ECLI:NL:RBMNE:2023:3559
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen uitspraak op bezwaar inzake WOZ-waarde van onroerende zaak
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 februari 2022. De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak, een appartement in [plaats], op 1 januari 2020 vastgesteld op € 242.000,-. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2023 behandeld met behulp van een beeldverbinding, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de heffingsambtenaar aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. De heffingsambtenaar heeft een taxatieverslag overgelegd waarin de woning wordt vergeleken met vergelijkbare appartementen in de omgeving. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende bewijs heeft geleverd dat de waarde van de woning correct is vastgesteld. Eiser heeft onvoldoende onderbouwd dat de woning minder waard is dan de vastgestelde waarde.
Daarnaast heeft eiser verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met ruim vier maanden is overschreden en kent eiser een schadevergoeding toe van € 50,-. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van de schadevergoeding aan eiser.