ECLI:NL:RBMNE:2023:2426

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
UTR 22/4859
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de verlening van een horecaexploitatievergunning in Amersfoort

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eisers tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Amersfoort om aan derde-partij een horecaexploitatievergunning te verlenen, beoordeeld. De aanvraag voor de vergunning werd oorspronkelijk op 9 april 2021 ingediend, maar werd afgewezen op 18 augustus 2021 vanwege het slechte levensgedrag van de aanvrager. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank op 28 juli 2022, waarin het beroep van de aanvrager gegrond werd verklaard, verleende de burgemeester op 16 september 2022 alsnog de vergunning aan derde-partij.

Eisers, die in de nabijheid van het horecabedrijf wonen, hebben beroep ingesteld tegen deze vergunning, met als belangrijkste argument dat de woon- en leefsituatie in de omgeving nadelig beïnvloed zou worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers belanghebbenden zijn en dat zij gevolgen van enige betekenis kunnen ondervinden van de exploitatie van het horecabedrijf. Tijdens de zitting hebben eisers hun bezorgdheid geuit over geluidsoverlast en andere overlast van het horecabedrijf, maar de rechtbank oordeelt dat er geen concrete feiten zijn gepresenteerd die aantonen dat de vergunning onterecht is verleend.

De rechtbank concludeert dat de burgemeester voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de omwonenden door voorschriften aan de vergunning te verbinden. Deze voorschriften zijn bedoeld om de openbare orde en het woon- en leefklimaat te beschermen. De rechtbank oordeelt dat de vergunning in redelijkheid is verleend en dat het beroep van eisers ongegrond is. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga en is openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4859

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2023 in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] , uit [woonplaats] , eisers

