ECLI:NL:RBMNE:2023:2790

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
13 juni 2023
Zaaknummer
21/2930
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering van eiseres en de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een WIA-uitkering ontving, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had zich in 2011 arbeidsongeschikt gemeld en ontving sinds 2013 een WIA-uitkering. Na een wijziging in haar gezondheidssituatie in 2019, heeft het Uwv in 2020 vastgesteld dat eiseres meer arbeidsgeschikt was dan voorheen, wat leidde tot de beëindiging van haar uitkering per 28 december 2020. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de zaak op 10 mei 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om de verzekeringsarts bezwaar en beroep de gelegenheid te geven te reageren op aanvullende beroepsgronden van eiseres. Na een tweede zitting op 13 december 2022, waarin eiseres opnieuw haar standpunten naar voren bracht, heeft de rechtbank de zaak beoordeeld.

De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat eiseres per 28 december 2020 niet meer in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering. De rechtbank concludeerde dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten voldeden. Eiseres had niet voldoende medische onderbouwing geleverd om haar standpunten te ondersteunen. De rechtbank wees ook het verzoek om een deskundige te benoemen af, omdat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de medische beoordeling van het Uwv. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekende dat eiseres geen gelijk kreeg en geen vergoeding van proceskosten ontving.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2930

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. A.L.M. Vreeswijk),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(gemachtigde: mr. C.W.P. van den Berg en mr. M van Mourik).

Inleiding

1. Eiseres is werkzaam geweest als verkoopster in een bakkerij voor gemiddeld 19,92 uur per week. In 2011 meldde eiseres zich arbeidsongeschikt voor dit werk vanwege beperkingen door ziekte. Zij ontving sinds 2013 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35-80%. Eiseres is gediagnosticeerd met ME/CVS, fibromyalgie en een depressieve episode in remissie. In 2013 had zij een breuk in haar linkervoet.
1.1.
Eiseres heeft op 18 november 2019 aan het Uwv doorgegeven dat haar gezondheidssituatie is gewijzigd. Hierna heeft zij een gesprek gehad met een arts en een arbeidsdeskundige van het Uwv. Met het besluit van 27 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres meegedeeld dat zij meer arbeidsgeschikt is dan voorheen. Eiseres is voor 13,91% arbeidsongeschikt. Eiseres ontvangt daarom met ingang van 28 december 2020 geen uitkering meer op grond van de Wet WIA.
1.2.
Met het besluit van 31 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 10 mei 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.
1.4.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 10 mei 2022 geschorst om
de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de gelegenheid te stellen een gemotiveerde reactie te geven op het aanvullend beroepschrift van eiseres van 1 mei 2022.
1.5.
Het Uwv heeft hiervan gebruikt gemaakt bij zijn brief van 23 mei 2022 en heeft een aanvullende rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 19 mei 2022 toegezonden. Eiseres heeft de rechtbank geïnformeerd een tweede zitting te wensen om te kunnen reageren op de aanvullende rapportage van 19 mei 2022.
1.6.
Op 13 december 2022 heeft een tweede zitting plaatsgevonden. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het Uwv.

Geschil en beoordelingskader

2. Deze zaak gaat over de vraag of eiseres per 28 december 2020 recht heeft op een WIA-uitkering. Het Uwv vindt van niet. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij vindt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht en dat zij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen. Ook vindt zij dat zij de geduide functies niet kan verrichten. Aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, zal de rechtbank beoordelen of het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft beëindigd. Daarbij gaat het om de gezondheidstoestand van eiseres op 28 december 2020 (de datum in geding).
3. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
- de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en;
- de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zichzelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

