ECLI:NL:RBMNE:2023:5771

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
UTR 23/40385 en UTR 23/4039
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan

Op 5 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente]. De zaak betreft een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan, aangevraagd door vergunninghouders die een pand in het centrum van [plaats 1] willen ombouwen tot woning. Verzoeker, eigenaar van een nabijgelegen winkel, vreest dat deze wijziging zal leiden tot een afname van winkelend publiek en daarmee negatieve gevolgen voor zijn onderneming.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college in zijn besluitvorming geen toereikende belangenafweging heeft gemaakt. Het college had de belangen van verzoeker, die vreest voor een afname van klanten door de ombouw van winkelruimte naar woonruimte, niet voldoende in overweging genomen. De voorzieningenrechter heeft het beroep van verzoeker gegrond verklaard en het bestreden besluit van 16 augustus 2023 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Dit betekent dat het college de mogelijkheid heeft om de omgevingsvergunning opnieuw te motiveren met een deugdelijke belangenafweging.

De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de vrees van verzoeker voor precedentwerking niet opgaat, omdat elke nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning opnieuw beoordeeld zal moeten worden. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat de belangen van het college bij het verlenen van de omgevingsvergunning zwaarder wegen dan die van verzoeker, en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker krijgt wel het griffierecht vergoed voor het beroep, maar niet voor het verzoek om voorlopige voorziening.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 23/4038 en UTR 23/4039
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 oktober 2023 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente] , het college

(gemachtigde: mr. M. Bastet).
Als derde-partij nemen aan de zaken deel:
[Vergunninghouder 1]en
[Vergunninghouder 2]uit [plaats 2] (vergunninghouders).
Partijen worden in deze uitspraak verzoeker, het college en vergunninghouder genoemd.

Zitting

De rechtbank heeft het verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep van verzoeker tegen het besluit van 16 augustus 2023 op de zitting van 5 oktober 2023 behandeld. Verzoeker was bij de zitting aanwezig. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [A] . Vergunninghouders waren ook bij de zitting aanwezig.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 16 augustus 2023;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draag het college op het voor het beroep betaalde griffierecht van € 184,- aan verzoeker te vergoeden;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Inleiding

