ECLI:NL:RBMNE:2023:2285

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
17 mei 2023
Zaaknummer
21/4885
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de urenbeperking voor ziekengeld op basis van de Ziektewet na herstel van gebreken door het Uwv

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V. uit Utrecht, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de rechtmatigheid van een urenbeperking voor ziekengeld op basis van de Ziektewet (ZW). Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv, waarin was bepaald dat de ex-werknemer per 29 juli 2021 geen recht had op ziekengeld. Na een tussenuitspraak van de rechtbank op 9 december 2022, waarin het Uwv werd opgedragen om gebreken in de motivering van het bestreden besluit te herstellen, heeft het Uwv aanvullende informatie verstrekt. De rechtbank heeft in deze einduitspraak geoordeeld dat het Uwv in zijn reactie op de tussenuitspraak voldoende heeft gemotiveerd waarom er sprake is van een urenbeperking voor de ex-werknemer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ex-werknemer, gezien zijn medische situatie, recht heeft op voortzetting van het ziekengeld en dat de urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week gerechtvaardigd is. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten, en het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4885

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.J.M. de Wit),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: mr. D. Spiering-Kalay).

Procesverloop

1. Met het besluit van 28 juni 2021 heeft het Uwv bepaald dat de ex-werknemer per 29 juli 2021 geen recht heeft op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1.
Met het besluit van 6 oktober 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar
van ex-werknemer gegrond verklaard. Het Uwv heeft daarbij beslist dat de ex-werknemer per 29 juli 2021 recht heeft op voortzetting van het ziekengeld.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een
verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting. De gemachtigde van het Uwv is, zonder berichtgeving van verhindering, niet verschenen.
1.4.
In de tussenuitspraak van 9 december 2022 [1] (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het Uwv in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
1.5.
Het Uwv heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend. Eiseres heeft hierop niet gereageerd.
1.6.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Geheimhouding
2. De rechtbank overweegt allereerst dat zij, nu de ex-werknemer geen toestemming heeft gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan eiseres te verstrekken, de motivering van haar oordeel voor zover nodig zal beperken teneinde te voorkomen dat deze gegevens alsnog openbaar worden. [2]
Tussenuitspraak
3. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
4. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, geconcludeerd dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er bij de ex-werknemer sprake is van een urenbeperking. . Het Uwv kan dit gebrek herstellen door alsnog deugdelijk te motiveren en inzichtelijk te maken waarom er op basis van energetische gronden aanleiding is tot het aannemen van een urenbeperking van de ex-werknemer per 29 juli 2021. De rechtbank heeft het Uwv in de tussenuitspraak in de gelegenheid gesteld om dit gebrek te herstellen.
Beoordeling
Urenbeperking
5. Voor de uitvoering van de tussenuitspraak heeft het Uwv het dossier voorgelegd aan een andere verzekeringsarts bezwaar en beroep die op 22 december 2022 een nader rapport heeft uitgebracht. Hierin heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd dat ten tijde van het spreekuurcontact met de primaire verzekeringsarts op 8 juni 2021 de ex-werknemer behandelafspraken bij zowel de psycholoog als psychiater had. Ook werd de ex-werknemer toen behandeld met 60 mg paroxetine dat de maximale dosering is. Voor dit medicijn geldt een aanbevolen dosering van 20 mg. Bij onvoldoende effect wordt de dosering verhoogd met stappen van 10 mg. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan alleen al uit de ingestelde behandeling worden afgeleid dat er sprake is van een forse depressie. Verder licht de verzekeringsarts bezwaar en beroep toe dat op dat moment werd overwogen om over te gaan op andere medicatie, omdat geen verbetering met paroxetine werd gezien. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de primaire verzekeringsarts de depressie onderschat doordat vooral de prikkelbaarheid en boosheid op de voorgrond stonden die echter in de context van de overige gegevens al onderdeel waren van een geagiteerde depressie.
5.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat in de bezwaarprocedure bij de ex-werknemer duidelijke depressieve symptomen bleven bestaan ondanks de instelling op een ander medicament. Daarom is de behandelfrequentie verdubbeld naar iedere twee weken een afspraak bij zowel psycholoog als psychiater. Normaliter verdwijnt de psychiater meer naar de achtergrond als een stabiele instelling op medicatie is bereikt, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Op het spreekuur in bezwaar werd het herhalen van een dagverhaal als weinig toegevoegde waarde gezien, omdat onder meer de ex-werknemer niet meer kan herinneren hoe dat op de datum in geding, 29 juli 2021, eruit zag.
5.2.
Verder licht de verzekeringsarts bezwaar en beroep toe dat de ex-werknemer door de ernstige depressie slecht, en soms geheel niet, sliep. De gezinsleden hielden hierbij de wacht. Ook omdat de ex-werknemer over suïcide sprak. In een dergelijk geval bestaat er zowel energetisch als preventief een indicatie voor een tijdelijke urenbeperking tot 4 uur per dag, in totaal 20 uur per week. Als een adequate instelling op antidepressiva wordt bereikt, kan er een urenopbouw plaatsvinden. Deze tijdelijke urenbeperking heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de Functionele mogelijkhedenlijst van 22 december 2022 opgenomen.
6. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv het gebrek heeft hersteld. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen in de motivering dat er aanleiding is voor een urenbeperking in verband met de verminderde beschikbaarheid van de ex-werknemer. De rechtbank legt dit hierna uit.
6.1.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank aangegeven dat belangrijke meetinstrumenten om een urenbeperking aan te nemen conform de Standaard Duurbelasting in Arbeid en de onderlinge samenhang daarvan als onderbouwing van het bestreden besluit ontbrak. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft naar het oordeel van de rechtbank in zijn rapport van 22 december 2022 voldoende en inzichtelijk gemotiveerd waarom het herhalen van het dagverhaal van de ex-werknemer geen meerwaarde had. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de onderlinge samenhang tussen de ernst van de depressie, de dosering van de medicatie en de behandelfrequentie bij de psycholoog en de psychiater toegelicht. In zoverre is op dat punt voldaan aan de opdracht uit de tussenuitspraak. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een voldoende onderbouwde reactie gegeven waarom een urenbeperking van 4 uur per dag en in totaal 20 uur per week in de situatie van de ex-werknemer gepast is. Daarmee is ook aan die opdracht uit de tussenuitspraak voldaan. De motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep bevat geen tegenstrijdigheden en is voldoende begrijpelijk.
6.2.
Gelet op voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De ex-werknemer moet op 29 juli 2021 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor hem vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 22 december 2022.
Arbeidsdeskundige beoordeling
7. De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in de rapportage van 24 januari 2023 voldoende heeft uitgelegd waarom de eerder geduide functies de belastbaarheid van de ex-werknemer overschrijden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van de FML van 22 december 2022 beoordeeld en toegelicht waarom de mate van arbeidsgeschiktheid niet meer dan 65% kan bedragen en dat daarom raadpleging van het CBBS dan ook geen toegevoegde waarde heeft. Deze toelichting is voor de rechtbank begrijpelijk.

