9.9.De voorzieningenrechter stelt ook vast dat verweerder ter zitting heeft erkend dat artikel 7, achtste lid, van de Verordening tegenstrijdig is met artikel 14 van de Verordening (waarin een bepaling over het abonnementstarief is opgenomen) en de Beleidsregels jeugd en maatschappelijke ondersteuning gemeente IJsselstein 2022 (hierna: de Beleidsregels). In de Beleidsregels (pagina 9) staat zelfs uitdrukkelijk vermeld dat de Wmo 2015 en de Jeugdwet het niet toestaan dat slechts op basis van inkomen ondersteuning wordt verleend of geweigerd. Hierin ziet de voorzieningenrechter een bevestiging van haar oordeel, dat het inkomen niet tot het begrip ‘eigen kracht’ behoort.
10. Gelet op het voorgaande, heeft het bezwaar naar het oordeel van de voorzieningenrechter een redelijke kans van slagen.
Belangenafweging
11. Uit het voorgaande volgt dat geen sprake is van een spoedeisend belang en dat het bezwaar tegen het besluit van 8 juni 2023 een redelijke kans van slagen heeft. Gelet op de belangen die partijen hebben aangevoerd ziet de voorzieningenrechter aanleiding de belangen van partijen af te wegen om te beoordelen of sprake is van bijzondere omstandigheden die maken dat een voorlopige voorziening moet worden toegewezen.
12. De voorzieningenrechter weegt in dit kader mee dat verweerder niet weersproken heeft dat verzoeker (zonder toepassing van de inkomensnorm) in aanmerking komt voor hulp in het huishouden op grond van de Wmo 2015. De financiële belangen van verweerder, om de ondersteuning op grond van de Wmo 2015 binnen de gemeente IJsselstein betaalbaar, beheersbaar en beschikbaar te houden, wegen voor de voorzieningenrechter niet op tegen de individuele belangen van verzoeker. In afwachting van de beslissing op het bezwaar is verzoeker namelijk verstoken van huishoudelijke hulp terwijl hij die wel nodig heeft. De individuele belangen van verzoeker wegen dan zwaarder dan de algemene, financiële, belangen van verweerder.
13. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. De voorzieningenrechter schorst het primaire besluit tot de beslissing op bezwaar en bepaalt dat verzoeker in de periode tot aan de beslissing op bezwaar verlenging van zijn eerdere indicatie (twee uur per week huishoudelijke hulp in de vorm van zorg in natura) toegekend krijgt. De voorzieningenrechter neemt hierbij in acht dat dit een voorlopig oordeel is, in afwachting van de volledige heroverweging en de beslissing van verweerder op het bezwaar van verzoeker. Het gaat dan te ver om, zoals verzoeker heeft betoogd, artikel 7, achtste lid, van de Verordening onverbindend te verklaren.
14. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt.
15. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).