1. Vergunninghouders zijn eigenaar van het pand aan de [adres 1] in [plaats 1] (het pand). Dit pand staat in het centrum van [plaats 1] en heeft op grond van het bestemmingsplan ‘Centrum Laren 2018’ de enkelbestemming ‘centrum’. Deze bestemming maakt in beginsel een gebruik van de grond ten behoeve van detailhandel of dienstverlening mogelijk. Vergunninghouders willen het pand gaan gebruiken als woning. Zij hebben daarom bij het college een omgevingsvergunning aangevraagd voor het uitvoeren van (interne) bouwwerkzaamheden en voor afwijken van het bestemmingsplan.
2. Met het besluit van 15 december 2022 (het primaire besluit) heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Verzoeker is het hier niet mee eens en heeft tegen het besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker en zijn partner zijn eigenaar van een winkel in hetzelfde bouwblok en zij wonen op de etage boven de winkel aan de [adres 2] in [plaats 1] . Verzoeker vreest dat het omzetten van winkelruimte naar woonruimte ertoe leidt dat er minder winkelend publiek in de omgeving aanwezig is en dat dit nadelige gevolgen heeft voor de bezoekersaantallen van zijn winkel.
3. Met de beslissing op bezwaar van 16 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard en de verleende omgevingsvergunning in stand gelaten. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van deze zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
5. Het college heeft in deze zaak gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen om af te mogen wijken van het bestemmingsplan. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het college beleidsruimte heeft bij zijn besluitvorming over een aanvraag om af te wijken van het bestemmingsplan. Als het college vindt dat het bouwplan in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening, kan hij ervoor kiezen om zijn bevoegdheid tot afwijken van het bestemmingsplan te gebruiken. Daarbij moeten wel de betrokken belangen worden gewogen. De voorzieningenrechter toetst vervolgens of het college bij de afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft de afweging van de betrokken belangen in het bestreden besluit ten onrechte niet plaatsgevonden. In het bestreden besluit heeft het college het advies van de bezwarencommissie overgenomen. Uit het advies van de bezwarencommissie volgt dat de omgevingsvergunning is verleend in overeenstemming met de ‘beleidsregel planologische afwijkingen’ van de gemeente [gemeente] . Deze beleidsregel schrijft onder andere voor dat een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan alleen kan worden verleend als voldoende is gemotiveerd dat omwonenden niet onevenredig in hun belangen zijn geschaad. Verzoeker heeft in deze zaak onder andere aangevoerd dat hij door het verlenen van de omgevingsvergunning in zijn belangen wordt geschaad. Volgens verzoeker zorgt gebruik van het pand als woning in plaats van als winkel voor een afname van winkelend publiek in het centrum waardoor zijn eigen onderneming klanten misloopt. Het college heeft dit belang van verzoeker ten onrechte niet in zijn besluitvorming betrokken. In het advies van de bezwarencommissie wordt verwezen naar de ruimtelijke onderbouwing, maar daar komt een afweging van de belangen van omwonenden niet aan de orde. In het advies wordt er verder op gewezen dat het college wonen in het centrum wil bevorderen om te voorkomen dat er in de avonden en op zondag een doods centrum ontstaat. Dit is een belang dat het college bij zijn besluitvorming kan betrekken, maar dit is geen reactie op de vrees van verzoeker om in zijn eigen belangen te worden aangetast. Uit het advies van de bezwarencommissie volgt niet hoe het belang van een levendig centrum is afgewogen tegen de belangen van verzoeker.
7. In het bestreden besluit heeft het college naar het oordeel van de voorzieningenrechter daarom ten onrechte geen belangenafweging gemaakt. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Dit betekent niet direct dat de verleende omgevingsvergunning niet in stand kan blijven. Het college kan alsnog in beroep met een deugdelijke belangenafweging motiveren waarom de verleende omgevingsvergunning in stand moet blijven. In dat geval kunnen de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Het college heeft tijdens de zitting gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn motivering van het bestreden besluit aan te vullen.
8. Het college heeft tijdens de zitting toegelicht dat hij de vrees van verzoeker dat de omgevingsvergunning voor minder aanloop in het centrum zal zorgen, niet deelt. Als gevolg van de verleende omgevingsvergunning is slechts een klein gedeelte winkelruimte verdwenen. De woning is grotendeels gerealiseerd in een smalle steeg tussen de [adres 3] en [nummer] en de daarachter gelegen voormalige opslagruimte. Het grootste deel van de voormalige winkel op nummer [adres 1] is toegevoegd aan de winkel op nummer [adres 3] . Gelet op het feit dat met het realiseren van de woning slechts een paar vierkante meters winkelruimte verloren gaat, kan de voorzieningenrechter het college volgen in zijn stelling dat de aanloop in het centrum niet significant zal afnemen door het realiseren van de woning op deze locatie.
9. Verzoeker heeft er tijdens de zitting nog op gewezen dat hij vreest voor precedentwerking waardoor er in de toekomst meer winkels in het centrum zullen verdwijnen. Het college heeft echter op de zitting toegelicht dat de verleende omgevingsvergunning in deze zaak een uitzonderlijk geval is vanwege het realiseren van de woning in een voormalige opslagruimte. De voorzieningenrechter kan deze toelichting van het college volgen. Als opnieuw een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor het realiseren van een woning in een winkelruimte zal bovendien opnieuw door het college beoordeeld moeten worden of in dat concrete geval kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. Daarbij moet het college opnieuw de belangen van omwonenden of eigenaren van omliggende winkels betrekken, waaronder het belang van verzoeker. De vrees voor precedentwerking kan er daarom in deze zaak niet toe leiden dat het college geen gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijken van het bestemmingsplan.
10. Tot slot heeft het college tijdens de zitting nog toegelicht dat zij in deze zaak waarde hechten aan het feit dat er een woning is gerealiseerd in een ongebruikte opslagruimte. Door het realiseren van een woning in een pand dat eerder leeg stond wordt een bijdrage geleverd aan het beperken van het tekort aan woningen. De voorzieningenrechter kan deze toelichting van het college volgen.
11. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college op de zitting alsnog een toereikende belangenafweging gemaakt waaruit volgt dat onder deze omstandigheden de belangen voor het verlenen van een omgevingsvergunning zwaarder wegen dan het belang van verzoeker om de omgevingsvergunning van tafel te krijgen. Daarbij speelt ook een rol dat verzoeker op de zitting nog heeft toegelicht dat hij ook niet verwacht dat het bouwplan in deze specifieke zaak direct voor een grote afname van de aanloop in het centrum zal zorgen. De conclusie is gelet op het voorgaande dat het college in redelijkheid tot deze afweging heeft kunnen komen.

Conclusie

12. Omdat het beroep gegrond is, bepaalt de voorzieningenrechter dat het college aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht voor het beroep vergoedt. Vanwege de uitkomst van de zaak ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding te bepalen dat het college aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht voor het verzoek om voorlopige voorziening vergoedt.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2023 door mr. J. Wolbrink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. C.H. Verweij, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.