ECLI:NL:RBMNE:2023:3580

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
UTR 22/3290
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag hoog persoonlijk kilometerbudget op basis van Valys regeling voor eiser met syndroom van Down

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een hoog persoonlijk kilometerbudget (hoog pkb) op grond van de Valys regeling. Eiser, die bekend is met het syndroom van Down, had de aanvraag ingediend om zijn 92-jarige vader te kunnen bezoeken met de taxi. Verweerder, de Forensisch Medische Maatschappij Utrecht Advies B.V. (FMMU), heeft de aanvraag echter afgewezen, omdat eiser strikt medisch gezien in staat zou zijn om met een persoonlijke begeleider of hulpmiddel met de trein te reizen.

Tijdens de zitting heeft eiser aangevoerd dat hij geestelijk niet in staat is om met vreemde begeleiding het openbaar vervoer te gebruiken. Hij benadrukte dat de geestelijke belasting van het reizen met het openbaar vervoer te zwaar voor hem is, wat leidt tot gedragsveranderingen zoals woede-uitbarstingen en vermoeidheid. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om het bestreden besluit te weerleggen. De rechtbank stelde vast dat het de verantwoordelijkheid van eiser is om voor een begeleider te zorgen, en dat hij zelf kan kiezen wie deze begeleider is.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om af te wijken van de voorwaarden in het Indicatieprotocol Hoog Persoonlijk Kilometer Budget. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3290
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [A] ),
en
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Forensisch Medische Maatschappij Utrecht Advies B.V. (FMMU), h.o.d.n. HoogPKB(verweerder)
(gemachtigde: mr. N. Amri).

Procesverloop

In het besluit van 3 mei 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een hoog persoonlijk kilometerbudget (hoog pkb) afgewezen.
In het besluit van 9 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder op 17 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Eiser is bekend met het syndroom van down. Hij wil met de taxi zijn 92-jarige vader kunnen bezoeken. Hij heeft daarom een aanvraag ingediend voor een hoog persoonlijk kilometerbudget (hoog pkb) op grond van de Valys regeling.
2. Verweerder vindt dat eiser niet in aanmerking komt voor het hoog pkb. Uit de beoordeling van de door verweerder ingeschakelde arts blijkt namelijk dat eiser strikt medisch gezien in staat is om met een persoonlijke begeleider en/of een hulpmiddel met de trein te reizen.
3. Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert aan dat hij geestelijk niet in staat is om met vreemde begeleiding met het openbaar vervoer te reizen. Ter zitting heeft eiser benadrukt dat sprake is van bijzondere omstandigheden. De geestelijke belasting van het reizen met het openbaar vervoer is te zwaar voor eiser en leidt tot gedragsveranderingen zoals woede-uitbarstingen en tot vermoeidheid.
4. De rechtbank oordeelt dat wat eiser heeft aangevoerd niet kan leiden tot de conclusie dat het bestreden besluit onjuist is. Op grond van het Indicatieprotocol Hoog Persoonlijk Kilometer Budget (het protocol) moet verweerder beoordelen of eiser strikt medisch gezien in staat is om met de trein te reizen, eventueel met een hulpmiddel of een begeleider. Als verweerder vindt dat reizen met een begeleider mogelijk is, zoals in dit geval, dan is het de verantwoordelijkheid van eiser om te zorgen voor een begeleider. [1] Eiser kiest dus zelf wie de begeleider is en dit kan een vertrouwd persoon zijn. Verder heeft eiser zijn stelling over de gevolgen van het reizen voor zijn geestelijke toestand niet onderbouwd met medische stukken. Ook is de rechtbank niet gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan verweerder van de voorwaarden in het protocol had moeten afwijken.
5. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
6. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 januari 2023 door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 13 juni 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW8656.