ECLI:NL:RBMNE:2023:3362

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juli 2023
Publicatiedatum
5 juli 2023
Zaaknummer
UTR 22/4889
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake beëindiging WIA-uitkering en geschiktheid functie medewerker tuinbouw

In deze tussenuitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn WIA-uitkering per 15 maart 2023. Eiser, die analfabeet is, betwist de geschiktheid van de functie medewerker tuinbouw, omdat hij de vereiste Nederlandse taalvaardigheden niet bezit. De rechtbank concludeert dat de arbeidsdeskundige onvoldoende heeft gemotiveerd waarom deze functie geschikt zou zijn voor eiser, gezien zijn analfabetisme. De rechtbank oordeelt dat er een motiveringsgebrek is in het bestreden besluit van het Uwv, dat in strijd is met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank geeft het Uwv de gelegenheid om het gebrek te herstellen binnen zes weken na deze tussenuitspraak. Eiser heeft eerder gewerkt als schoonmaakmedewerker en is sinds 27 februari 2019 uitgevallen door gezondheidsklachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische beoordeling door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd, maar twijfelt aan de arbeidskundige beoordeling met betrekking tot de functie medewerker tuinbouw. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4889

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Weijer)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.R. Staarthof)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 15 maart 2023, omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is verklaard.
Voorgeschiedenis en besluitvorming
1.1.
Eiser heeft gewerkt bij [ex-werkgever] (ex-werkgever) als schoonmaakmedewerker voor gemiddeld 39,23 uur per week. Hij is op 27 februari 2019 uitgevallen voor zijn werkzaamheden in verband met gezondheidsklachten.
1.2.
Op 11 december 2020 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd. Naar aanleiding van zijn aanvraag heeft verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Bij besluit van 1 juli 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv bepaald dat eiser vanaf 15 maart 2021 tot en met 14 maart 2023 recht heeft op een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA), omdat hij 49,26% arbeidsongeschiktheid is.
1.3.
De ex-werkgever heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Met het besluit van 11 november 2021 heeft het Uwv het bezwaar gegrond verklaard en medegedeeld dat de WIA-uitkering per 24 december 2021 wordt beëindigd, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
1.4.
Eiser heeft tegen het besluit van 11 november 2021 beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard [1] , omdat het besluit niet in stand kon blijven wegens het in strijd met artikel 56 van de Wet WIA eerder beëindigen van de loongerelateerde WGAuitkering dan op de dag dat de loongerelateerde WGA-uitkering zou eindigen [2] . De rechtbank heeft tevens het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen. Daarbij heeft de rechtbank het Uwv in overweging gegeven een verzekeringsgeneeskundig onderzoek te laten plaatsvinden, dan wel te motiveren waarom daarvan wordt afgezien.
1.5.
Op 6 mei 2022 heeft het Uwv de ex-werkgever en eiser bericht dat hij voornemens is het besluit van 11 november 2021 te wijzigen met dien verstande dat het Uwv uitgaat van een mate van arbeidsongeschiktheid van 16,77% en dat de loongerelateerde WGA-uitkering wordt beëindigd met ingang van 15 maart 2023. Eiser heeft een zienswijze ingediend.
1.6.
Met het besluit van 9 september 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van de ex-werkgever gegrond verklaard en medegedeeld dat eisers WIAuitkering met ingang van 15 maart 2023 zal worden beëindigd.
1.7.
Eiser heeft beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
1.8.
De zaak is op de zitting van 26 mei 2023 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het Uwv is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Voor eiser zijn verder verschenen zijn schoondochter en A.S. Choukti, tolk.

