ECLI:NL:RBMNE:2023:45

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
22/2280
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering voorschot NOW1 wegens geen aanvraag definitieve berekening

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een restaurantuitbater, en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres had een voorschot van € 26.691,- ontvangen op basis van de NOW1-regeling, maar had geen aanvraag ingediend voor de definitieve berekening van de tegemoetkoming. De minister besloot daarom het voorschot terug te vorderen. Eiseres voerde aan dat zij niet was gehoord in de bezwaarprocedure en dat zij door gebrek aan digitale vaardigheden en onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal niet tijdig een aanvraag had kunnen indienen. De rechtbank oordeelde dat de hoorplicht niet was geschonden, aangezien de zoon van eiseres had aangegeven dat er geen hoorzitting nodig was. Bovendien was de rechtbank van mening dat eiseres zelf verantwoordelijk was voor het indienen van de aanvraag en dat de minister geen verplichting had om gegevens bij de Belastingdienst op te vragen. De rechtbank concludeerde dat de terugvordering van het voorschot niet onevenredig was en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. Eiseres moet het voorschot terugbetalen en krijgt geen vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2280

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. H.J. Oosterhagen),
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (de minister),

(gemachtigde: R. van den Brink).

Inleiding

1. Met het besluit van 17 februari 2022 (het primaire besluit) heeft de minister beslist dat het definitieve bedrag waar eiseres recht op heeft op grond van de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW1) niet kan worden berekend omdat zij geen aanvraag heeft gedaan. Het verstrekte voorschot tot een bedrag van € 26.691,- wordt van eiseres teruggevorderd.
1.1.
Met het besluit van 21 april 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard..
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de terugvordering van het voorschot van de tegemoetkoming op grond van de NOW1. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep wettelijke regels zijn te vinden in de bijlage van deze uitspraak.
Het geschil
4. Eiseres exploiteert een restaurant. Zij heeft op 28 april 2020 een tegemoetkoming op grond van de NOW1 aangevraagd. De minister heeft aan eiseres op 30 april 2020 een tegemoetkoming toegekend, waarbij € 26.691,- aan voorschot is betaald.
4.1.
De minister vordert het voorschot terug omdat er door eiseres geen aanvraag om een definitieve berekening van de tegemoetkoming is ingediend.
Schending hoorplicht
5. Eiseres voert aan dat zij in de bezwaarprocedure niet is gehoord.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de hoorplicht niet is geschonden. [1] Uit een telefoonnotitie van het Uwv van 20 april 2020 blijkt dat het bezwaar met zoon [A] is besproken. In de notitie staat dat hij van een hoorzitting geen gebruik wenst te maken omdat hij geen andere bezwaren heeft aan te voeren dan dat zijn ouders de Nederlandse taal niet machtig zijn en digitaal niet goed uit de voeten kunnen. Een hoorzitting heeft dan volgens hem geen zin. De rechtbank is het met de minister eens dat hieruit volgt dat eiseres niet nog in een hoorzitting gehoord wilde worden. Dat eiseres op de zitting aangeeft dat het Uwv er niet vanuit mocht gaan dat de zoon namens haar sprak, volgt de rechtbank niet. De zoon van eiseres geeft immers zelf in het bezwaarschrift onder meer aan dat hij voor zijn ouders werkzaam is, hij altijd moet meehelpen met mails beantwoorden en dat mails van het Uwv door drukte hem zijn ontgaan en hij niet op tijd aan het Uwv de gegevens heeft verstrekt. Het Uwv mocht dan ook uitgaan dat gezien bovenstaande activiteiten van de zoon en het telefonisch te woord staan tijdens de bezwaarprocedure de zoon namens eiseres haar zaken behartigde.
Aanvraag van de definitieve vaststelling van de NOW1
6. Eiseres voert aan dat de gang van zaken geen redelijke uitleg van de NOW1 met zich mee brengt. Zij stelt dat het haar niet verweten kan worden dat zij niet tijdig een aanvraag voor de definitieve subsidie van de NOW1 heeft ingediend omdat zij obstakels ondervindt. Zij is niet digivaardig en beheerst de Nederlandse taal onvoldoende. Ook voert zij, samengevat, aan dat de informatieverstrekking over de procedure rondom de aanvraag voor een definitieve berekening vanuit de overheid gebrekkig is. De minister had zelf gegevens kunnen opvragen bij de Belastingdienst en ook zijn in de bezwaarprocedure de omzetcijfers overgelegd waarmee de definitieve tegemoetkoming vastgesteld had kunnen worden. Ondanks dat er geen hardheidsclausule in de NOW1 staat opgenomen, moet volgens eiseres de hardheidsclausule worden toegepast.
