ECLI:NL:RBMNE:2023:5241

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
UTR 23/559
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering van eiseres met betrekking tot medische en arbeidskundige rapportages

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de WIA-uitkering van eiseres, die in geschil is met het Uwv over de hoogte van haar arbeidsongeschiktheidspercentage. Eiseres, die voorheen als sales agent en jong marketeer werkte, heeft zich in 2016 ziekgemeld en is sindsdien meerdere keren opnieuw arbeidsongeschikt verklaard. Het Uwv heeft haar WIA-uitkering per 1 mei 2022 gewijzigd naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 45%, wat eiseres betwist. Ze stelt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd en dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen, waaronder long-covid en PTSS. De rechtbank oordeelt dat het Uwv zijn besluiten mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen, mits deze zorgvuldig zijn opgesteld. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek niet onzorgvuldig is geweest en dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd zijn. Eiseres heeft niet aangetoond dat de medische beoordeling onjuist is. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af, waardoor de wijziging van haar WIA-uitkering door het Uwv in stand blijft. De rechtbank oordeelt dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, aangezien eiseres geen gelijk krijgt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/559

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. V.C.D. Klaassen)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. J.H. Swart)

Inleiding

1. In geschil is of de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) terecht is gebaseerd op de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 45%. Eiseres vindt van niet en is van mening dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is, dat onvoldoende beperkingen zijn aangenomen waardoor de geduide voorbeeldfuncties niet geschikt zijn voor haar en dat het maatmanloon onjuist is geïndexeerd. Het Uwv is het niet met eiseres eens. Aan de hand van wat eiseres heeft aangevoerd, beoordeelt de rechtbank het standpunt van het Uwv. Het gaat daarbij om de medische situatie van eiseres op 1 mei 2022, dat is de datum in geding (de beoordelingsdatum).
Voorgeschiedenis en besluitvorming
2. Eiseres was voorheen werkzaam als sales agent & jong marketeer voor gemiddeld 34,71 uur per week. Zij heeft zich op 19 december 2016 ziekgemeld. Per einde wachttijd is eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht op grond van de Wet WIA. Het Uwv heeft aan haar daarom geen uitkering toegekend.
3. Op 28 januari 2019 heeft eiseres zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld met PTSSklachten en een gescheurde pees in haar rechterarm. Zij ontving op dat moment een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het Uwv heeft eiseres geen WIAuitkering toegekend, omdat de toegenomen arbeidsongeschiktheid niet voorkomt uit dezelfde ziekteoorzaak. Vanaf 25 maart 2020 is eiseres arbeidsgeschikt voor de maatgevende arbeid geoordeeld.
4. Eiseres heeft zich op 9 april 2020 opnieuw ziekgemeld. Het Uwv heeft per einde wachttijd het arbeidsongeschiktheidspercentage op 51,94% geschat en eiseres vanaf 9 februari 2021 in aanmerking gebracht voor een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsongeschikten (WGA) tot en met 10 juni 2021. Vanaf 11 juni 2021 heeft het Uwv aan eiseres een WGA-vervolguitkering toegekend.
5. Intussen heeft eiseres op 11 april 2021 en vervolgens op 30 juni 2021 opnieuw een melding toegenomen arbeidsongeschiktheid per 10 maart 2021 respectievelijk 15 maart 2021 ingediend. Naar aanleiding van de laatste melding heeft verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft de belastbaarheid van eiseres vastgesteld en haar beperkingen in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) vastgelegd. Aan de hand van de FML heeft de arbeidsdeskundige functies geselecteerd en het arbeidsongeschiktheidspercentage op 42,32% geschat.
6. Met het besluit van 24 februari 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiseres medegedeeld dat haar WIA-uitkering, met inachtneming van een uitlooptermijn, per 1 mei 2022 wordt gewijzigd, namelijk naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35 tot 45%. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt.
7. Met het besluit van 23 december 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank. De beroepsgronden zijn aangevuld op 14 april 2023, met als bijlage diverse medische stukken. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en heeft het verweerschrift aangevuld op 9 mei 2023, met als bijlage een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 1 mei 2023.
8. De zaak is op de zitting van 2 juni 2023 behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv is vertegenwoordigd door haar gemachtigde.

Het beoordelingskader

9. Bij het beoordelen van de zaak stelt de rechtbank voorop dat het Uwv zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten wel aan een aantal eisen voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze eisen voldoen. Voor het aannemelijk maken dat de gegeven medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts nodig. Dit brengt mee dat de manier waarop eiseres zelf haar gezondheidsklachten ervaart, hiervoor onvoldoende is.