en

de burgemeester van de gemeente Amersfoort, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Maaijen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] , h.o.d.n.
[derde-partij], uit [woonplaats]
(gemachtigde: mr. D. Nas).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van verweerder om aan derde-partij een horecaexploitatievergunning te verlenen.
Op 9 april 2021 heeft de eigenaar van het horecabedrijf een horecaexploitatievergunning aangevraagd. De aanvraag is bij besluit van 18 augustus 2021 afgewezen, omdat de aanvrager niet voldeed aan het vereiste dat hij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag was. In de beslissing op bezwaar van 21 januari 2022 is het primaire besluit gehandhaafd. Deze rechtbank heeft bij uitspraak van 28 juli 2022 het beroep van de aanvrager gegrond verklaard en verweerder opgedragen om een nieuw besluit op bezwaar te nemen. [1]
Bij besluit van 16 september 2022 heeft verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar genomen en aan derde-partij een exploitatievergunning verleend. Eisers hebben tegen dat besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en M. van Veen, de gemachtigde van verweerder en derde-partij als vergunninghouder, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De horecaexploitatievergunning ziet op het uitoefenen van een restaurant, zoals staat beschreven in het ‘Bedrijfsplan [derde-partij] [adres] ’. Volgens het bedrijfsplan serveert het restaurant authentieke Thaise gerechten en heeft het daarnaast een afhaalmogelijkheid en een bezorgdienst. Andere activiteiten dan genoemd in het bedrijfsplan zijn volgens de vergunning niet toegestaan. Verder bevat de vergunning voorschriften en beperkingen die onder andere zien op het voorkomen van verstoring van de openbare orde of de aantasting van het woon- en leefklimaat en die zien op het samenwerken met de politie en toezichthouders.
Belanghebbendheid
2. De rechtbank stelt vast dat eisers belanghebbenden zijn bij het besluit tot het verlenen van de horecaexploitatievergunning. Voor het zijn van belanghebbende moet aannemelijk zijn dat ter plaatse van de woning van de betrokkenen gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden. Het horecabedrijf is gevestigd op het adres [adres] in [woonplaats] . Eisers wonen in de [straat] . Gezien de geringe afstand van de woningen van eisers tot het horecabedrijf is aannemelijk dat eisers gevolgen van enige betekenis kunnen ervaren door de exploitatie daarvan. Het belang van eisers is dan ook rechtstreeks bij het besluit tot verlening van de vergunning betrokken.
Het standpunt van eisers
3. Eisers zijn het niet eens met de verleende horecaexploitatievergunning. Ter zitting hebben eisers zich op het standpunt gesteld dat de beroepsgronden zijn terug te voeren op één grond, namelijk dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed, waardoor verweerder ten onrechte de horecaexploitatievergunning heeft verleend. Gelet op de bouw van het pand is het pand alleen geschikt voor gebruik tijdens zeer summiere openingstijden, zonder versterkte muziek. Er vinden activiteiten plaats die vallen onder een andere categorie dan waarvoor de vergunning is afgegeven, waaronder het organiseren van meerdere (muziek)evenementen in de week. Eisers hebben daar geluidsoverlast van ondervonden, meer dan verwacht mag worden van lichte horeca. Ook heeft het na sluitingstijd verplaatsen van vuilniscontainers voor geluidsoverlast gezorgd. Daarnaast zijn er signalen dat de vergunninghouder niet geschikt is voor het hebben van een horecaexploitatievergunning. De vergunninghouder geeft geen blijk van medewerking en neemt een intimiderende rol aan jegens eisers, waardoor zij genoodzaakt zijn om zich te wenden tot de handhaving.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat eisers geen concrete feiten en omstandigheden naar voren hebben gebracht waardoor op voorhand duidelijk was dat de exploitatie van het horecabedrijf de woon- en leefsituatie in de omgeving op ontoelaatbare wijze nadelig zou beïnvloeden op grond waarvan verweerder de vergunning in redelijkheid niet had mogen verlenen. [2]
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder voorschriften heeft verbonden aan de horecaexploitatievergunning naar aanleiding van een gesprek dat op 14 september 2022 heeft plaatsgevonden tussen een wethouder van de gemeente Amersfoort, de vergunninghouder en een aantal buurtbewoners. Ter zitting is komen vast te staan dat eiseres er toen van op de hoogte waren dat derde-partij voornemens was een restaurant te gaan exploiteren. Voorafgaand aan de vergunningverlening had het horecabedrijf alleen een afhaalmogelijkheid en een bezorgdienst waarbij buurtbewoners geluidsoverlast ervaarden door bezorgers die op straat stonden te wachten en stankoverlast van vuilcontainers. Partijen hebben vervolgens afgesproken dat de bezorgers zoveel mogelijk binnen het bedrijf zullen wachten als zij geen werkgerelateerde taken uitvoeren en dat de vuilcontainers binnen het bedrijf gezet worden tot de dag dat deze door de afvalinzamelaar worden opgehaald. Verder vindt de rechtbank het van belang dat verweerder op de zitting heeft benadrukt dat expliciet in de exploitatievergunning is opgenomen dat de vergunninghouder medewerking moet verlenen aan politie en handhaving. Dit vereiste heeft verweerder opgenomen om te laten zien dat scherp toezicht wordt gehouden of de voorschriften in de vergunning worden nageleefd. Verweerder heeft ook toegelicht dat in de praktijk ook scherp toezicht wordt gehouden.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder door het verbinden van voorschriften aan de horecaexploitatievergunning voldoende rekening heeft gehouden met het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen de aard van het horecabedrijf, de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse bloot staat en ook de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant. Ter zitting is gebleken dat partijen het er over eens zijn dat de ‘lichte’ horeca waar de vergunning voor is verleend, past binnen de bestemming van het pand en past binnen de straat en het karakter van de wijk. De gronden zijn met name gericht tegen de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant.
7. Verweerder heeft zich bij de vergunningverlening gebaseerd op het bedrijfsplan en het gesprek met de wethouder op 14 september 2022. Het is de rechtbank gebleken dat verweerder de toen ervaren (geluid)overlast door de bezorgers die zich ophielden op straat, bij de vergunningverlening heeft betrokken nu daar een voorschrift op is geformuleerd. Het is de rechtbank niet gebleken dat er op het moment van vergunningverlening concrete aanknopingspunten waren dat er door derde-partij geluidsoverlastgevende activiteiten zouden worden georganiseerd in het pand of dat er activiteiten in het pand zouden gaan plaatsvinden welke verweerder aanleiding hadden moeten geven tot het (doen laten) verrichten van nader onderzoek naar bijvoorbeeld eventuele andere vormen van geluidsoverlast alvorens tot vergunning verlening over te gaan. Daarbij vindt de rechtbank van belang dat er voorheen ook in het pand horeca (een koffiebar) gevestigd was. Dat een medewerker van verweerder aan de telefoon tegen eisers zou hebben gezegd “
Zet je schrap, want we zien bij de ondernemer in zijn andere restaurants dat hij ook buiten de functie treedt”, vindt de rechtbank onvoldoende concreet om de conclusie op te baseren dat op voorhand duidelijk was dat de exploitatie van
dithorecabedrijf de woon- en leefsituatie in
dezeomgeving op ontoelaatbare wijze nadelig zou beïnvloeden.
8. Verder vindt de rechtbank van belang dat de voorschriften zien op onder andere het actief reageren en het nemen van maatregelen door de vergunninghouder indien de openbare orde wordt verstoord of het woon- en leefklimaat wordt aangetast door de wijze van exploiteren van het bedrijf en dat de vergunninghouder ervoor moet zorgen dat er zo min mogelijk (geluid)hinder of andere overlast wordt veroorzaakt voor omwonenden. De rechtbank heeft op de zitting geconstateerd dat de vergunninghouder naar aanleiding van het gesprek met de buurtbewoners en de klachten die nadien door hen zijn geuit ook daadwerkelijk maatregelen heeft getroffen om aan de voorschriften te voldoen en de ervaren (geluid)overlast tegen te gaan. Doordat de buurtbewoners geluidsoverlast ervaarden door (live)muziek afkomstig van het horecabedrijf heeft derde-partij voorzetramen geplaatst en geluidbegrenzers geïnstalleerd. Voorts heeft derde-partij zijn activiteiten aangepast. Ter zitting hebben eisers aangegeven dat zij dankzij de getroffen maatregelen geen geluidsoverlast van muziek meer ervaren. Toen de klachten over geluidsoverlast door bezorgers aanhielden, heeft de vergunninghouder de bezorging voor drie maanden stilgelegd. Daarnaast heeft de vergunninghouder vanwege de stankoverlast geregeld dat de vuilcontainers op een andere plek worden opgehaald en heeft hij een nieuw contract afgesloten met de afvalinzamelaar, waardoor de vuilcontainers drie keer per week worden opgehaald.
9. De rechtbank merkt voorts op dat eisers ervoor hebben gekozen om in het centrumgebied van Amersfoort te gaan wonen waar ook horecagelegenheden zijn die enige (geluid)overlast met zich mee kunnen brengen. Indien het horecabedrijf volgens eisers andere activiteiten uitoefent dan volgens de vergunning is toegestaan of indien eisers ontoelaatbare overlast ervaren door de exploitatie van het horecabedrijf, dan is het starten van een handhavingstraject daarvoor de juiste weg. Het ligt vervolgens op de weg van verweerder om te bepalen of en welke maatregelen daarop genomen moeten worden. Verweerder heeft informatie overgelegd waaruit blijkt dat hij op 3 november 2022 een last onder dwangsom heeft opgelegd wegens overschrijding van de toegestane geluidsnorm. Op 5 december 2022 is een dwangsom verbeurd. Hieruit en ook uit het proces-verbaal van bevindingen van 21 april 2023 blijkt ook dat verweerder actief acteert op de meldingen van eisers.
10. De stelling van eisers dat verweerder de exploitatievergunning niet had mogen verlenen omdat de vergunninghouder daarvoor niet geschikt is, heeft de rechtbank binnen het beoordelingskader opgevat als een grond gericht tegen de wijze van bedrijfsvoering. De rechtbank is van oordeel dat dit punt onvoldoende concreet is gemaakt en niet is onderbouwd. Eisers hebben immers geen concrete feiten en omstandigheden naar voren gebracht waardoor op voorhand duidelijk was dat de exploitatie van het horecabedrijf de woon- en leefsituatie in de omgeving op ontoelaatbare wijze nadelig zou beïnvloeden vanwege de wijze van bedrijfsvoering van derde-partij. Daarnaast heeft verweerder bij het verlenen van de vergunning beoordeeld of de vergunninghouder niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is, hetgeen vereist is voor het verlenen van een exploitatievergunning. Eisers hebben daartegen geen gronden aangevoerd. Wat verder ter zitting is aangevoerd over het gedrag van derde-partij, en wat daar verder ook van zij, kan de rechtbank niet betrekken binnen het beoordelingskader.
Conclusie
11. De rechtbank concludeert dat verweerder in redelijk de horecaexploitatievergunning aan derde-partij heeft mogen verlenen. Het beroep is daarom ongegrond.
12. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. Z.E.M. van der Maas, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Artikel 2:28b, tweede lid, van de Algemene plaatselijke verordening Amersfoort.