ECLI:NL:RBMNE:2023:2413

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
23/916
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-uitkering na herhaalde aanvraag en beoordeling arbeidsvermogen

In deze zaak heeft eiseres, geboren in 1998, een herhaalde aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend bij het UWV. Eiseres had eerder, op 20 december 2016, een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat zij het wettelijk minimumloon kon verdienen. Na een eerdere goedkeuring in 2020, heeft zij op 1 maart 2022 opnieuw een aanvraag ingediend, die door het UWV op 7 juli 2022 werd afgewezen. Het UWV stelde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor de Wajong-uitkering, omdat er geen nieuwe medische feiten of omstandigheden waren die een andere beoordeling rechtvaardigden. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak op 9 mei 2023 behandeld. Eiseres en haar gemachtigde waren aanwezig, terwijl de gemachtigde van het UWV via een beeldverbinding deelnam. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor een Wajong-uitkering. De rechtbank oordeelt dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die de eerdere afwijzing van 2017 zouden ondermijnen. Eiseres heeft niet aangetoond dat haar arbeidsvermogen is toegenomen of dat zij niet in staat is om een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie.

De rechtbank wijst het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige te benoemen af, omdat er geen twijfel bestaat over de medische beoordeling. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/916

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. van Deuzen),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: mr. E.F. de Roy van Zuydewijn).

