ECLI:NL:RBMNE:2022:6451

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2022
Publicatiedatum
16 mei 2023
Zaaknummer
21/4885
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake voortzetting ziekengeld op grond van de Ziektewet met betrekking tot ex-werknemer

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen de voortzetting van het ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) aan haar ex-werknemer beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. C.J.M. de Wit, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv, dat de ex-werknemer per 29 juli 2021 recht heeft op voortzetting van het ziekengeld. De rechtbank heeft op 3 november 2022 de zaak behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren afwezig, terwijl de gemachtigde van het Uwv ook niet verscheen.

De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en geeft het Uwv de gelegenheid om dit gebrek te herstellen. De rechtbank kan de medische omstandigheden niet expliciet bespreken, omdat de ex-werknemer geen toestemming heeft gegeven om medische gegevens te delen. De rechtbank concludeert dat het Uwv de hoorplicht heeft geschonden door eiseres niet in de bezwaarprocedure te betrekken, maar dat eiseres in de beroepsfase haar standpunten voldoende heeft kunnen toelichten.

De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er een urenbeperking voor de ex-werknemer is aangenomen. De rechtbank wijst op het ontbreken van relevante medische informatie en concludeert dat het bestreden besluit in strijd is met de artikelen 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank geeft het Uwv de gelegenheid om binnen zes weken het gebrek in het besluit te herstellen, en houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4885 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. C.J.M. de Wit),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: mr. D. Spiering-Kalay).