Conclusie en gevolgen

8. Het Uwv heeft terecht besloten dat de ex-werknemer per 29 juli 2021 recht heeft op voortzetting van het ziekengeld.
9. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het Uwv in zijn reactie op de tussenuitspraak heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het Uwv aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Ook krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Het Uwv moet die vergoeding betalen. De vergoeding voor deze kosten wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend.
Kosten voor rechtsbijstand
11. De rechtbank stelt deze kosten vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
Kosten voor deskundige
12. Eiseres verzoekt de rechtbank om vergoeding van de kosten van inschakeling van haar medisch adviseur voor een bedrag van € 544,76 (4 uur x € 136,19). De kosten van een deskundige komen voor vergoeding in aanmerking als het inroepen van die deskundige redelijk was en de deskundigenkosten zelf redelijk zijn. Bij de beoordeling hiervan kan in het algemeen als maatstaf worden gehanteerd of degene die deze deskundige heeft ingeroepen, gezien de feiten en omstandigheden zoals die bestonden ten tijde van de inroeping, ervan mocht uitgaan dat de deskundige een relevante bijdrage zou leveren aan een voor haar gunstige beantwoording door de rechter van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag. Aan dit criterium is naar het oordeel van de rechtbank voldaan.
12.1.
De rechtbank stelt de te vergoeden kosten van de deskundige vast aan de hand van artikel 1, aanhef en onder b, en artikel 2, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Bpb, gelezen in verband met artikel 8:36, tweede lid, van de Awb, en met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de Wet tarieven in strafzaken en het Besluit tarieven in strafzaken 2003. In het Besluit tarieven in strafzaken 2003 is het uurtarief voor 2022 gemaximeerd op € 136,19. De rechtbank stelt de kosten voor de deskundige vast op € 544,76 (4 x € 136,19). Inclusief 21% btw is dit € 659,16.
Totale vergoeding proceskosten
13. De rechtbank stelt het totaal aan proceskosten vast op € 1.496,16.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.496,16.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2023.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd om de uitspraak te tekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Artikel 8:32 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).