In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De zaak betreft een geschil tussen de Vereniging van Eigenaren (VVE) van een flatgebouw en een eigenaar, aangeduid als [eiser]. De VVE had eerder een verstekvonnis verkregen waarin [eiser] werd veroordeeld tot betaling van achterstallige VVE-bijdragen en schoonmaakkosten. [eiser] heeft verzet aangetekend tegen dit vonnis, stellende dat hij bij was met de betalingen, met uitzondering van de maand april 2022, en dat hij een afspraak had gemaakt over verzamelbetalingen vanwege onregelmatige inkomsten. Hij betwistte ook de hoogte van de schoonmaakkosten en stelde dat er een hetze tegen hem gaande was.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 februari 2023 heeft de kantonrechter de standpunten van beide partijen gehoord. De VVE stelde dat [eiser] zijn verplichtingen niet was nagekomen, terwijl [eiser] zijn betalingsgedrag verdedigde en de schoonmaakkosten als onterecht beschouwde. De kantonrechter oordeelde dat [eiser] ontvankelijk was in zijn verzet, maar dat de vordering van de VVE grotendeels toewijsbaar was. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de schoonmaakkosten en de VVE-bijdrage over april 2022 toegewezen, maar de vordering tot buitengerechtelijke kosten afgewezen. Het verstekvonnis werd grotendeels bekrachtigd, maar de kantonrechter heeft ook een deel van de vordering van [eiser] tot terugbetaling van eerder betaalde kosten toegewezen.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van VVE-leden en de noodzaak om tijdig aan betalingsverplichtingen te voldoen. De kantonrechter heeft ook aanbevelingen gedaan voor de communicatie tussen de VVE en [eiser], gezien zijn verblijf in het buitenland. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.