ECLI:NL:RBMNE:2023:476

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
UTR 22/1919
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van kinderbijslag en de ingangsdatum volgens de Algemene Kinderbijslagwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de toekenning van kinderbijslag. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de SVB, dat kinderbijslag had toegekend vanaf het vierde kwartaal van 2020 voor haar drie kinderen. Eiseres was het niet eens met de ingangsdatum van de kinderbijslag en heeft beroep ingesteld nadat haar bezwaar ongegrond was verklaard.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de SVB op 10 januari 2022 een primair besluit heeft genomen, waarin de kinderbijslag werd toegekend. Eiseres heeft pas op 15 november 2021 een aanvraag ingediend, wat betekent dat de SVB de kinderbijslag terecht per het vierde kwartaal van 2020 heeft toegekend. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat volgens artikel 14 van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) het recht op kinderbijslag niet eerder kan ingaan dan een jaar voorafgaand aan de aanvraag. Dit is een dwingende wettekst waar niet van kan worden afgeweken.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de redenen die eiseres voor haar late aanvraag heeft gegeven, niet leiden tot een onjuist besluit van de SVB. De verantwoordelijkheid om na te gaan hoe men recht kan doen gelden op kinderbijslag ligt bij de aanvrager zelf. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk heeft gekregen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1919

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

12 januari 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder

(gemachtigde: mr. O.F.M. Vonk).

Procesverloop

Bij besluit van 10 januari 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) toegekend vanaf het vierde kwartaal van 2020 voor haar kinderen [dochter 1] , [dochter 2] en [dochter 3] .
Eiseres is het niet eens met de ingangsdatum van de kinderbijslag en heeft daarom bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
Bij besluit van 22 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 januari 2023. Eiseres is verschenen, vergezeld door haar echtgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende uitleg.
2. Volgens artikel 14, eerste lid, van de AKW stelt de SVB op aanvraag vast of een recht op kinderbijslag bestaat. In het derde lid van dit artikel staat dat het recht op kinderbijslag niet vroeger kan ingaan dan een jaar voorafgaand aan de eerste dag van het kalenderkwartaal tijdens welk de aanvraag om kinderbijslag werd ingediend.
3. Deze wettekst is dwingend. Er bestaat geen mogelijkheid hiervan af te wijken. Dat heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB), de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, ook bepaald. Zie de uitspraak van de CRvB van 14 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1643.
4. Dit betekent dat eiseres, toen zij met haar gezin na emigratie in 2016 weer terugkeerde naar Nederland, een aanvraag moest doen om kinderbijslag te kunnen krijgen voor haar drie kinderen. Omdat eiseres pas op 15 november 2021 een aanvraag om kinderbijslag heeft ingediend, heeft de SVB de kinderbijslag terecht per het vierde kwartaal van 2020 toegekend. Voor een verdergaande terugwerkende kracht biedt de wet geen mogelijkheid.
5. De redenen die eiseres voor haar late aanvraag heeft gegeven, maken niet dat het besluit van de SVB onjuist is. Dat eiseres (op basis van informatie van haar accountant en/of een baliemedewerker van de gemeente) ervan uit ging dat het recht op kinderbijslag in haar situatie automatisch wordt toegekend, komt voor haar rekening en risico. Het is de eigen verantwoordelijkheid van een ieder en dus ook van eiseres om na te gaan hoe zij haar recht op kinderbijslag te gelde kan maken. De SVB heeft in deze situatie ook geen zelfstandige plicht tot informatieverstrekking.
6. Dat eiseres als gevolg van haar late aanvraag ook kindgebonden budget is misgelopen, maakt ook niet dat het besluit van de SVB onjuist is.
7. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
12 januari 2023.

griffierrechter

De griffier is verhinderd
het proces-verbaal te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.