In deze zaak heeft eiseres, een 74-jarige vrouw met verschillende lichamelijke aandoeningen, een aanvraag ingediend voor een indicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiseres is beperkt in haar mobiliteit, heeft een visuele beperking en kampt met psychische problemen. Ze woont zelfstandig en ontvangt momenteel hulp via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en haar zorgverzekering, maar vindt deze hulp onvoldoende. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) heeft haar aanvraag op 19 augustus 2022 afgewezen, en dit besluit is in bezwaar op 30 december 2022 bevestigd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 26 april 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van eiseres en het CIZ aanwezig waren. Eiseres betoogde dat het CIZ haar aanvraag ten onrechte had afgewezen, omdat zij volgens haar wel voldoet aan de toekenningsvoorwaarden voor de Wlz. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het CIZ terecht heeft besloten dat eiseres niet in aanmerking komt voor een Wlz-indicatie. De rechtbank concludeert dat er geen medische noodzaak is voor 24 uur per dag zorg in de nabijheid, wat een vereiste is voor toekenning van de Wlz-indicatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de medisch adviseurs van het CIZ zorgvuldig hebben gehandeld en dat hun adviezen goed onderbouwd zijn. Eiseres heeft geen objectieve medische informatie overgelegd die de conclusies van de medisch adviseurs zou kunnen weerleggen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op de gevraagde Wlz-indicatie en dat het CIZ de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven.