ECLI:NL:RBMNE:2023:5209

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
UTR 22/5923
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en recht op IVA-uitkering na herbeoordeling door het Uwv

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 5 oktober 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid. Eiser, die als buschauffeur werkte, had zich op 18 februari 2017 ziek gemeld en ontving vanaf 16 februari 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering. Het Uwv had op 4 januari 2022 vastgesteld dat eiser voor 76,42% arbeidsongeschikt was, wat door eiser werd betwist. Hij stelde dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was en recht had op een IVA-uitkering.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 31 augustus 2023, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van het Uwv aanwezig waren. Eiser voerde aan dat zijn medische beperkingen door het Uwv waren onderschat en dat er ten onrechte geen beperkingen waren aangenomen voor doelmatig handelen en beroepsmatig vervoer. De rechtbank oordeelde dat het Uwv zijn besluiten mocht baseren op rapporten van verzekeringsartsen, mits deze aan bepaalde voorwaarden voldeden. De rechtbank concludeerde dat de rapporten van het Uwv zorgvuldig waren opgesteld en geen tegenstrijdigheden vertoonden.

Na beoordeling van de beroepsgronden van eiser, oordeelde de rechtbank dat de medische beoordeling van het Uwv juist was. Eiser had niet voldoende onderbouwd dat de vastgestelde beperkingen onjuist waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid door het Uwv correct was en dat eiser geen recht had op een IVA-uitkering. Eiser kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/5923

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F.S.P. Wagemaker)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: W.A. Postma).

Inleiding

1. De zaak draait om de vraag of het Uwv eisers mate van arbeidsongeschiktheid per 4 januari 2022 terecht op 76,42% heeft vastgesteld. Eiser is van mening dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
2. Eiser werkte als buschauffeur voor 39,50 uur per week. Op 18 februari 2017 heeft hij zich ziek gemeld. Per einde wachttijd is aan eiser met ingang van 16 februari 2019 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is toen vastgesteld op 100%. De loongerelateerde uitkering is vanaf 16 februari 2021 omgezet naar een loonaanvullingsuitkering.
3. Vervolgens heeft het Uwv een herbeoordeling uitgevoerd. Dit heeft geleid tot de beslissing van 4 januari 2022. Daarin staat dat eiser voor 76,42% arbeidsongeschikt is, maar dat de hoogte van de loonaanvullingsuitkering tot en met 31 januari 2024 niet wijzigt. Het daartegen gemaakte bezwaar van eiser is met de beslissing op bezwaar van 21 november 2022 ongegrond verklaard. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak het beroep van eiser tegen deze beslissing op bezwaar.
4. De rechtbank heeft het beroep op 31 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv.

Beoordeling door de rechtbank

Het geschil
5. Eiser is van mening dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en daarom recht heeft op een IVA-uitkering. Het Uwv vindt dat eiser daar geen recht op heeft, omdat hij per 4 januari 2022 niet volledig arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft de beslissing op bezwaar gebaseerd op een medische rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 28 oktober 2022 en een rapport van de arbeidsdeskundige van 17 november 2022.
6. De rechtbank zal aan de hand van de beroepsgronden van eiser beoordelen of het standpunt van het Uwv gevolgd kan worden.
Hoe toetst de rechtbank de medische kant van de zaak?
7. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
8. Eiser voert aan dat zijn beperkingen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn onderschat. Hij vindt dat de aangenomen urenbeperking niet ver genoeg gaat en dat ten onrechte geen beperkingen zijn aangenomen voor doelmatig handelen en voor beroepsmatig vervoer (vanwege medicijngebruik). Voor het item duwen en trekken is zonder motivering een minder zware beperking gegeven dan in 2018. Ook stelt eiser dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen consequenties heeft verbonden aan de migraineaanvallen. Eiser heeft zijn standpunt onderbouwd met een rapport van verzekeringsarts en medisch adviseur E.C. van der Eijk van 17 januari 2023. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gereageerd op dit rapport.
Urenbeperking
9. Uit het rapport van de primaire arts blijkt dat die geen reden meer heeft gezien voor de urenbeperking dat eiser niet meer dan 2 uur per dag en 10 uur per week kan werken, zoals die in 2018 was vastgesteld. Vanwege de psychische klachten acht deze arts een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week noodzakelijk. De verzekeringsarts bezwaar en beroep onderschrijft deze urenbeperking.
10. Van der Eijk wijst erop dat de primaire arts het dagverhaal niet heeft uitgevraagd, terwijl dat volgens de Standaard Duurbelasting in Arbeid een belangrijk onderdeel is van de medische beoordeling. In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep staat dat het dagverhaal door de primaire arts niet verder is uitgevraagd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dat in de heroverweging tijdens de telefonische hoorzitting wel gedaan en die informatie vervolgens betrokken bij de beoordeling. Door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gemotiveerd uiteengezet dat met de urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week ruimschoots aan de lichamelijke en psychische klachten tegemoet is gekomen. De rechtbank ziet in het rapport van Van der Eijk geen medische onderbouwing voor een verdergaande urenbeperking.
Doelmatig handelen
11. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen noodzaak voor een beperking voor het item doelmatig handelen en is deze beperking in 2018 ten onrechte aangenomen. In het rapport van Van der Eijk is niet onderbouwd waarom een beperking op dit item aan de orde zou zijn, maar is volstaan met de constatering dat dit item, zonder motivering, anders is beoordeeld dan in 2018. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om te twijfelen aan het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Daarbij betrekt zij ook dat dit beoordelingspunt volgens de basisinformatie van het CBBS bedoeld is om aan te geven of iemand in staat is om de dagelijkse routinehandelingen uit te voeren die nodig zijn voor het onafhankelijk functioneren in algemene dagelijkse levensverrichtingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gelet op de medische stukken en het eigen onderzoek beoordeeld dat eiser daartoe in staat is. De rechtbank kan dit standpunt volgen.
Migraineaanvallen
12. In het rapport van Van der Eijk staat dat ten onrechte geen gevolgen zijn verbonden aan de migraineaanvallen. In reactie hierop heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat de migraineklachten op de hoorzitting zijn uitgevraagd en dat daaruit hoofdpijnklachten naar voren zijn gekomen, maar geen duidelijke migraineaanvallen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep wijst er ook op dat de migraineaanvallen niet voorkomen in recente medische stukken. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat hij nog steeds regelmatig last heeft van migraineaanvallen, maar dat hij daarvoor niet meer naar de huisarts gaat, omdat er niets aan gedaan kan worden. Omdat eiser de migraineaanvallen niet met medische stukken kan onderbouwen, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep daarvoor op de datum in geding beperkingen had moeten aannemen.
Voorwaardelijke intrekking beroepsgronden beroepsmatig vervoer en duwen en trekken
13. Eiser is het ook niet mee eens met het ontbreken van een beperking voor beroepsmatig vervoer (item 2.11) en dat hij in staat wordt geacht ongeveer 15 kilo te duwen of te trekken (item 4.13). Wat eiser hierover aanvoert roept bij de rechtbank vragen op over de medische beoordeling van deze items. Op de zitting is met partijen echter vastgesteld dat deze beide items niet in de geduide functies voorkomen als kenmerkende belasting. Eiser heeft deze beroepsgronden vervolgens voorwaardelijk ingetrokken, in die zin dat als één van de andere medische beroepsgronden slaagt en opnieuw door de verzekeringsarts bezwaar en beroep beoordeeld moeten worden, deze punten twee punten daarin meegenomen worden. Uit het voorgaande volgt dat de medische beroepsgronden over de urenbeperking, doelmatig handelen en migraineaanvallen niet slagen. Hiermee is voldaan aan de voorwaarde voor intrekking van deze beroepsgronden.
Zijn de geduide functies in medisch opzicht geschikt?
14. Volgens Van Eijk had in de arbeidskundige beoordeling rekening gehouden moeten worden met verhoogd verzuimrisico vanwege migraine. De rechtbank volgt dit niet. Hiervoor is al geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen beperkingen vanwege migraine heeft hoeven aannemen. Om die reden hoeft in arbeidskundige opzicht ook geen rekening te worden gehouden met het gestelde risico op verhoogd ziekteverzuim.
15. Eiser heeft geen andere arbeidskundige gronden tegen de geduide functies aangevoerd. De rechtbank heeft gekeken of de geduide functies in medisch opzicht geschikt zijn voor eiser. De medische geschiktheid is - in overeenstemming met de recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] - beoordeeld op de aangevochten beperkingen met in begrip van de signaleringen. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de geduide functies niet geschikt zouden zijn.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het Uwv eisers mate van arbeidsongeschiktheid juist heeft vastgesteld en dat geen recht bestaat op een IVA-uitkering.
17. Eiser krijgt het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van 19 juli 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1413.