Beoordeling door de rechtbank

4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv terecht bepaald dat eiseres met ingang van 28 december 2020 niet meer in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. Eiseres krijgt dus geen gelijk in deze beroepszaak. De rechtbank licht dit oordeel hieronder toe.
Goede procesorde
5. Eiseres heeft op zondag 11 december 2022 om 00:11 uur, een dag voor de zitting op dinsdag 13 december 2022, nieuwe stukken ingediend. Het gaat om een aanvullend beroepschrift en zes foto’s. Dit is in strijd met artikel 8:58, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarin staat dat een partij tot tien dagen voor de zitting nadere stukken in kan dienen. Eiseres is hier ook op gewezen in de uitnodiging voor de zitting. Als een stuk niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ingediend, is het aan de rechtbank om te beslissen of de goede procesorde zich ertegen verzet dat het desbetreffende stuk bij de beoordeling kan worden betrokken. De rechtbank vindt dat dat hier het geval is. In het beroepschrift zijn beroepsgronden aangevoerd die eerder aangevoerd hadden kunnen worden. De beroepsgronden gaan namelijk over een standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat zij al in haar rapportages van 30 december 2021 en 25 februari 2022 heeft ingenomen. Daar komt bij dat het Uwv de aanvullende beroepsgronden, voor de zitting van 13 december 2022, niet meer ter beoordeling heeft kunnen voorleggen aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De conclusie is dat de rechtbank het aanvullend beroepschrift van 10 december 2022 en de overgelegde foto’s niet betrekt bij haar oordeel in deze zaak.
Zorgvuldigheid medisch onderzoek
6. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht omdat het medisch onderzoek in de primaire fase niet is verricht door een geregistreerd verzekeringsarts.
7. Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) volgt dat voor de fase van de primaire besluitvorming geen aanleiding is om een rapport van een niet als verzekeringsarts geregistreerde arts als onzorgvuldig aan te merken, als een verzekeringsarts in zijn hoedanigheid van mentor of begeleider dit rapport met zijn handtekening voor zijn rekening heeft genomen. [1] Uit het rapport van 22 oktober 2020 volgt dat primaire arts Van Elsäcker het dossier heeft bestudeerd en eiseres tijdens een fysiek spreekuur heeft gesproken en lichamelijk heeft onderzocht. Het rapport van 22 oktober 2020 is medeondertekend door verzekeringsarts Kraft. Onder het rapport is vermeld dat het sociaal medisch oordeel is getoetst en akkoord is bevonden door verzekeringsarts Kraft. Naar het oordeel van de rechtbank is deze handelswijze algemeen geaccepteerd en in overeenstemming met de rechtspraak van de CRvB. Daar komt nog bij dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapportage van 30 december 2021 vermeldt dat zij de bevindingen van de primaire arts herhaalt en dat zijn onderzoek is verricht conform het onderzoekprincipe van inspectie, palpatie en functie. Gelet op de wijze waarop het onderzoek door de primaire arts is uitgevoerd zou de verzekeringsarts bezwaar en beroep het lichamelijk onderzoek op dezelfde wijze hebben verricht en beschreven. Volgens verzekeringsarts bezwaar en beroep is op de waarneming en de inspectie van de primaire arts niets af te dingen en had zij dit onderzoek niet anders of beter kunnen doen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten.
Medische beoordeling
Staan (rubriek 5.3) en staan tijdens het werk (rubriek 5.4)
8. Eiseres voert aan dat haar klachten en beperkingen zijn onderschat. Zij meent dat haar gezondheidssituatie ten opzichte van 2013 is verslechterd en dat zij meer arbeidsongeschikt is. Eiseres stelt dat zij in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van
22 oktober 2020 ten onrechte niet langer beperkt is geacht bij het item ‘staan’ en ten onrechte licht beperkt is geacht bij het item ‘staan tijdens het werk’. Hierover is geen medische informatie opgevraagd door de verzekeringsarts (bezwaar en beroep).
9. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapportages van 22 februari 2022 en de aanvullende rapportage van 19 mei 2022 duidelijk uitgelegd hoe zij tot haar beoordeling is gekomen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
10. In de FML van 23 oktober 2013 werd eiseres licht beperkt geacht bij het item ‘staan’ en werd zij beperkt geacht bij het item ‘staan tijdens het werk’. Zij kon ongeveer een half uur achtereen staan en ongeveer twee tot vier uur verdeeld over de werkdag staan tijdens het werk. In de FML van 22 oktober 2020 is de beperking voor staan komen te vervallen en wordt eiseres licht beperkt geacht ten aanzien van ‘staan tijdens het werk’. Volgens de toelichting kan zij zo nodig gedurende de helft van de werkdag ongeveer vier uur staan. In de rapportage van 25 februari 2022 heeft verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat eiseres haar conditie op peil houdt door twee keer per week oefeningen te doen in de sportschool. Dit betekent volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiseres langduriger kan staan dan door eiseres wordt ervaren. Ook tijdens het uitlaten van haar honden moet eiseres in de regel frequent stilstaan volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Bij het lichamelijk onderzoek verricht door de primaire arts zijn geen oedemen rond de enkels en benen waargenomen. Eiseres had tijdens het onderzoek een vlotte motoriek, stond soepel op en liep soepel naar de onderzoeksbank bij waarneming door de primaire arts. De aanwezigheid van normale pulsaties geven geen aanleiding om de beperking voor staan van een half uur, die in 2013 is aangenomen, voort te zetten. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze toelichting ook te gelden voor de lichte beperking voor ‘staan tijdens het werk’. In haar rapportage van 19 mei 2022 vermeldt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat tijdens het lichamelijk onderzoek geen spieratrofie aanwezig was en dat de afwezigheid van oedemen erop duidt dat er geen beperking is ten aanzien van langdurig staan.