Is de NOW1 regeling als zodanig onredelijk?
6.1.
De NOW1 is een ministeriële regeling. Een algemeen verbindend voorschrift dat geen wet in formele zin is, kan door de rechter in een zaak over een besluit dat op zo’n voorschrift berust, worden getoetst op rechtmatigheid. In het bijzonder gaat het daarbij om de vraag of het voorschrift niet in strijd is met hogere regelgeving. De rechter kan ook bekijken of de NOW1 een voldoende deugdelijke grondslag biedt voor het bestreden besluit. Bij die indirecte toetsing van het algemeen verbindend voorschrift vormen de algemene rechtsbeginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een belangrijke richtsnoer, waarbij de toetsing wordt verricht volgens vaste rechtspraak. [2]
6.2.
De NOW1 is het resultaat van een politiek-bestuurlijke afweging om werkgevers, die te maken hebben met een acute terugval in de omzet door vermindering van de bedrijvigheid door bijzondere omstandigheden, die niet tot het normale ondernemersrisico kunnen worden gerekend, zoals door het coronavirus, een tegemoetkoming te bieden in de loonkosten met het doel om de werkgelegenheid zoveel mogelijk te behouden. De regeling is een noodmaatregel waarbij een groot aantal werkgevers op korte termijn duidelijkheid moet worden geboden over de aard en inhoud van de regeling. Daardoor heeft de regeling een algemeen karakter, waarbij niet steeds maatwerk kan worden geboden. [3] Om deze reden is in de NOW1 ook geen hardheidsclausule opgenomen. De minister heeft bij de totstandkoming van een subsidieregeling als de NOW1 veel beslissingsruimte. Dit brengt met zich mee dat er terughoudend getoetst moet worden door de bestuursrechter. Uit de nota van toelichting bij de NOW1 blijkt dat om de berekening van de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming te kunnen maken het van belang is dat de aanvraag met de daarbij behorende gegevens tijdig beschikbaar is bij het Uwv. In de NOW1 is dwingend voorgeschreven [4] tot wanneer de aanvraag kon worden ingediend. De uiterste datum was 31 oktober 2021. In de nota van toelichting staat verder dat het Uwv het volledig verstrekte voorschot terugvordert als er geen definitieve aanvraag is. Doorslaggevende betekenis komt toe aan de uitdrukkelijke bedoeling van de minister en de in dat verband dwingend voorgeschreven datum om de definitieve vaststelling aan te vragen. Er is daarom geen aanleiding om de betreffende bepaling in de NOW1 in strijd te achten met het evenredigheidsbeginsel of enig ander algemeen beginsel van behoorlijk bestuur of algemeen rechtsbeginsel en om deze bepaling om die reden buiten toepassing te laten.
Is de toepassing van de NOW1 regeling in dit specifieke geval onredelijk?
6.3.
Niet in geschil is dat eiseres geen aanvraag om een definitieve vaststelling van de tegemoetkoming heeft ingediend. Ook is niet in geschil dat de minister de tegemoetkoming, waarvan aan eiseres het voorschot is verleend, heeft vastgesteld volgens de regels van de NOW1. Uit het dossier blijkt dat het Uwv aan eiseres op 7 oktober 2021 een brief heeft gestuurd waarin zij eraan wordt herinnerd om uiterlijk op 31 oktober 2021 een definitieve berekening aan te vragen. Omdat sommige werkgevers geen volledige vaststelling konden aanvragen omdat de benodigde derden- of accountantsverklaring nog ontbrak, heeft de staatssecretaris besloten om de termijn te verlengen tot en met 9 januari 2022. Eiseres is met de brief van 4 november 2021 hiervan op de hoogte gesteld. De rechtbank is het met de minister eens dat in de media hiervoor veel aandacht is geweest. Vanuit het ministerie is een intensieve communicatiecampagne geweest om zoveel mogelijk werkgevers te attenderen op de deadline van 31 oktober 2021, en vervolgens op de verlengingstermijn van 9 januari 2022. [5] Dat eiseres stelt dat de informatieverstrekking gebrekkig was, volgt de rechtbank dan ook niet.
6.4.
