ECLI:NL:RBMNE:2023:2237

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
15 mei 2023
Zaaknummer
UTR_22_5509
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-aanvraag en zorgvuldigheid van het onderzoek door het Uwv

In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum], een Wajong-uitkering aangevraagd. Eiser heeft in het verleden regulier basisonderwijs en enkele klassen van de Havo en Mavo gevolgd, maar geen diploma behaald. Na een eerdere afwijzing van zijn Wajong-aanvraag in 2013, heeft hij op 6 september 2021 opnieuw een aanvraag ingediend, omdat hij meent niet te kunnen werken. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van nieuwe feiten of omstandigheden die een herziening van de eerdere afwijzing rechtvaardigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep, na een zorgvuldige beoordeling van de medische rapportages, tot de conclusie is gekomen dat er geen nieuwe medische feiten zijn die aanleiding geven om de eerdere beslissing te herzien. Eiser heeft in de bezwaarfase rapportages van een psychiater en een medisch adviseur ingebracht, maar de verzekeringsarts heeft gemotiveerd waarom deze rapportages niet tot een andere conclusie leiden. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken of veranderde omstandigheden zijn die een herziening van het besluit van 5 september 2013 rechtvaardigen.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam op 11 mei 2023, en is openbaar uitgesproken. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5509

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.S. Pot),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),
(gemachtigde: C.W.P. van den Berg).

Inleiding

1.1.
Eiser, geboren op [geboortedatum] , heeft regulier basisonderwijs gevolgd. Daarna heeft hij de eerste en de tweede klas van de Havo en twee keer de derde klas van de Mavo doorlopen. Hij heeft geen diploma gehaald. Na de Mavo is hij naar ROC richting ICT gegaan. Daar is het eerste jaar niet gelukt. Eiser heeft geen arbeidsverleden.
1.2.
Eiser heeft op 3 juli 2013 een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) aangevraagd. Bij besluit van 5 september 2013 heeft het Uwv deze aanvraag afgewezen omdat eiser meer dan 75% van het minimumloon kan verdienen. Het Uwv heeft het bezwaar dat eiser tegen dit besluit heeft gemaakt ongegrond verklaard. Hier is geen beroep tegen ingesteld.
1.3.
Op 6 september 2021 is bij het Uwv opnieuw een Wajong-aanvraag van eiser binnengekomen. Eiser meent dat hij niet kan werken.
1.4.
Primaire arts [primaire arts] van het Uwv heeft op 26 oktober 2021 gerapporteerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die aanleiding geven om de eerder
Wajong-beoordeling te herzien. Dit medisch oordeel is getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts [verzekeringsarts] .
1.5.
Bij besluit van 3 november 2021 (het primaire besluit) is het Uwv is bij het afwijzingsbesluit van de Wajong-aanvraag van 5 september 2013 gebleven omdat er geen nieuwe medische informatie is die aanleiding geeft voor het nemen van een andere beslissing.
1.6.
Eiser heeft bezwaar tegen dit besluit gemaakt. Eiser heeft in de bezwaarfase een expertise van psychiater [psychiater] van 19 februari 2022 en een medische rapportage van medisch adviseur [medisch adviseur] van 24 februari 2011 (de rechtbank begrijpt: 24 februari 2022) ingebracht.
1.7.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 17 oktober 2022 geconcludeerd dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van het primaire medische oordeel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de rapportages van [verzekeringsarts bezwaar en beroep 1] van
24 november 2015, 19 juni 2016, 1 september 2020 en 24 februari 2022 en de psychiatrische expertise van [psychiater] van 19 februari 2022 bij haar heroverweging betrokken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op 17 oktober 2022 gerapporteerd geen aanleiding te zien om van de primaire beoordeling af te wijken.
1.8.
Bij besluit van 18 oktober 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.9.
Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.10.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 20 februari 2023. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook eisers moeder en [A] waren bij de zitting aanwezig. De gemachtigde van verweerder heeft online via MS Teams deelgenomen aan de zitting.

