ECLI:NL:RBMNE:2023:2880

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
19 juni 2023
Zaaknummer
UTR_22_4881
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de Ziektewet-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en medisch oordeel

In deze zaak heeft eiseres, die voor het laatst als officemanager werkte, op 16 november 2020 haar werk neergelegd vanwege psychische klachten. Aanvankelijk ontving zij een uitkering op basis van de Werkloosheidswet (WW), maar na haar ziekmelding werd haar WW-uitkering doorbetaald tot 15 februari 2021, waarna zij een Ziektewet (ZW)-uitkering ontving. In oktober 2021 vond een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling plaats, waarbij een functionele mogelijkheden lijst (FML) werd opgesteld. De primaire arbeidsdeskundige concludeerde dat eiseres 78,01% van haar maatmanloon kon verdienen, wat meer was dan de vereiste 65%.

Op 6 december 2021 beëindigde het Uwv de ZW-uitkering van eiseres per 7 januari 2022, omdat zij meer dan 65% van haar maatmanloon kon verdienen. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, waarop de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML op 19 augustus 2022 wijzigde. Ondanks de aanpassingen in de FML, bleef het restverdienvermogen van eiseres boven de 65%.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van het Uwv. Tijdens de zitting op 27 januari 2023 heeft eiseres aanvullende informatie overgelegd van GGZ Centraal. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om het Uwv in de gelegenheid te stellen te reageren op deze informatie. Na beoordeling van de medische rapporten en de argumenten van eiseres, concludeerde de rechtbank dat de medische beoordeling door het Uwv juist was en dat eiseres inderdaad meer dan 65% van haar maatmanloon kon verdienen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarmee de beëindiging van de ZW-uitkering door het Uwv werd bevestigd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4881

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1.1.
Eiseres heeft voor het laatst als officemanager gewerkt en is op 16 november 2020
uitgevallen in verband met psychische klachten. Op dat moment ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Tijdens haar ziekzijn heeft het Uwv haar
WW-uitkering doorbetaald tot 15 februari 2021 en haar vanaf dezelfde datum een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
1.2.
In oktober 2021 heeft een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling plaatsgevonden. De primaire verzekeringsarts heeft toen een functionele mogelijkheden lijst (FML) opgemaakt en daarin beperkingen opgenomen in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren. De primaire arbeidsdeskundige heeft op grond van deze FML vijf functies geselecteerd met de SBC-codes 513010, 265110, 267041, 111190 en 111180. Op basis van drie van deze functies heeft de primaire arbeidsdeskundige vastgesteld dat eiseres 78,01% van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd (haar maatmanloon) kan verdienen. Dit is meer dan 65%.
1.3.
Met een besluit van 6 december 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv de
ZW-uitkering van eiseres per 7 januari 2022 beëindigd, omdat eiseres op 15 november 2021 meer dan 65% van haar maatmanloon kan verdienen. Eiseres heeft bezwaar tegen dit besluit gemaakt.
1.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de FML op 19 augustus 2022 gewijzigd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de beperkingen die de primaire verzekeringsarts in de rubrieken persoonlijk en sociaal functioneren heeft aangenomen aangevuld. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep als beperkingen in de rubriek werktijden aangenomen dat eiseres niet na 21.00 uur en niet ’s nachts kan werken en dat ze 8 uur per dag en 40 uur per week kan werken. Naar aanleiding hiervan heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep twee van de geduide functies met SBC-codes 111190 en 265110 laten vervallen in verband met overschrijding van de belastbaarheid van eiseres in de rubriek werktijden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft twee nieuwe functies geschikt bevonden binnen deze SBC-codes. Vervolgens heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep drie functies geduid en het verdienvermogen van eiseres op basis daarvan berekend op 67,62%. Dit is nog steeds meer dan 65%.
1.5.
Met een besluit van 6 september 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres daarom ongegrond verklaard.
1.6.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit op
27 januari 2023 op zitting behandeld. Op deze zitting zijn eiseres en de gemachtigde van het Uwv verschenen. Eiseres heeft op de zitting een brief van GGZ Centraal van
9 november 2022 overgelegd.
1.8.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 27 januari 2023 geschorst om het Uwv in de gelegenheid te stellen de verzekeringsarts bezwaar en beroep te laten reageren op de brief van GGZ Centraal van 9 november 2022. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 7 februari 2023 een rapportage opgemaakt die het Uwv heeft overgelegd. Eiseres heeft hier 23 februari 2023 op gereageerd. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft bepaald dat die zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek hierna gesloten op 21 april 2023.

Overwegingen

Beoordelingskader
2. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
  • zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
  • bevatten geen tegenstrijdigheden;
  • zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiseres om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Medische beoordeling
3. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is. Zij betwist dat haar restverdienvermogen meer dan 65% is, omdat ze minder uren kan werken dan de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de FML heeft vastgesteld. Zij stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een urenbeperking had moeten aannemen in verband met periodes van vermoeidheid, neerslachtigheid en de gevolgen van boulimia. Zij heeft ter onderbouwing hiervan op de zitting een brief van GGZ Centraal van 9 november 2022 overgelegd.
4. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 7 februari 2023 in reactie op de brief van 9 november 2022 gerapporteerd dat deze brief geen aanleiding geeft om haar eerdere visie te herzien. De brief van GGZ Centraal ziet niet op de datum in geding (7 januari 2022). Uit de brief blijkt dat eiseres ver na de datum in geding door een ongelukkige samenloop van omstandigheden in een verslechterde gezondheidssituatie terecht is gekomen. Dit kan volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep echter geen medische onderbouwing vormen voor het aannemen van verdergaande beperkingen ten tijde van de datum in geding. De inhoud van de brief geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook geen aanleiding voor het aannemen van een verdergaande urenbeperking dan eerder is aangenomen. Bij de heroverweging in bezwaar is rekening gehouden met het belang van een intact bioritme om een verhoogd risico op een psychische decompensatie te vermijden. Ook is er bij deze heroverweging rekening mee gehouden dat er met een urenrestrictie van 8 uur per dag en 40 uur per week voldoende hersteltijd is die goed past bij de situatie van eiseres ten tijde van de datum in geding.
5. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch oordeel onjuist is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende gemotiveerd waarom de in de FML van 19 augustus 2022 vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiseres. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin volgen. Eiseres heeft met de brief van GGZ Centraal van 9 november 2022 geen nieuwe medische feiten of omstandigheden ingebracht op grond waarvan de verzekeringsarts bezwaar en beroep per de datum in geding verdergaande beperkingen in de rubriek werktijden had moeten aannemen. Dat eiseres het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiseres zelf haar klachten en belastbaarheid ervaart, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend.
6. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar standpunt dat zij op de datum in geding minder dan 65% van haar maatmanloon kan verdienen. De rechtbank gaat uit van de juistheid van de beperkingen die de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aangenomen in de FML van 19 augustus 2022. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van deze FML drie functies geduid en het restverdienvermogen van eiseres vastgesteld op 67,62%. Dit is meer dan 65%.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het Uwv terecht de ZW-uitkering van eiseres, rekening houdend met een uitlooptermijn, per 7 januari 2022 heeft beëindigd, omdat eiseres meer dan 65% van haar maatmanloon kan verdienen.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.