Inleiding

1. In deze tussenuitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de voortzetting van het ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW) aan haar ex-werknemer.
1.1.
Met het besluit van 28 juni 2021 heeft het Uwv bepaald dat de ex-werknemer per 29 juli 2021 geen recht heeft op ziekengeld.
1.2.
Met het besluit van 6 oktober 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van ex-werknemer gegrond verklaard. Het Uwv heeft daarbij beslist dat de ex-werknemer per 29 juli 2021 recht heeft op voortzetting van het ziekengeld.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2022 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting. De gemachtigde van het Uwv is, zonder berichtgeving van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de toekenning van het ziekengeld per datum in geding aan de ex-werknemer van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd.
3. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en geeft het Uwv de gelegenheid dit gebrek in het besluit te herstellen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Geheimhouding
4. De rechtbank stelt voorop dat zij de medische omstandigheden van de zaak niet expliciet kan bespreken nu de ex-werknemer geen toestemming heeft gegeven om de medische gegevens door te zenden aan eiseres. [1]
Feiten
5. De ex-werknemer is op 8 juni 2020 uitgevallen voor zijn werk als kok voor 38 uur per week en is ziek uit dienst gegaan. Eiseres is eigenrisicodrager voor de ZW. Na een eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) heeft het Uwv het ziekengeld van de ex-werknemer per 29 juli 2021 beëindigd omdat de ex-werknemer meer dan 65% van zijn maatmanloon kan verdienen. De ex-werknemer heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
5.1.
Het Uwv heeft het bezwaar van de ex-werknemer gegrond verklaard. Onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het Uwv aangegeven dat de ex-werknemer arbeidsongeschikt is in de zin van de ZW. De ex-werknemer heeft volgens het Uwv daarom per 29 juli 2021 recht op voortzetting van zijn ziekengeld.
Schending hoorplicht
6. Eiseres voert aan dat het Uwv haar ten onrechte niet in de bezwaarprocedure heeft betrokken. Zij heeft in bezwaar dan ook niet op de stukken kunnen reageren.
6.1.
De rechtbank vat de beroepsgrond van eiseres aldus op dat het Uwv ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel schrijft voor dat een bestuursorgaan, voordat het op het bezwaar beslist, de belanghebbende in de gelegenheid stelt te worden gehoord. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv op grond van dit artikel niet van het horen van eiseres kon afzien. Omdat eiseres in de beroepsfase haar standpunten voldoende heeft kunnen toelichten en door deze gang van zaken niet is benadeeld, ziet de rechtbank aanleiding om het geconstateerde gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren.
Beoordelingskader
7. Als een belanghebbende werkgever de (mate van) arbeidsongeschiktheid van een (ex)werknemer betwist, brengt de aard van de betrokken belangen mee dat het Uwv het besluit ten aanzien van die arbeidsongeschiktheid zorgvuldig, goed onderbouwd en inzichtelijk motiveert. [2] Zoals eerder door de rechter is geoordeeld, is er geen aanleiding een ZW-geschil zoals hier aan de orde anders te beoordelen. [3]
Medisch onderzoek
8. Eiseres voert aan dat er ten onrechte een urenbeperking is aangenomen voor de ex-werknemer en verwijst naar het door haar in beroep overgelegde deskundigenrapport van medisch adviseur [medisch adviseur] van 18 juli 2022. De redenering op basis waarvan de verzekeringsarts bezwaar en beroep tot de conclusie komt dat er aanleiding is om een urenbeperking voor de ex-werknemer aan te nemen, vindt eiseres niet begrijpelijk.
Onder meer ontbreekt in bezwaar een Functionele mogelijkhedenlijst (FML), net als een aanvullend rapport van de arbeidsdeskundige in bezwaar, en is er geen informatie bij de behandelaren opgevraagd. De bevindingen van de primaire verzekeringsarts geven geen onderbouwing voor een urenbeperking en conform de Standaard duurbelasting in Arbeid laat de verminderde energetische belastbaarheid niet meteen vertalen in een urenbeperking.
8.1.
De rechtbank is het eens met eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep, [verzekeringsarts] , in de rapporten van 5 oktober 2021 en 4 augustus 2022 onvoldoende gemotiveerd en inzichtelijk gemaakt dat er op basis van energetische gronden aanleiding is voor een urenbeperking per 29 juli 2021. Onduidelijk is op grond van welke feitelijke medische informatie die van toepassing is op 29 juli 2021 de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn conclusies heeft gebaseerd. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
8.1.1.
In de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid zijn onderzoekselementen genoemd waaraan een verzekeringsarts argumenten kan ontlenen voor het vaststellen van de duurbelastbaarheid en is opgesomd welke aspecten hierbij van belang kunnen zijn. Hieruit volgt niet dat een verzekeringsarts gehouden is om al deze aspecten expliciet aan de orde te stellen. De belangrijkste meetinstrumenten voor de beoordeling van de toegenomen recuperatie noodzaak zijn: het dagverhaal, de inhoud en stand van zaken van de medische gegevens en de perceptie en kennis van het eigen onvermogen van betrokkene. Daarnaast moet de verzekeringsarts inhoudelijk beschrijven welke elementen uit zijn onderzoek in samenhang met elkaar, leiden tot welke mate duurbelasting per dag. De rechtbank is van oordeel dat uit de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet blijkt dat de werkwijze uit de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid voldoende is gevolgd, omdat een aantal meetinstrumenten zoals dagverhaal, inhoud en stand van medische informatie op 29 juli 2021 in de rapportages missen. Daarnaast is onvoldoende beschreven welke onderdelen in samenhang met elkaar leiden tot een dusdanige urenbeperking waardoor de ex-werknemer recht heeft op voortzetting van zijn ziekengeld.
8.1.2.
Ook mist de rechtbank een inhoudelijk medische onderbouwing waarom er op 29 juli 2021 een urenbeperking wordt aangenomen. De rechtbank wijst onder andere op zinsneden in het rapport van 5 oktober 2021: ‘
Wel is er … een urenbeperking op basis van verminderde recuperatie door ….. gerechtvaardigd conform de standaard Duurbelasting in arbeid. Dit zal dan resulteren in voorzetting van de ziektewetuitkering’en in het rapport van 4 augustus 2022:
‘De urenrestrictie is zodanig dat deze evident resulteert in voortzetting ziektewet. ….waarbij zelfs geen benutbare mogelijkheden is overwogen’.Niet alleen oogt dit tegenstrijdig, maar ook feitelijke (medische) informatie om een urenbeperking aan te nemen ontbreekt. Zo staan in beide rapporten geen dagverhaal en informatie van de behandelaars van de ex-werknemer die betrekking hebben op 29 juli 2021. Dat de ex-werknemer nadien volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is geworden, speelt in dit geschil immers geen rol. Daarbij gaat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ook ten onrechte voorbij aan de conclusie van de primaire verzekeringsarts die geen urenbeperking heeft aangenomen. Uit de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt niet dat hierover met de primaire verzekeringsarts contact is geweest en dat uitleg wordt gegeven waarom hij van de bevindingen van de primaire verzekeringsarts afwijkt. In het rapport van de primaire verzekeringsarts van 8 juni 2021 beschrijft zij dat de ex-werknemer geen aandoening heeft die gepaard gaat met sterk energieverlies. De primaire verzekeringsarts heeft het dagverhaal van de ex-werknemer uitgevraagd en hem dichtbij de datum in geding, 29 juli 2021, gezien. Ook zijn er volgens haar geen redenen omwille van preventie of beschikbaarheid. De rechtbank vindt de bevindingen van deze verzekeringsarts inzichtelijk en kan de daaruit volgende conclusies volgen. Verder is van belang dat als er een urenbeperking wordt aangenomen de duurbelasting wordt beoordeeld in stappen van twee uur per dag. [4] Ook dit is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapporten niet inzichtelijk gemaakt. Zonder nader onderzoek en/of nadere motivering kan de rechtbank de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet volgen hoe hij tot zijn conclusies is gekomen. In zoverre is er sprake van een motiveringsgebrek.

Conclusie en gevolgen

9. Zoals uit 8.1. en verder volgt is het bestreden besluit genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank kan het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. [5] De rechtbank doet dan een tussenuitspraak. [6] De rechtbank ziet aanleiding om het Uwv in de gelegenheid te stellen om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak dit gebrek in het bestreden besluit te (laten) herstellen. [7] Dat herstellen kan uitsluitend met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit.
9.1.
Het Uwv moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om onnodige vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het Uwv gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen twee weken te reageren op de herstelpoging van het Uwv. In beginsel, ook in de situatie dat het Uwv de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
9.2.
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. [8]
9.3.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het Uwv op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het Uwv in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Artikel 8:32 van de Awb.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 januari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:258.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van Centrale Raad van Beroep van 24 juni 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1415.
4.Zie pag. 22 van de Standaard Duurbelasting in Arbeid.
5.Artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb maakt dat mogelijk.
6.Dat volgt uit artikel 8:80a van de Awb.
7.De rechtbank doet dit met toepassing van artikel 8:51a in samenhang met artikel 8:80a van de Awb.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2877.