7.2De rechtbank oordeelt dat er voldoende informatie op de griffierechtnota en de
betalingsherinnering staat om vast te kunnen stellen om welk(e) object(en) en welke za(a)k(en) het gaat. Dat het voor de bedrijfsvoering van gemachtigde van eiseres beter uit zou komen als de nota anders zou zijn vormgegeven of meer informatie zou bevatten of dat eiseres vindt dat de nota op haar naam moet worden gesteld, maakt niet dat de nota onjuist is. Het is de verantwoordelijkheid van de gemachtigde, die namens eiseres het beroep heeft ingesteld om voor de betaling van het griffierecht zorg te dragen en eiseres alle daarvoor benodigde informatie te verschaffen. Dat de gemachtigde dat heeft nagelaten komt voor zijn rekening en risico. Dat andere rechtbanken mogelijk een andere praktische werkwijze hebben, betekent niet dat deze rechtbank gehouden is deze zonder meer te volgen.
8. De griffier heeft bij aangetekende brief van 23 augustus 2022 eiseres in de gelegenheid gesteld het griffierecht van € 365,- te betalen binnen vier weken na de dagtekening van die brief. De rechtbank heeft via de Track&Trace van PostNL vastgesteld dat de brief door of namens de gemachtigde van eiseres op 24 augustus 2022 is afgehaald bij een PostNL-locatie. Eiseres heeft op 11 april 2022 een bedrag van € 36,- betaald en op 20 september 2022 een bedrag van € 50,-. In totaal heeft eiseres dus een bedrag van € 86,- betaald.
9. Eiseres heeft het griffierecht niet volledig betaald.
10. Gelet op het voorstaande is het beroep niet-ontvankelijk. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld.
Overschrijding redelijke termijn
11. De gemachtigde heeft verzocht om een vergoeding voor immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
12. De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit verzoek uit van de regels die de Hoge Raad hiervoor heeft gegeven in het overzichtsarrest van 19 februari 2016en in zijn latere uitspraken.
13. Het is niet uitgesloten dat in een procedure over een niet-ontvankelijk beroep een vergoeding kan worden toegekend voor geleden immateriële schade. Op grond van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) moeten belastinggeschillen immers binnen een redelijke termijn worden berecht. Er geldt dan wel als voorwaarde dat sprake is van een situatie waarin het geschil inhoudelijk aan de rechter is voorgelegd. Aan die voorwaarde is niet voldaan als er geen toereikende machtiging is overlegd. De rechtbank verwijst hiervoor naar een arrest van de Hoge Raad van 2 december 2016. Uit dat arrest volgt dat er in beginsel geen uitspraak hoeft te worden gedaan over een verzoek tot toekenning van immateriële schadevergoeding wegens een overschrijding van de redelijke termijn, als het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens het niet-betalen van griffierecht.
14. Dat is slechts anders als de rechtbank uitspraak doet op het beroep nadat sinds het instellen van het beroep meer dan anderhalf jaar is verstreken. Gelet op het feit dat de termijn op 13 december 2021 is aangevangen - op het moment van ontvangen van het beroepschrift - en de rechtbank uitspraak doet op 1 mei 2023 - is er geen sprake van een overschrijding van de redelijke termijn. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn wordt dan ook afgewezen.
15. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.