Overwegingen

Zorgvuldigheid
2. Eiser heeft aangevoerd dat het Uwv de zaak onvoldoende heeft onderzocht. Eiser is beoordeeld door niet-verzekeringsarts [primaire arts] die eiser niet heeft gezien of gesproken. Dat verzekeringsarts [verzekeringsarts] de sociaal-medische beoordeling van [primaire arts] heeft getoetst en akkoord heeft bevonden is volgens eiser onvoldoende voor een zorgvuldig onderzoek. Eiser wijst daarbij op een WOB-verzoek van [A] inzake de toetsingen van een
niet-verzekeringsarts door een verzekeringsarts. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet zorgvuldig is, omdat zij naar aanleiding van het in bezwaar overgelegde rapport van psychiater [psychiater] hetzij vragen had moeten stellen aan psychiater [psychiater] hetzij het oordeel van psychiater [psychiater] over had moeten nemen.
3. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht en legt dat hierna uit.
4. Ten eerste merkt de rechtbank op dat het enkele feit dat het primaire onderzoek heeft plaatsgevonden door een niet-verzekeringsarts, niet maakt dat het onderzoek niet zorgvuldig is verricht. In beroep gaat het namelijk om het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Daarnaast is het zo dat eiser in bezwaar tijdens de hoorzitting feitelijk contact heeft gehad met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Hiermee is voldaan aan de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] dat – kort gezegd – de zorgvuldigheid van de besluitvorming in bezwaar met zich meebrengt dat in de situatie waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat eiser in de fase van bezwaar door een verzekeringsarts bezwaar en beroep tijdens een spreekuurcontact wordt onderzocht en er dus feitelijk sprake is van een contact met deze verzekeringsarts. Daarnaast heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts bezwaar en beroep 2] het dossier onderzocht, de informatie van de behandelend sector en de door eiser ingebrachte rapporten van [verzekeringsarts bezwaar en beroep 1] en [psychiater] bij de beoordeling meegewogen.
5. De rechtbank volgt eiser verder niet in zijn standpunt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep nadere vragen aan [psychiater] had moeten stellen, omdat zij de conclusies van psychiater [psychiater] niet geheel heeft overgenomen,. De wet of de jurisprudentie eisen dit niet. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep psychiater [psychiater] niet nader heeft bevraagd, maakt niet dat het onderzoek onzorgvuldig is verricht. Zij heeft namelijk gemotiveerd aangegeven waarom zij de bevindingen van psychiater [psychiater] niet leiden tot een wijziging van haar standpunt.
Omvang van het geschil
6. Uit vaste rechtspraak van de CRvB [2] volgt dat een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere afwijzing van die uitkering naar zijn strekking moet worden beoordeeld. Eiser kan met de Wajong-aanvraag:
  • beogen dat wordt teruggekomen op het eerdere besluit van 5 september 2013;
  • beogen een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid, of
  • verzoeken om herziening voor de toekomst.
7. Eiser heeft op de zitting toegelicht dat hij met de Wajong-aanvraag heeft beoogd dat wordt teruggekomen op het besluit van 5 september 2013, waarbij het Uwv de
Wajong-aanvraag van eiser heeft afgewezen. Hij heeft niet bedoeld een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid of een verzoek te doen om herziening voor de toekomst. Het Uwv heeft de aanvraag van eiser ook zodanig opgevat. De rechtbank zal zich in deze zaak daarom toespitsen op de vraag of het Uwv terecht niet is teruggekomen op de afwijzing van de Wajong-aanvraag.
Verzoek om voor het verleden terug te komen van het eerdere besluit
8. Artikel 4:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), bepaalt dat indien na een geheel of gedeeltelijke afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, de aanvrager is gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
9. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Nieuw gebleken feiten zijn ook bewijsstukken van al eerder gestelde feiten of veranderde omstandigheden, als deze bewijsstukken niet eerder konden worden overgelegd.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts bezwaar en beroep 2] heeft in het rapport van
17 oktober 2022 geconcludeerd dat er geen reden is om aan te nemen dat er sprake is van nieuwe medische feiten of omstandigheden. Sinds het 18e levensjaar is sprake van dezelfde beperkingen die al zijn erkend bij de beoordeling in 2013. In de psychiatrische expertise van [psychiater] is gesteld dat sprake is van een autismespectrumstoornis niveau 2 tot 3, ADD, persisterende depressieve stoornis/dysthymie, klachten passend bij een sociale angststoornis/sociale fobie en een ongespecificeerde voedings- en eetstoornis. Hoewel dit andere diagnoses zijn dan eerder zijn gesteld, is er sprake van dezelfde klachten en beperkingen. Dit wordt ook bevestigd door de moeder tijdens de hoorzitting en is terug te lezen in de rapportages uit 2013. Volgens verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts bezwaar en beroep 2] is er geen wezenlijk andere diagnose gesteld die andere inzichten geeft in de medische situatie van eiser. Eerder was immers gesteld dat er sprake is van PDD-NOS, een autismespectrumstoornis (ASS) die een ontwikkelingsstoornis is, en nu wordt gesproken over ASS en attention Deficit Disorder (ADD), beiden ook ontwikkelingsstoornissen.
11. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd dat hoewel de stemmingsklachten nu iets meer aanwezig zijn dan in 2013, toen ook al werd gesproken over somberheid. Verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts bezwaar en beroep 3] heeft op 9 januari 2014 gerapporteerd dat er sprake was van een dysthyme stoornis en dat een vitale depressie op termijn niet was uitgesloten. Deze neergaande spiraal moest doorbroken worden om te beginnen met activering en mobilisering, hierbij begeleid door een psychotherapeut, aldus [verzekeringsarts bezwaar en beroep 3] . Verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts bezwaar en beroep 2] heeft ten aanzien van het rapport van psychiater [psychiater] opgemerkt dat gesproken wordt over een matig ernstige tot ernstige autismespectrumstoornis. [verzekeringsarts bezwaar en beroep 2] heeft zich hierbij afgevraagd hoe de psychiater op dit moment een goede inschatting van de ernst van de ASS heeft kunnen maken, omdat er sprake is van het gelijktijdig voorkomen van verschillende stoornissen die ook symptomen overeenkomend met ASS kunnen vertonen.
12. Volgens verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts bezwaar en beroep 2] zijn de geclaimde beperkingen ongewijzigd ten opzichte van de vorige beoordeling. Er is geen sprake van nieuwe feiten en omstandigheden bij latere medische diagnoses voor reeds erkende klachten, hetgeen hier het geval is. Tevens is er, gezien er sprake is geweest van een relatief stabiele gezondheidssituatie, ook te stellen dat er nimmer verlies van arbeidsvermogen is geweest sinds 2013.
13. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee inzichtelijk heeft gemotiveerd dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden op grond waarvan het Uwv op de afwijzing van de Wajong-aanvraag had moeten teruggekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd waarom zij psychiater [psychiater] niet geheel in haar standpunten heeft gevolgd. Het is vaste rechtspraak van de CRvB [3] dat niet de diagnose bepalend is voor de vraag of eiser al dan niet arbeidsongeschikt is, maar diens beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek per de datum in geding. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen in haar conclusie dat hoewel [psychiater] andere diagnoses heeft gesteld dan de diagnoses die eerder zijn gesteld, sprake is van dezelfde klachten en beperkingen. Eiser heeft niet nader geconcretiseerd wat de klachten en beperkingen als gevolg van de andere diagnoses zijn waardoor zijn belastbaarheid minder zou moeten worden geacht.
14. Eiser is het niet eens met de opmerking van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat de expertiserapporten als sturend, in plaats van onafhankelijk, kunnen worden aangemerkt. Dit maakt echter niet dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarmee het medisch onderzoek inhoudelijk niet juist heeft uitgevoerd of onvoldoende heeft gemotiveerd. Bovendien heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep uitgelegd waarom zij de vragen sturend vindt. [verzekeringsarts bezwaar en beroep 1] heeft de expertise bij [psychiater] aangevraagd en daarbij vragen gesteld die gericht zijn op het herstel in plaats van op de verbetering van de belastbaarheid. Verder heeft [verzekeringsarts bezwaar en beroep 1] in zijn expertise belangrijke aspecten ten aanzien van de prognose niet in zijn overweging opgenomen.
Verzoek tot benoeming van een onafhankelijke deskundige
15. Eiser heeft de rechtbank verzocht om een onafhankelijke deskundige in te schakelen. Zoals hiervoor is overwogen, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig is geweest. Ook ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiser belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt dat er sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Die ruimte heeft eiser ook benut door inzending van de rapporten van [verzekeringsarts bezwaar en beroep 1] en [psychiater] . Tot slot twijfelt de rechtbank ook niet aan de juistheid van de medische beoordeling, zodat ook daarin geen reden bestaat voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige. De rechtbank wijst het verzoek van eiser daarom af.

Conclusie en gevolgen

16. Gelet op al het voorgaande heeft het Uwv zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen nieuw gebleken of veranderde omstandigheden zijn op grond waarvan op het besluit van 5 september 2013 moet worden teruggekomen. Dit betekent dat eiser niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering.
17. Het beroep ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491.
2.Zie de uitspraak van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1.
3.Zie bijv. de uitspraak van de CRvB van 28 juli 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2739.