.Volgens artikel 15, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) moet een aanvraag worden ingediend vóór 1 september van het jaar opvolgend op het berekeningsjaar.
3.Zie de Memorie van Toelichting in de Kamerstukken II, 2004/05, 29 764, nr. 3, blz. 18-19. Zie ook rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) waaronder die van 27 januari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:138).
4.Dit volgt uit de rechtspraak van de Afdeling, waaronder Afdeling 1 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:772).
5.Artikel 21a van de Awir in samenhang met artikel 5, eerste lid, onder a, van de Uitvoeringsregeling Awir.
6.Dat op deze regeling een uitzondering kan worden gemaakt op grond van het evenredigheidsbeginsel volgt onder meer uit Afdeling 11 januari 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:79).