De beoordeling door de rechtbank

De zorgvuldigheid van het medische onderzoek
10. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is, omdat de primaire verzekeringsarts geen zorgvuldig rapport heeft kunnen opstellen aan de hand van een telefonisch spreekuur dat veertien minuten heeft geduurd.
11. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De rechtbank overweegt dat eiseres alleen verwijst naar het medisch onderzoek van de primaire verzekeringsarts. De rechtbank toetst echter de beslissing op bezwaar waaraan het Uwv het verzekeringsgeneeskundig onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag heeft gelegd. Eventuele gebreken kunnen immers in bezwaar worden hersteld. Eiseres heeft niet aangevoerd dat het medisch onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig is geweest. De beroepsgrond kan alleen al daarom niet slagen.
12. Verder overweegt de rechtbank dat de primaire verzekeringsarts eiseres op 19 november 2021 telefonisch heeft gesproken gedurende veertien minuten en zijn bevindingen heeft neergelegd in het rapport van 22 november 2021. Daarbij heeft de verzekeringsarts ook het medisch onderzoeksverslag van arts [A], gecontrasigneerd door verzekeringsarts J. Kuckelkorn, van 13 januari 2021 betrokken en nadere informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres. Aan de hand van de informatie van de huisarts heeft de primaire verzekeringsarts aanvullend gerapporteerd in het rapport van 31 januari 2022. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht, eiseres gezien en gesproken op het fysieke spreekuur van 7 december 2022 en de in bezwaar overgelegde medische stukken kenbaar bij de beoordeling betrokken. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is. De beroepsgrond slaagt niet.
De inhoudelijke medische beoordeling
13. Eiseres stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep bij de medische beoordeling geen rekening heeft gehouden met long-covid en onvoldoende rekening heeft gehouden met haar andere lichamelijke en psychische klachten. Daarnaast stelt eiseres dat een verdergaande urenbeperking is aangewezen op energetische en preventieve gronden, omdat eiseres meer tijd nodig heeft om te kunnen herstellen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres verschillende medische stukken ingebracht en verwijst eiseres met name naar het huisartsenjournaal.
14. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen volgt dat bij eiseres sprake is van voetklachten vanwege een exostose van de hallux, neusklachten waarvoor eiseres meerdere malen is geopereerd, PTSS, chronische sinusitis (bijholteontsteking), allergieën voor huisstofmijt en pollen en long-covid. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 7 december 2022/14 december 2022 toegelicht dat de door de primaire verzekeringsarts vastgestelde beperkingen passend zijn bij de medische situatie van eiseres. De rechtbank kan de vertaalslag die is gemaakt naar de beperkingen van eiseres goed volgen.
15. Over long-covid heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 7 december 2022/14 december 2022 aangegeven dat de aangenomen beperkingen zien op de klachten van de luchtwegen, de hyperventilatie en de ervaren verminderde inspanningstolerantie. Daarnaast is vanwege het belang van een intact bioritme ’s avonds en ’s nachts werken beperkt en is een urenbeperking aangenomen van zes uur per dag en dertig uur per week, vanwege de verminderde energetische belastbaarheid van eiseres. In het rapport van 7 mei 2023 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanvullend gemotiveerd dat met de aangenomen beperkingen rekening is gehouden met de subjectief ervaren (vermoeidheids)klachten. Daarbij is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep van belang dat uit onderzoek blijkt dat aan het hart en aan de longen nadrukkelijk geen afwijkingen zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de door eiseres in beroep ingebrachte medische informatie in de beoordeling betrokken en inzichtelijk overwogen dat het geen aanleiding geeft om de medische beoordeling te wijzigen.
16. Tot slot heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 7 mei 2023 toegelicht dat de terugval van eiseres in juli/augustus niet bij de beoordeling wordt betrokken, omdat dit na de beoordelingsdatum ligt.
17. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen en ziet ook geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De rechtbank wijst er daarbij op dat het de specifieke deskundigheid is van een verzekeringsarts om de klachten te vertalen in beperkingen bij het uitvoeren van werkzaamheden. Aan de manier waarop eiseres zelf haar klachten ervaart, hoe vervelend ook, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen. Niet is gebleken dat er medische klachten zijn gemist of dat er te beperkt onderzoek heeft plaatsgevonden. De beroepsgrond slaagt niet.
De arbeidskundige beoordeling
18. Eiseres is van mening dat de geduide functies niet geschikt zijn, omdat onvoldoende beperkingen zijn aangenomen in de FML en dat daardoor haar belastbaarheid met de geduide functies wordt overschreden.
19. Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. In het arbeidskundig rapport van 19 december 2022 en met de Resultaat functiebeoordeling van 16 februari 2022 is deugdelijk gemotiveerd dat de geduide functies de belastbaarheid van eiseres niet overschrijden en dus passend zijn. Het Uwv heeft deze functies aan de schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen leggen.
Het toepasselijke indexcijfer maatmanloon
20. Eiseres voert aan dat het maatmanloon onjuist is geïndexeerd, omdat de arbeidsdeskundige in het rapport van 16 februari 2022 bij de berekening uit is gegaan van het CBS-loonindexcijfer per beoordelingsdatum van 10 maart 2021. Op grond van artikel 8 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit) moet volgens eiseres geïndexeerd worden naar de datum van de nieuwe rapportage van de arbeidsdeskundige. Nu de arbeidskundige rapportage dateert van 16 februari 2022, had de arbeidsdeskundige volgens eiseres moeten indexeren met het toen al bekende cijfer van januari 2022.
21. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om te oordelen dat het maatmanloon onjuist is geïndexeerd. Het vastgestelde maatmanloon wordt verhoogd met de index, zoals genoemd in artikel 8, tweede lid, van het Schattingsbesluit. Uit de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat het gebruik is aangewezen van het meest recent gepubliceerde indexcijfer van de maand waarin de beoordelingsdatum ligt. [1] De arbeidsdeskundige heeft het maatmanloon naar maart 2021 geïndexeerd, omdat is beoordeeld of sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid per 10 maart 2021. Er is geen aanleiding het maatmanloon naar een latere datum te indexeren.

Conclusie en gevolgen

22. Het Uwv heeft terecht de mate van arbeidsongeschiktheid bepaald op 42,32% en de WIA-uitkering van eiseres per 1 mei 2022 gewijzigd naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 35-45%. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Het beroep is ongegrond.
23. Omdat eiseres geen gelijk krijgt, bestaat ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 11 oktober 2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AU4362.