ECLI:NL:RBMNE:2023:4171

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2023
Publicatiedatum
9 augustus 2023
Zaaknummer
23/553
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing tijdelijke afkoelingsperiode in het kader van een akkoordprocedure buiten faillissement

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot het gelasten van een afkoelingsperiode ex artikel 376 van de Faillissementswet (Fw). Verzoekster, een besloten vennootschap, had op 29 juni 2023 een verklaring ter griffie gedeponeerd en verzocht om een afkoelingsperiode van vier maanden. Dit verzoek was bedoeld om een besloten akkoordprocedure buiten faillissement te faciliteren. Op 4 juli 2023 werd een tijdelijke beschikking gegeven tot afkondiging van de afkoelingsperiode, ingaande op diezelfde datum.

Echter, op 7 juli 2023 heeft verzoekster het verzoek tot het gelasten van de afkoelingsperiode ingetrokken, omdat zij met ING Bank N.V. een vrijwillige 'standstill' had overeengekomen voor de duur van twee maanden. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat het belang aan de afkoelingsperiode was komen te ontvallen door deze overeenkomst. Daarom heeft de rechtbank besloten om de eerder gelaste afkoelingsperiode op te heffen.

De beschikking is openbaar uitgesproken door de rechters K.G. van de Streek, A.E. de Vos en K.M. van Hassel. Deze uitspraak benadrukt de mogelijkheid voor partijen om buiten faillissement tot overeenstemming te komen, wat in dit geval heeft geleid tot de intrekking van het verzoek voor een afkoelingsperiode.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Toezicht – Insolventies-meervoudige kamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: HO RK 23/553
Beschikking van 10 juli 2023
in de zaak van:
de besloten vennootschap
[verzoekster] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 1] , kantoorhoudende te [plaats 2] ,
verzoekster,
hierna te noemen: “ [verzoekster] ”,
advocaten: mrs L.J.J. Kerstens en G.P. de Gruijter te Amsterdam,
en haar groepsmaatschappijen:
1. de besloten vennootschap
[groepsmaatschappij sub 1] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 1] , kantoorhoudende te [plaats 2] ,
2. de besloten vennootschap
[groepsmaatschappij sub 2] B.V.,
gevestigd te [plaats 2] , kantoorhoudende te [plaats 2] ,
3. de besloten vennootschap
[groepsmaatschappij sub 3] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 1] , kantoorhoudende te [plaats 2] ,
4. de besloten vennootschap
[groepsmaatschappij sub 4] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 1] , kantoorhoudende te [plaats 2] ,
5. de besloten vennootschap
[groepsmaatschappij sub 5] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 1] , kantoorhoudende te [plaats 2] ,
6. de besloten vennootschap
[groepsmaatschappij sub 6] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 1] , kantoorhoudende te [plaats 2] ,
7. de besloten vennootschap
[groepsmaatschappij sub 7] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 1] , kantoorhoudende te [plaats 2] ,
8. de besloten vennootschap
[groepsmaatschappij sub 8] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 1] , kantoorhoudende te [plaats 2] ,
9. de besloten vennootschap
[groepsmaatschappij sub 9] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 1] , kantoorhoudende te [plaats 2] ,
10. de besloten vennootschap
[groepsmaatschappij sub 10] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 1] , kantoorhoudende te [plaats 2] ,
11. de besloten vennootschap
[groepsmaatschappij sub 11] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 1] , kantoorhoudende te [plaats 2] ,
de vennootschappen onder 1 tot en met 11 hierna gezamenlijk te noemen:
de Dochtermaatschappijen.
Belanghebbende:
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te [plaats 2] ,
hierna te noemen: “ING”.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 29 juni 2023 een verklaring ex artikel 370 lid 3 Faillissementswet (Fw) ter griffie gedeponeerd.
1.2.
Bij verzoek van 29 juni 2023 heeft verzoekster verzocht een afkoelingsperiode ex. artikel 376 Fw te gelasten voor een periode van vier maanden.
1.3.
Verzoekster heeft gekozen voor een besloten akkoordprocedure buiten faillissement.
1.4.
Op 4 juli 2023 is, bij wijze van een tijdelijke voorziening, een beschikking gegeven tot afkondiging van een afkoelingsperiode als bedoeld in artikel 376 Fwjo 372 lid 3
Fw voor de periode totdat bij eindbeslissing op het ingediende verzoek is beslist, ingaande 4 juli 2023.
1.5.
De mondelinge behandeling van het verzoek stond gepland voor 10 juli 2023 via een digitale beeldverbinding.
1.6.
Bij e-mail van 7 juli 2023 heeft verzoekster het verzoek tot het gelasten van een afkoelingsperiode ingetrokken.

2.De beoordeling

2.1.
Uit het intrekkingsverzoek van 7 juli 2023 blijkt dat verzoekster alsnog met ING een vrijwillige ‘standstill’ is overeengekomen voor de duur van twee maanden. Gelet hierop is het belang aan een afkoelingsperiode ex. artikel 372 Fw jo. 376 Fw komen te ontvallen. De rechtbank zal overgaan tot opheffing van de in de beschikking van 4 juli 2023 bij wijze van een tijdelijke voorziening gelaste afkoelingsperiode

3.De beslissing

3.1.
De rechtbank heft op de bij wijze van tijdelijke voorziening gelaste afkoeling.
Deze beschikking is gegeven door mr. K.G. van de Streek, mr. A.E. de Vos en mr. K.M. van Hassel in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2023.