Verder is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van andere bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat eiseres niet tijdig een definitieve berekening had kunnen aanvragen. Dat eiseres een beperkte taalbeheersing en geen digitale vaardigheden heeft, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Het is haar eigen verantwoordelijkheid om tijdig de aanvraag voor een definitieve berekening te doen en zo nodig hulp te zoeken van derden, zoals haar zoon of haar accountant. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres wél digitaal de tegemoetkoming NOW1 heeft aangevraagd. Ook bestond er voor de minister, anders dan eiseres stelt, geen plicht om gegevens bij de Belastingdienst op te vragen. Dat in de bezwaarprocedure door eiseres omzetgegevens zijn overgelegd, wil niet betekenen dat dan de minister alsnog een definitieve berekening moest maken. Eiseres heeft immers uiterlijk op 31 oktober 2021, respectievelijk 9 januari 2022, geen aanvraag ingediend. De beroepsgrond slaagt niet.
Terugvordering verleend voorschot
7. De minister heeft een discretionaire bevoegdheid om het onverschuldigd betaalde voorschot geheel of gedeeltelijk terug te vorderen van eiseres. [6] Ook bij de terugvordering moet de minister beoordelen of de nadelige gevolgen van terugvordering voor eiseres niet onevenredig zijn in verhouding met de doelen die met het besluit worden gediend. [7]
7.1.
Het belang van de minister bij de terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten is dat publieke middelen zorgvuldig worden besteed. Dat is een legitiem doel waaraan belangrijke betekenis toekomt. Dat eiseres mogelijk in financiële problemen komt, is door haar niet met stukken onderbouwd. Afweging van de nadelige gevolgen van het besluit in verhouding tot het doel daarvan leidt dan ook tot de conclusie dat de terugvordering van het voorschot van € 26.691,- niet onevenredig is. Daarbij geldt dat eiseres een betalingsregeling kan treffen. De rechtbank is daarom niet gebleken dat de terugvordering van het voorschot zodanig ingrijpend is voor eiseres dat de minister daar geheel of gedeeltelijk van af had moeten zien. De minister heeft dan ook het voorschot terecht van eiseres teruggevorderd.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en zij het aan haar verleende voorschot van € 26.691,- moet terugbetalen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van P. Molenaar, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2023.
griffier
rechter
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:95
….
4. Betaalde voorschotten worden verrekend met de te betalen geldsom. Onverschuldigd betaalde voorschotten kunnen worden teruggevorderd.
….
Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW1)
Artikel 5 Weigeringsgronden
Onverminderd artikel 4:35, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt de subsidieverlening geweigerd, indien of voor zover:
a. niet of onvoldoende aannemelijk is dat de omzetdaling van de betreffende werkgever ten minste 20% zal zijn;
b. het rekeningnummer dat bij de aanvraag is opgegeven niet correspondeert met het in de aanvraag opgegeven loonheffingennummer en de daaraan verbonden rekeninggegevens;
c. geen loongegevens beschikbaar zijn in de polisadministratie, bedoeld in artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, over de aangiftetijdvakken, bedoeld in artikel 10, tweede tot en met vierde lid en artikel 7, zevende lid; of
d. de aanvraag anderszins niet voldoet aan de in deze regeling gestelde eisen.
Artikel 14 Subsidievaststelling
1. De werkgever vraagt de vaststelling van de subsidie na 6 oktober 2020 en uiterlijk op 31 oktober 2021 aan, door middel van een door de Minister vast te stellen formulier. Artikel 8, zevende lid is van overeenkomstige toepassing.
2. Bij de aanvraag van de vaststelling worden in ieder geval meegezonden:
….
Artikel 15 Terugvordering
Onverminderd artikel 4:95, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan het verstrekte voorschot geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd van de subsidieontvanger, indien dit ten onrechte of voor een te hoog bedrag is verstrekt of indien niet aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 13, is voldaan.

Voetnoten

1.Artikel 7:2, eerste lid, in samenhang met artikel 7:3, onderdeel c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 1 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2016.
3.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 2 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1282.
4.Artikel 14, eerste lid, van de NOW1.
5.Brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 november 2021,
6.Artikel 15 van de NOW1 en artikel 4:95, vierde lid, van de Awb.
7.Artikel 3:4, tweede lid, van de Awb.