ECLI:NL:RBMNE:2023:4516

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
1 september 2023
Zaaknummer
UTR 23/1218
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ingangsdatum WW-uitkering en schriftelijke overeenstemming over beëindiging dienstverband

Op 24 augustus 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser, die sinds 23 augustus 2021 in dienst was bij een werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, had op 28 februari 2023 en 6 maart 2023 een vaststellingsovereenkomst ondertekend waarin zijn dienstverband per 1 april 2023 werd beëindigd. Eiser diende een aanvraag in voor een WW-uitkering, waarop het Uwv op 13 april 2023 besloot om deze uitkering met ingang van 1 mei 2023 toe te kennen. Eiser maakte bezwaar tegen deze ingangsdatum, wat door het Uwv op 2 juni 2023 werd afgewezen.

Tijdens de zitting op 24 augustus 2023 werd duidelijk dat eiser op 28 februari 2023 schriftelijk overeenstemming had bereikt over de beëindiging van zijn dienstverband, wat leidde tot de conclusie dat de fictieve opzegtermijn eindigde op 31 maart 2023. De rechtbank oordeelde dat eiser recht had op een WW-uitkering vanaf 1 april 2023. De rechtbank vernietigde de beslissing van het Uwv voor zover deze de WW-uitkering per 1 mei 2023 toekende en kende de uitkering zelf toe per 1 april 2023. Tevens werd bepaald dat het Uwv het griffierecht aan eiser moest vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door mr. J. Wolbrink in aanwezigheid van griffier mr. R. van Manen. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze mondelinge uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/2841
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, Uwv (gemachtigde: R. van den Brink).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van 2 juni 2023 van het Uwv op 24 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het Uwv.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt de beslissing op bezwaar voor zover de WW-uitkering per 1 mei 2023 is toegekend;
 voorziet zelf in de zaak en kent de WW-uitkering toe per 1 april 2023;
 bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de beslissing op bezwaar op bezwaar;
 bepaalt dat het Uwv het griffierecht aan eiser moet vergoeden.

Inleiding

1. Eiser was sinds 23 augustus 2021 in dienst bij [bedrijf] B.V. (werkgever) op grond van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Werkgever en eiser hebben op 28 februari 2023 en respectievelijk 6 maart 2023 een vaststellingsovereenkomst ondertekend waarin het dienstverband is beëindigd per 1 april 2023. Eiser heeft vervolgens een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) aangevraagd.
2. Met het besluit van 13 april 2023 heeft het Uwv aan eiser met ingang van 1 mei 2023 een WW-uitkering toegekend.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de ingangsdatum van de WW-uitkering.
4. Met het besluit van 2 juni 2023 (bestreden besluit) heeft het Uwv dat bezwaar ongegrond verklaard. Het Uwv heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de vaststellingsovereenkomst door eiser is getekend op 6 maart 2023. Rekening houdend met opzegging tegen einde van de maand en een opzegtermijn van één maand loopt de opzegtermijn in het geval van eiser tot en met 30 april 2023.
5. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld. Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft voor de zitting nog een e-mailbericht overgelegd die hij op 28 februari 2023 aan zijn werkgever heeft verzonden.

Beoordeling door de rechtbank

6. Op de zitting heeft het Uwv toegelicht dat eiser met het overleggen van het e-mailbericht van 28 februari 2023 heeft aangetoond dat op deze datum schriftelijk overeenstemming is bereikt over de beëindiging van zijn dienstverband.
7. Tussen partijen is dan ook niet langer in geschil op welke datum de vaststellingsovereenkomst schriftelijk is overeengekomen, namelijk op 28 februari 2023. Gevolg is dat de fictieve opzegtermijn eindigt op 31 maart 2023. Eiser dus recht had op een WW-uitkering vanaf 1 april 2023.
8. Eiser heeft het e-mailbericht van 28 februari 2023 in beroep ingebracht. Dit e-mailbericht was nog niet eerder bekend bij het Uwv. Gelet op de inhoud van het bezwaarschrift van eiser en het belang van een schriftelijke overeenkomst in deze procedure, lag het op de weg van het Uwv om het e-mailbericht in de bezwaarprocedure op te vragen, dan wel navraag te doen bij eiser. Door geen navraag te doen, is het besluit van het Uwv onzorgvuldig voorbereid.

Conclusie

9. De rechtbank zal de beslissing op bezwaar daarom vernietigen, voor zover de WW-uitkering per 1 mei 2023 is toegekend. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en de WW-uitkering per 1 april 2023 toekennen. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat het Uwv het griffierecht moet vergoeden.
10. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2023 door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. R. van Manen, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.