Het geschil

2. Eiser is het niet eens met de beëindiging van zijn WIA-uitkering. Eiser vindt dat hij meer beperkt is dan aangenomen en vindt dat het bestreden besluit gebrekkig is gemotiveerd. Daarnaast acht hij zich niet in staat om de geduide functies te verrichten. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit. Aan de hand van wat eiser heeft aangevoerd, beoordeelt de rechtbank of het Uwv terecht de WIA-uitkering van eiser heeft beëindigd per 15 maart 2023.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank stelt voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig.
Zorgvuldigheid van het onderzoek
4. Eiser heeft ter terechtzitting verduidelijkt dat er geen gronden zijn aangevoerd met betrekking tot de zorgvuldigheid van het onderzoek. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten. De primaire arts heeft dossierstudie verricht en eiser lichamelijk en psychisch onderzocht op het fysieke spreekuur van 15 maart 2021. Daarnaast heeft de primaire arts de overgelegde informatie meegewogen in de beoordeling. Het medisch onderzoek is door een verzekeringsarts medeondertekend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft tevens dossierstudie verricht en was aanwezig bij de hoorzitting van 31 augustus 2022. Op de hoorzitting is alleen de gemachtigde van eiser verschenen. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de overgelegde informatie betrokken bij de heroverweging.
De medische beoordeling
5. Eiser voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat zijn klachten en beperkingen zijn onderschat. Verder heeft het Uwv onjuist geconcludeerd dat geen sprake is van geheugenstoornissen. Volgens eiser zijn meer beperkingen, waaronder een verdergaande urenbeperking, aangewezen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Ter onderbouwing van zijn stelling heeft eiser verschillende medische stukken ingebracht.
6. In het rapport van 31 augustus 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat de primaire arts rekening heeft gehouden met de beperkte mentale flexibiliteit, het medicatiegebruik en de PTSS. Ten aanzien van de fysieke belastbaarheid is er rekening gehouden met het gehoorverlies door beperkingen te stellen ten aanzien van horen en lawaai. De beperkingen aangenomen door de primaire arts acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep passend, maar niet toereikend. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet aanleiding om de beperking ten aanzien van deadlines en productiepieken te verruimen en heeft toegelicht dat deze niet frequent mogen voorkomen. Vanwege de PTSS en het niet goed kunnen horen ziet de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding om eiser volledig beperkt te achten voor conflicthantering en verdergaand beperkt te achten voor klantencontact en patiëntencontact. Ten aanzien van de geheugenstoornissen overweegt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser dit zelf benoemt, maar dat hij diverse details van het ongeluk en gebeurtenissen na het ongeval kan herinneren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de informatie van de psycholoog van 3 oktober 2019 bij de medische beoordeling betrokken en daaruit komt ook naar voren dat het niet als diagnose is gesteld, maar dat eiser het zelf rapporteert.
7. Voor de fysieke belastbaarheid heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser verdergaand beperkt geacht ten aanzien van de duurbelasting in getordeerd en of gebogen actief zijn gelet op de aspecifieke tendomyogene klachten in nek en rug. Tot slot heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep vanwege de chronische pijnklachten en PTSS een urenbeperking aangenomen van 8 uur per dag en 40 uur per week, zodat voldoende recuperatietijd bestaat.
8. Naar aanleiding van de bij het beroepschrift ingebrachte medische stukken heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 9 december 2022 geconcludeerd dat deze medische informatie in de bezwaarfase is meegenomen en dus niet leidt tot het wijzigen van het eerder ingenomen standpunt. In het rapport van 18 mei 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullend gemotiveerd dat de medische informatie van de KNO-arts van 16 juli 2022 geen aanleiding geeft om verdergaande beperkingen toe te kennen ten aanzien van het gehoorverlies, omdat eiser al beperkt is geacht voor lawaai en horen en deze beperkingen gelet op de inhoud van de medische informatie eerder als te veel dan te weinig zijn aan te merken.
9. De rechtbank kan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. Er is inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom de vastgestelde beperkingen passend zijn voor eiser. Dat eiser het niet eens is met de vastgestelde beperkingen, kan op zichzelf niet leiden tot het oordeel dat de medische beoordeling onjuist is. Het is juist de specifieke deskundigheid van de verzekeringsarts om op basis van medisch objectiveerbare klachten beperkingen vast te stellen. Hoe eiser zelf zijn klachten en belastbaarheid ervaart, is bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid niet doorslaggevend. De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidskundige beoordeling