Inleiding

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1998 en is op [geboortedatum] 2016 achttien jaar geworden. Op 20 december 2016 heeft eiseres een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend bij het Uwv. Met een besluit van 17 februari 2017 heeft het Uwv aan eiseres geweigerd een Indicatie banenafspraak toe te kennen, omdat zij het wettelijk minimumloon kan verdienen.
1.1.
Op 23 juli 2020 heeft eiseres wederom een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend bij het Uwv. Met een besluit van 11 september 2020 heeft het Uwv op grond van deze aanvraag aan eiseres een Indicatie banenafspraak toegekend. Volgens het Uwv kan eiseres doordat zij maximaal 24 uur per week kan werken niet het wettelijk minimumloon verdienen. Eiseres is opgenomen in het doelgroepenregister, zodat zij meer kans maakt op werk.
1.2.
Dit beroep gaat over de aanvraag beoordeling arbeidsvermogen van 1 maart 2022 van eiseres, waarbij zij verzoekt om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
1.3.
Met het besluit van 7 juli 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv laten weten dat zij niet in aanmerking komt voor een Wajong-uitkering, omdat zij niet aan de daarvoor geldende voorwaarden voldoet.
1.4.
Met het besluit van 16 januari 2023 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat er geen nieuwe medische feiten of omstandigheden zijn, vergeleken met de informatie waarover het Uwv bij de aanvraag van eiseres in 2017 beschikte. Ook is er volgens het Uwv geen sprake van een toename van de arbeidsongeschiktheid binnen vijf jaar na [geboortedatum] 2016.
1.5.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.6.
De rechtbank heeft het beroep op 9 mei 2023 op een hybride zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn verschenen. De gemachtigde van het Uwv heeft via een beeldverbinding deelgenomen aan de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de (herhaalde) aanvraag van eiseres van 1 maart 2022. Dit doet zij aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Herhaalde aanvraag
4. Uit de uitspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing of intrekking van die uitkering naar zijn strekking moet worden beoordeeld. [1] Met een aanvraag kan worden beoogd dat wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht), kan worden beoogd een beroep te doen op een regeling bij toegenomen arbeidsongeschiktheid (Wet Amber) of kan worden verzocht om herziening voor de toekomst (duuraanspraak).
4.1.
Eiseres beoogt met haar aanvraag dat het Uwv voor het verleden terugkomt van het eerdere besluit van 17 februari 2017. Ook doet eiseres een beroep op de regeling voor toegenomen arbeidsongeschiktheid.
Beoordelingskader
5. Op grond van de Wajong 2015 kan een recht op een Wajong-uitkering ontstaan als een betrokkene op zijn 18e verjaardag of binnen vijf jaar na die dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (geen arbeidsvermogen) heeft. [2]
5.1.
Bij de beoordeling of iemand geen arbeidsvermogen heeft, gelden vier cumulatieve criteria [3] , namelijk:
a. de mogelijkheid om een taak uit te voeren in een arbeidsorganisatie;
b. het beschikken over basale werknemersvaardigheden;
c. ten minste vier uur per dag belastbaar zijn of ten minste twee uur per dag het wettelijk minimumuurloon verdienen; en
d. ten minste een uur aaneengesloten werken zonder een wezenlijke onderbreking van het productieproces.
Voor het recht op een Wajong-uitkering moet het Uwv dus beoordelen of (ten minste) een van de vier hierboven genoemde situaties zich voordoet. Is dat zo, dan ontbreekt het arbeidsvermogen.
Herziening voor het verleden
6. Eiseres voert aan dat er nieuwe feiten en omstandigheden zijn. Zij heeft in het verleden geen arbeidsvermogen gehad als gevolg van fibromyalgie en psychische klachten. De diagnose fibromyalgie is pas in 2019 gediagnosticeerd.
6.1.
Het Uwv stelt zich op het standpunt dat de eerdere beoordeling uit 2017 juist was en dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden.
6.1.1.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt in zijn rapport van 9 januari 2023 de primaire verzekeringsarts die aangeeft dat bij eiseres in 2017 fysieke en psychische beperkingen zijn vastgesteld. Die beperkingen zijn bij een spreekuurcontact in kaart gebracht, waarbij een lichamelijk en psychisch onderzoek is verricht. In 2017 zijn spierpijnen, mogelijk door een psychogeen component, vastgesteld. Ook is in 2017 sprake van dysthymie en een symptoomstoornis bij een vermijdende coping en identiteitsproblemen. Dat er na deze beoordeling nieuwe diagnoses zijn vastgesteld, betekent niet dat er sprake is van nieuwe medische feiten of omstandigheden die toen nog niet bekend waren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep merkt op dat de verzekeringsartsen al zijn uitgegaan van klachten die al aanwezig waren tijdens de beoordeling in 2017. Zij kon in staat worden geacht een passende activiteit een uur aaneengesloten en vier uur op een dag te verrichten.
6.1.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is het eens met de conclusie van de primaire arbeidsdeskundige dat eiseres een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie en over basale werknemersvaardigheden beschikt. Die arbeidsdeskundige vindt dat eiseres op haar 18e hierover beschikte omdat zij de taak ‘invoeren van gegevens’ kan uitvoeren. Het verrichten van deze taak valt binnen de door de verzekeringsartsen gestelde beperkingen. Ook heeft eiseres in die periode een MBO2 diploma behaald waaruit blijkt dat zij over voldoende intelligentie beschikt om opdrachten te begrijpen, te onthouden en uit te voeren.
6.2.
Uit vaste rechtspraak volgt dat de bestuursrechter in een geval als dit aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden moet toetsen of het Uwv zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. [4] Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de bestuursrechter niettemin aan de hand van de beroepsgronden tot het oordeel komen dat het bestreden besluit evident onredelijk is.
6.3.
Nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden zijn feiten of omstandigheden die zich ná het eerdere besluit hebben voorgedaan. Het kan ook gaan om feiten of omstandigheden die zich wel vóór het eerdere besluit hebben voorgedaan, maar die niet vóór dat besluit naar voren konden worden gebracht. Een medisch rapport is op zich niet aan te merken als een nieuw feit maar uit een medisch rapport kan de aanwezigheid van een nieuw feit blijken. Eiseres moet dus aan de hand van nieuwe feiten of omstandigheden laten zien dat zij op in 2017 al meer beperkt was dan werd aangenomen.
6.4.
De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsartsen volgen. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen.
Daarbij is van belang dat in 2017 al werd uitgegaan van het bestaan van klachten, passend bij fibromyalgie, waarvoor beperkingen zijn aangenomen. Ook is toen al uitgegaan van psychische beperkingen. Het stellen van een diagnose over bestaande klachten is volgens vaste rechtspraak [5] niet een nieuw feit. In dat verband is van belang dat de verzekeringsartsen ten tijde van het besluit van 17 februari 2017 er al van op de hoogte waren dat bij eiseres sprake was lichamelijke klachten die passend zijn bij fibromyalgie.
6.5.
De rechtbank kan ook de motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen dat eiseres over basale werknemersvaardigheden beschikt. Basale werknemersvaardigheden zijn vaardigheden waarover iemand altijd moet beschikken om als werknemer in een arbeidsorganisatie te kunnen functioneren. Het gaat om vaardigheden die een arbeidsorganisatie van de werknemer eist, los van het type arbeid en los van het type organisatie. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd dat eiseres gelet op haar beperkingen, hiertoe in staat was op haar 18e. Eiseres heeft niet onderbouwd waarom dit standpunt van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onjuist is.
6.6.
De rechtbank vindt dat het Uwv heeft mogen weigeren om terug te komen van het eerdere besluit. In wat eiseres aanvoert, wordt geen aanleiding gezien voor het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk is. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen leidt de rechtbank af dat de klachten van eiseres, die uit de overgelegde stukken naar voren komen, zijn betrokken in de besluitvorming over het eerdere besluit. De beroepsgrond slaagt niet.
Toegenomen arbeidsongeschiktheid
7. Eiseres voert aan dat haar medische klachten en/of beperkingen onjuist zijn vastgesteld. De verzekeringsartsen hebben haar uit fibromyalgie voortvloeiende klachten onderschat en verwijst hiervoor naar de STECR-richtlijn Fibromyalgie. Ook zijn de klachten van eiseres separaat beoordeeld in plaats van in onderlinge samenhang.
7.1.
Het Uwv stelt zich op het standpunt dat eiseres op basis van de medische informatie tot [geboortedatum] 2021 wel toegenomen fysieke en psychische beperkingen heeft. Ondanks deze toegenomen beperkingen is eiseres nog altijd tenminste 4 uur per dag belastbaar en gedurende tenminste één uur aaneengesloten in staat te werken. Ook heeft eiseres basale werknemersvaardigheden en is zij in staat om een taak uit te voeren.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de verzekeringsartsen inzichtelijk gemotiveerd uiteengezet dat eiseres niet voldoet aan de criteria van de Wajong. Weliswaar heeft zij tot [geboortedatum] 2021 een toename van beperkingen, maar deze zijn niet dusdanig dat zij geen uur aaneengesloten en vier uur op een dag een passende activiteit kan verrichten. De STECR-richtlijn waar eiseres een beroep op doet betreft een algemene richtlijn, die is gericht tot bedrijfsartsen of andere personen die beroepsmatig betrokken kunnen zijn bij de arbeidsparticipatie of re-integratie van (voormalige) werknemers met fibromyalgieklachten. De richtlijn bevat algemene informatie, die niet bepalend is voor de vaststelling van de specifieke beperkingen die voor eiseres gelden. [6] De verzekeringsartsen zijn dan ook niet gehouden om op alle beoordelingspunten die in de STECR-richtlijn genoemd worden beperkingen voor eiseres aan te nemen. Verder heeft het Uwv op de zitting toegelicht dat bij de beoordeling van het arbeidsvermogen juist meer gekeken wordt naar de samenhang van klachten en of eiseres dan voldoet aan de criteria van de Wajong. De samenhang van het totale beeld wordt door de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige gezamenlijk bepaald. Ook deze motivering kan de rechtbank volgen. Uit de rapportages van de arbeidsdeskundigen blijkt dat dit wel is gebeurd.
7.3.
Eiseres heeft in beroep verder niet met (nieuwe) medische gegevens die concreet betrekking hebben op eiseres aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsartsen een onjuist beeld hadden van haar gezondheidstoestand. Met haar beperkingen had eiseres volgens de arbeidsdeskundigen vanaf haar 18e tot vijf jaar daarna basale werknemersvaardigheden en kon zij een taak uitvoeren. De rechtbank kan het standpunt van de arbeidsdeskundigen volgen. De beroepsgrond slaagt niet.
Verzoek om een deskundige te benoemen
8. Eiseres heeft op de zitting de rechtbank verzocht om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank ziet daarvoor geen aanleiding, omdat zij geen twijfel heeft over de juistheid van de medisch beoordeling. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres af.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat het Uwv terecht heeft geconcludeerd dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een Wajong-uitkering en de aanvraag terecht heeft geweigerd. Deze beslissing blijft dan ook in stand.
10. Bij deze uitkomst is een schadevergoeding niet aan de orde. Het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade wordt dan ook afgewezen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1.
2.Artikel 1a:1 en artikel 1a:2 van de Wajong.
3.Artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
4.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3018.
5.Zie de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 14 november 2007, ECLI:NL:CRVB:BB8509 en van 28 augustus 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2918.
6.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 12 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1833.