Op 5 oktober 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een mondelinge uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente]. De zaak betreft een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan, aangevraagd door vergunninghouders die een pand in het centrum van [plaats 1] willen ombouwen tot woning. Verzoeker, eigenaar van een nabijgelegen winkel, vreest dat deze wijziging zal leiden tot een afname van winkelend publiek en daarmee negatieve gevolgen voor zijn onderneming.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college in zijn besluitvorming geen toereikende belangenafweging heeft gemaakt. Het college had de belangen van verzoeker, die vreest voor een afname van klanten door de ombouw van winkelruimte naar woonruimte, niet voldoende in overweging genomen. De voorzieningenrechter heeft het beroep van verzoeker gegrond verklaard en het bestreden besluit van 16 augustus 2023 vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Dit betekent dat het college de mogelijkheid heeft om de omgevingsvergunning opnieuw te motiveren met een deugdelijke belangenafweging.
De voorzieningenrechter heeft ook opgemerkt dat de vrees van verzoeker voor precedentwerking niet opgaat, omdat elke nieuwe aanvraag voor een omgevingsvergunning opnieuw beoordeeld zal moeten worden. De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat de belangen van het college bij het verlenen van de omgevingsvergunning zwaarder wegen dan die van verzoeker, en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Verzoeker krijgt wel het griffierecht vergoed voor het beroep, maar niet voor het verzoek om voorlopige voorziening.