In deze zaak heeft eiseres, die voor het laatst als officemanager werkte, op 16 november 2020 haar werk neergelegd vanwege psychische klachten. Aanvankelijk ontving zij een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW), maar na haar ziekmelding werd haar WW-uitkering doorbetaald tot 15 februari 2021, waarna zij een Ziektewet (ZW)-uitkering ontving. In oktober 2021 vond een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling plaats, waarbij een functionele mogelijkheden lijst (FML) werd opgesteld. De primaire arbeidsdeskundige concludeerde dat eiseres 78,01% van haar maatmanloon kon verdienen, wat meer was dan de vereiste 65%.
Op 6 december 2021 beëindigde het Uwv de ZW-uitkering van eiseres per 7 januari 2022, omdat zij meer dan 65% van haar maatmanloon kon verdienen. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, waarop de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML op 19 augustus 2022 wijzigde. Ondanks de aanpassingen in de FML, bleef het restverdienvermogen van eiseres boven de 65%.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van het Uwv. Tijdens de zitting op 27 januari 2023 heeft eiseres aanvullende informatie overgelegd van GGZ Centraal. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om het Uwv in de gelegenheid te stellen te reageren op deze informatie. Na beoordeling van de medische rapporten en de argumenten van eiseres, concludeerde de rechtbank dat de medische beoordeling door het Uwv juist was en dat eiseres inderdaad meer dan 65% van haar maatmanloon kon verdienen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de beëindiging van de ZW-uitkering door het Uwv werd bevestigd.