Overwegingen
Ontvankelijkheid: is eiser belanghebbende?
2. De rechtbank dient ambtshalve te beoordelen of eiser als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt.
3. Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat hij als belanghebbende moet worden aangemerkt, omdat hij zicht heeft op een deel van het dakvlak van de nieuw opgerichte schuur. Daarnaast vreest hij dat als gevolg van het afzien van handhavend optreden door het college ook op andere percelen, waar hij rechtstreeks zicht op heeft, in strijd met de regels van het vergunningsvrij bouwen bijgebouwen zullen worden opgericht. Dit zal ten koste gaan van zijn uitzicht en het groene karakter van de wijk.
4. In artikel 1:2 eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In artikel 8:1 van de Awb is bepaald dat een belanghebbende tegen een besluit beroep kan instellen bij de bestuursrechter. Alleen degene die een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang heeft dat rechtstreeks betrokken is bij het bestreden besluit, is belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.
5. Wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit die het besluit toestaat, is in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Op dit uitgangspunt bestaat een correctie die in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is ontwikkeld; het zogeheten criterium ‘gevolgen van enige betekenis’. Dit criterium is ook van toepassing in handhavingszaken.
6. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen van een besluit wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen voor de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang ontbreekt. Daarbij wordt onder andere acht geslagen op de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en (eventuele) milieugevolgen van de activiteit die het besluit toestaat. Ook aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
7. Bij percelen die grenzen aan het perceel waarop het besluit betrekking heeft of percelen die gelijk te stellen zijn met een aangrenzend perceel, wordt ervan uitgegaan dat feitelijke gevolgen, indien die zich voordoen, in beginsel van enige betekenis zijn.
8. Het handhavingsverzoek heeft betrekking op de nieuw gebouwde schuur op het perceel (met kadastrale nummer [1] ) gelegen aan de [perceel 1] in [plaats] . Dit perceel grenst niet aan het perceel waarop de woning van eiser is gelegen aan de [perceel 2] [plaats] . Tussen de woning van eiser en de nieuwe schuur zijn twee percelen gelegen, een openbare weg alsmede de voortuin van eiser. Ter zitting is besproken dat de kortste afstand tussen de voorgevel van de woning van eiser en de dichtstbij gelegen zijde van de nieuwe schuur 33 meter bedraagt.
9. De rechtbank acht niet aannemelijk dat eiser feitelijke gevolgen van enige betekenis ondervindt van de nieuwe schuur. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat hoewel eiser op een afstand van minder dan 100 meter van de locatie woont en enig zicht heeft op een deel van het dakvlak van de nieuw opgerichte schuur, dit zicht vanwege de tussengelegen percelen en daarop aanwezige beplanting, uiterst beperkt is. Ter zitting zijn de door de derde partij overgelegde foto’s besproken die een beeld geven van de situatie ter plaatse. Ter zitting is vastgesteld dat de foto die is overgelegd als productie 1 bij de reactie van de derde partij van 10 maart 2023, is genomen vanaf de straatzijde voor de woning van eiser. Deze foto is genomen in de winterperiode. Te zien is dat de nieuw opgerichte schuur nauwelijks zichtbaar is door het tussengelegen (blijvend) groen. Daarbij komt dat de ruimtelijke uitstraling van de nieuwe schuur beperkt is, vanwege het feit dat op deze plek reeds een schuur stond die door de nieuwe schuur is vervangen. Uit de bij de klachtmelding overgelegde situatietekening van de oude en nieuwe situatie alsmede hetgeen ter zitting is besproken, blijkt dat de nieuwe schuur groter is dan de oude schuur, maar qua volume sprake is van een beperkte vergroting van de bestaande schuur.
10. Eiser voert aan dat het groene karakter van de wijk door de bouw van de schuur wordt aangetast. Derde-partijen hebben aan de achterzijde van het perceel een leilinde en een haag verwijderd ten behoeve van de bouw van de nieuwe schuur. Eiser heeft vanuit zijn woning echter geen zicht op de achterzijde van het perceel. Eiser kan de achterkant van het perceel zien als hij deze passeert, bijvoorbeeld bij een wandeling door de buurt, maar dit levert niet een persoonlijk belang bij de inhoudelijke behandeling van zijn handhavingsverzoek op.
11. Aldus is de rechtbank van oordeel dat de gevolgen voor de woon- en leefsituatie van eiser als gevolg van de nieuw opgerichte schuur zo gering zijn dat een persoonlijk belang bij de beoordeling van zijn beroep ontbreekt. Ook de vrees van eiser voor precedentwerking, inhoudende dat in de toekomst mogelijk bijgebouwen in voor hem dichterbij gelegen percelen worden opgericht in strijd met het bestemmingsplan, maakt dat niet anders. Eiser vreest voor een situatie die zich nu niet voordoet en heeft daarmee ook geen actueel en reëel belang bij een beoordeling van zijn beroep.