ECLI:NL:RBMNE:2023:4388

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
10372252 UC EXPL 23-1565
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming gehuurde woning met betrekking tot oneerlijke bedingen in algemene voorwaarden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 5 juli 2023 uitspraak gedaan in een huurzakenprocedure. De eisende partij, een verhuurder, heeft verzocht om ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de gehuurde woning en betaling van huurachterstand, inclusief rente en kosten. De gedaagde partij is niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd, waardoor de kantonrechter verstek heeft verleend. De kantonrechter heeft vervolgens de vordering van de verhuurder toegewezen, met uitzondering van de gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Dit omdat de kantonrechter ambtshalve heeft vastgesteld dat de algemene voorwaarden van de verhuurder een oneerlijk beding bevatten, in strijd met de Europese Richtlijn Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten.

De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde partij veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en wettelijke rente. De kantonrechter heeft de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat het beding in de algemene voorwaarden dat deze kosten voorschrijft, als oneerlijk werd beoordeeld. De gedaagde partij is verder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de eisende partij, die zijn begroot op € 636,31.

Dit vonnis benadrukt de bescherming van consumenten tegen oneerlijke bedingen in overeenkomsten en de verplichting van de rechter om dergelijke bedingen ambtshalve te toetsen. De uitspraak is gedaan door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10372252 UC EXPL 23-1565 YA/1386
Vonnis van 5 juli 2023
inzake
[eisende partij],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: AGIN Timmermans Gerechtsdeurwaarders Juristen Incassospecialisten,
tegen:
[gedaagde partij],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De overwegingen van de kantonrechter

1.1.
De eisende partij heeft een vordering ingesteld. De gedaagde partij heeft niet (op tijd) gereageerd en ook geen uitstel gevraagd om op een later moment alsnog te mogen reageren. Om die reden heeft de kantonrechter verstek verleend tegen de gedaagde partij.
1.2.
Vervolgens heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen, waarna de eisende partij de toepasselijke algemene voorwaarden heeft overgelegd.
1.3.
Daarop volgt nu dit vonnis.
Hoofdvordering
1.4.
De eisende partij vordert ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde en betaling van huurachterstand.
1.5.
De gestelde omvang van de huurachterstand maakt deze hoofdvordering op zichzelf toewijsbaar. Omdat de gedaagde partij geen verweer heeft gevoerd, zijn geen feiten en omstandigheden gebleken op grond waarvan deze vordering in dit geval toch niet zou kunnen worden toegewezen. De kantonrechter zal de overeenkomst daarom ontbinden en de gedaagde partij zal het gehuurde moeten ontruimen op de in het dictum van dit vonnis vermelde manier. Ook zal de gedaagde partij de achterstallige huur nog moeten betalen.
Nevenvorderingen
1.6.
De eisende partij maakt daarnaast aanspraak op vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten en rente. In de toepasselijke algemene voorwaarden heeft zij daar iets over bedongen.
Ambtshalve toetsing in het algemeen
1.7.
De kantonrechter moet ambtshalve (dat wil zeggen uit zichzelf, ook als de consument/huurder daar niet om vraagt) beoordelen of in de algemene voorwaarden geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van de consument/huurder, in de zin van artikel 3 van de Europese Richtlijn Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (richtlijn 93/13). Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is vernietigbaar is.
1.8.
De kantonrechter moet in dit verband uit zichzelf beoordelen of bedingen, waaraan de consument/huurder gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument/huurder aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar uit zichzelf consequenties aan verbinden, opdat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen. Als de eisende partij/verhuurder zichzelf contractueel de mogelijkheid heeft voorbehouden om aanspraak te maken op een contractueel bedongen vergoeding, en de kantonrechter het betreffende beding beoordeelt als oneerlijk, dan moet hij het vernietigen en de daarop gebaseerde vordering afwijzen, ook als in de procedure alleen een beroep wordt gedaan op een (per definitie eerlijke) wettelijke vergoeding. Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).
Ambtshalve toetsing in deze procedure
1.9.
De eisende partij maakt zoals gezegd aanspraak op vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. In artikel 13 van de algemene voorwaarden is daarover een beding opgenomen. Volgens de tekst van het beding zijn de incassokosten al verschuldigd zodra de vordering uit handen wordt gegeven, terwijl de wettekst voorschrijft éérst nog een ‘gratis’ zogenoemde veertiendagenbrief moet worden verstuurd; pas als de schuldenaar de achterstallige hoofdsom na die veertien dagen nog niet heeft betaald, wordt hij daarbovenop incassokosten verschuldigd. Ook is in dit geval de bedongen vergoeding altijd ten minste 15% van de hoofdsom en daarmee hoger dan de wettelijke vergoeding (op grond van artikel 6:96 lid 5 en 6 van het Burgerlijk Wetboek en het daarop gebaseerde Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten) die per definitie eerlijk is.
1.10.
De kantonrechter is van oordeel dat het beding daardoor al met al ten nadele van consumenten aanzienlijk afwijkt van de wettelijke regeling. Het beding is aldus oneerlijk ten opzichte van de gedaagde partij en wordt daarom vernietigd. Als gevolg daarvan wordt de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
1.11.
De eisende partij maakt ook aanspraak op vergoeding van wettelijke rente. Hierover is in artikel 6 een beding opgenomen. Het beding over de rente is in overeenstemming met de wet. Dit beding kan dan ook in stand worden gelaten en de gevorderde vergoeding is toewijsbaar.
1.12.
De gedaagde partij wordt als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van de eisende partij worden begroot op:
- dagvaarding € 128,31
- griffierecht € 244,00
- salaris gemachtigde
€ 264,00(1 punt(en) x tarief € 264,00)
Totaal € 636,31.

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onzelfstandige woonruimte, aan het adres [adres] te [woonplaats] ;
2.2.
veroordeelt de gedaagde partij om dit deel van deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege de gedaagde partij bevindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van de eisende partij te stellen;
2.3.
veroordeelt de gedaagde partij om tegen bewijs van kwijting te betalen aan de eisende partij:
1e. € 4.245,26 ter zake van achterstallige huur tot en met 28 februari 2023, en afrekening servicekosten, vermeerderd met wettelijke rente over € 4.011,26 vanaf 1 maart 2023 tot de dag van voldoening;
2e. € 9,52 ter zake van rente;
3e. € 652,47 voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 28 februari 2023 en de daadwerkelijke ontruiming telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de respectieve termijnen tot de dag van voldoening;
2.4.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de eisende partij, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 636,31, waarin begrepen € 264,00 aan salaris gemachtigde;
2.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
2.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.