10. Eiser voert aan dat de geduide functies niet passend zijn, omdat de functies zijn belastbaarheid overschrijdt.
11. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, volgt dat ervan uit moet worden gegaan dat de beperkingen van eiser, zoals opgenomen in de FML van 31 augustus 2022 juist zijn. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 2 september 2022 en de Resultaat functiebeoordeling van 2 september 2022 gemotiveerd waarom met de functies de belastbaarheid van eiser niet wordt overschreden. De beroepsgrond slaagt niet.
Functie inpakker
12. Over de functie inpakker voert eiser verder aan dat hij analfabeet is en daarom niet de cursus HACCP Hygiënecode kan afleggen. Daarnaast voldoet eiser niet aan de opleidingseis van enkele jaren basisonderwijs.
13. In het rapport van 23 september 2021 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gemotiveerd dat eiser langdurige ervaring heeft in het schoonmaakwerk bij een organisatie waar de opleidingseis lager beroepsonderwijs vereist is. Eiser heeft daardoor aangetoond dat hij kan functioneren in functies waarbij de opleidingseis basisonderwijs wordt gevraagd. Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat eiser in het schoonmaakwerk bij de ex-werkgever ook een cursus HACCP Hygiënecode heeft afgelegd en dat de matige beheersing van de Nederlandse taal hiervoor geen knelpunt is geweest, mede omdat eiser hierbij begeleiding heeft gekregen. De beroepsgrond slaagt niet.
Functie medewerker tuinbouw
14. Eiser voert aan dat de functie medewerker tuinbouw niet geschikt is, omdat eiser analfabeet is en in deze functie eiser de Nederlandse taal moet kunnen begrijpen, spreken en lezen.
15. In het rapport van 23 september 2021 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep toegelicht dat in de functie medewerker tuinbouw met SBC 111010 men Nederlands moet kunnen begrijpen, spreken en lezen op eenvoudig niveau. Bij het lezen gaat het om “het lezen van werklijsten met daarop getallen en naam plant. Stickers op pitten met zaden met omschrijving.”
16. De rechtbank ziet in hetgeen eiser in beroep heeft gesteld aanleiding om aan de conclusie van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep te twijfelen dat de functie medewerker tuinbouw geschikt is voor eiser. Naar het oordeel van de rechtbank mist deze conclusie namelijk een toereikende onderbouwing. Bij de functie dient eiser werklijsten met daarop getallen en namen van planten en stickers op potten met zaden met omschrijving te lezen. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zou dit geen belemmering opleveren, maar de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft niet inzichtelijk gemotiveerd waarom. Bovendien heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep een andere functie laten vervallen wegens de beperkte beheersing van de Nederlandse taal en in de betreffende functie lezen (en schrijven) van belang is. Desgevraagd heeft het Uwv ter zitting ook geen goede verklaring kunnen geven over hoe eiser met zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal in staat wordt geacht om (Latijnse) namen van planten te kunnen lezen en vergelijken.

Conclusie

17. Omdat een deugdelijke motivering ontbreekt waarom de functie medewerker tuinbouw geschikt is voor eiser, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een motiveringsgebrek. Dit betekent dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Het verdere verloop van de procedure

18. Het Uwv kan dit gebrek herstellen. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om het Uwv met toepassing van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb, in de gelegenheid te stellen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. Dat herstellen kan het Uwv met een aanvullende motivering doen, maar dat kan ook met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet het Uwv een nieuwe arbeidskundige beoordeling verrichten waarbij inzichtelijk wordt gemaakt waarom de functie medewerker tuinbouw, gelet op zijn analfabetisme, geschikt is voor eiser. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het Uwv het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
19. Het Uwv moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het Uwv gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het Uwv. In beginsel, ook in de situatie dat het Uwv de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
20. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het Uwv op binnen twee weken aan de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het Uwv in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. J.A. Spee, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 31 maart 2022, ECLI:NL:RBMNE:2022:1224.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 september 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:3096.