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar medische beoordeling hiermee voldoende en begrijpelijk heeft gemotiveerd. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat zij verdergaand of aanvullend beperkt moet worden geacht op deze items in de FML. Daarom ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Daarbij acht de rechtbank ook van belang dat eiseres voor de medische beoordeling per 28 december 2020 lichamelijk is onderzocht, wat bij de medische beoordeling in 2013 niet het geval is geweest.
12. Over de beroepsgrond dat de artsen van het Uwv ten onrechte geen informatie hebben opgevraagd overweegt de rechtbank het volgende. Eiseres heeft op de zitting desgevraagd verklaard dat zij geen huisarts had en dat het Uwv beschikte over alle medische informatie. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Uit een telefoonrapport van 11 september 2020 van het Uwv blijkt dat eiseres de machtiging voor het opvragen van medische informatie niet heeft willen ondertekenen. In het telefoonrapport staat dat eiseres de behandelverslagen privé vond en dat zij te veel weerstand voelde om deze informatie door haar behandelaren aan het Uwv te laten verstrekken. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Lopen tijdens het werk (rubriek 4.19)
13. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapportage van 25 februari 2022 ten onrechte heeft aangegeven dat er op basis van het lichamelijk onderzoek geen reden is om eiseres verdergaand beperkt te achten voor ‘lopen tijdens het werk’. Volgens eiseres is alleen haar voet onderzocht.
14. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Uit de rapportage van de primaire arts van 22 oktober 2020 volgt dat een oriënterend orthopedisch onderzoek is uitgevoerd. Hierbij zijn soepele kuiten en geen oedemen vastgesteld. In de rapportage van 19 mei 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat uit de rapportage van de primaire arts volgt dat gericht onderzoek is verricht naar de voet en de onderste extremiteiten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vermeldt dat de claim van eiseres over de voet fractuur inconsistent is. Bij aanraking ervaart eiseres pijn, terwijl normaal zittende schoenen kunnen worden verdragen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn verdergaande beperkingen ten aanzien van lopen daarom niet aan de orde. De rechtbank kan deze toelichting volgen. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat zij verdergaand of aanvullend beperkt moet worden geacht. Daarom ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Urenbeperking (rubriek 6)
15. Eiseres voert aan dat een verdergaande urenbeperking moet worden aangenomen.
16. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapportage van 25 februari 2022 aangegeven dat er een geen reden meer is om een belastbaarheid aan te nemen van twee uur per dag en tien uur per week, gelet op de activiteiten van eiseres in het huishouden, het uitlaten van haar honden en het twee keer per week bezoeken van de sportschool. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep overstijgen deze activiteiten van eiseres een marginale belastbaarheid. Eiseres is in staat langere stukken auto te rijden. Deze inspanning en het aangaan van de inspanning geeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep een indicatie over de lichamelijke conditie van eiseres. Een dergelijke inspanning is naar de mening van de verzekeringsarts bezwaar en beroep met marginale belastbaarheid niet te verrichten. Daarom is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep de in 2013 aangenomen urenbeperking niet meer aan de orde. Eiseres is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep vier uur per dag en twintig uur per week belastbaar te achten. Deze urenbeperking komt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep tegemoet aan de geclaimde verhoogde rustbehoefte en recuperatie. Er is ook geen sprake van een meer beperkte beschikbaarheid voor arbeid omdat er geen sprake is van een behandeling die een of meerdere dagdelen in beslag neemt. Ook is er geen indicatie voor een verdergaande urenbeperking op preventieve gronden, omdat er geen sprake is van een situatie van zelfoverschatting of het niet kunnen stellen van grenzen. De rechtbank kan deze toelichting volgen. Eiseres heeft niet met medische stukken onderbouwd dat een verdergaande urenbeperking moet worden aangenomen. Daarom slaagt de beroepsgrond niet.
Verzoek benoeming deskundige
17. De rechtbank wijst het verzoek om benoeming van een deskundige in te schakelen af. Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen ziet zij geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. Ook bestaat geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat het Uwv haar beperkingen heeft onderschat. De rechtbank twijfelt verder niet aan de juistheid van de medische beoordeling, zodat ook daarin geen reden bestaat voor het inschakelen van een deskundige.
Arbeidskundige beoordeling
18. Eiseres voert aan dat de geduide functies niet geschikt zijn.
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de belasting in de geduide functies naast de door de verzekeringsarts bezwaar en beroep vastgestelde belastbaarheid van eiseres gelegd. Bij wat dat aan signalering(en) oplevert motiveert hij waarom er geen sprake is van een overschrijding.
20. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat de geduide functies niet passend zijn. Eiseres stelt dat de geduide functies niet geschikt zijn, maar zij geeft daarbij niet aan op welke specifieke punten de functies niet geschikt zijn. De rechtbank constateert verder dat in bezwaarfase geen inhoudelijke arbeidsdeskundige gronden zijn aangevoerd. De belasting in de functies is vastgesteld door een arbeidskundig analist en in principe mag van de juistheid daarvan worden uitgegaan. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft toereikend gemotiveerd dat die belasting de belastbaarheid van eiseres niet overschrijdt. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

21. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de CRvB van 14 december 2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BC0360.