ECLI:NL:RBMNE:2023:5784

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 november 2023
Publicatiedatum
7 november 2023
Zaaknummer
16/075756-22
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan criminele organisatie en verzet tegen aanhouding met belediging en bedreiging van ambtenaren

Op 7 november 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie, verzet tegen zijn aanhouding, belediging en bedreiging van ambtenaren. De verdachte heeft in de periode van 13 maart 2021 tot en met 26 maart 2022 als koerier hennep afgeleverd bij afnemers en heeft zich verzet tegen zijn aanhouding op 26 maart 2022. Tijdens deze aanhouding beledigde hij meerdere agenten en bedreigde hen met de dood. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het bezit van hasj, omdat hij alleen hennep in zijn bezit had. De officier van justitie werd gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor de feiten 1 en 2, omdat de verdachte eerder voor dezelfde feiten was vervolgd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaar, mede omdat de verdachte lijkt te zijn veranderd en zijn leven een positieve wending heeft gegeven. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €400,- toegewezen aan een van de beledigde agenten, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/075756-22; 16/215809-19 (TUL); 16/283386-20 (TUL);
21/004739-19 (TUL)
Vonnis van de meervoudige kamer van 07 november 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1 HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 oktober 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van hetgeen mr. F. Visser, advocaat te Utrecht, namens verdachte, naar voren heeft gebracht.

2 DE TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1in de periode van 13 maart 2021 tot en met 26 maart 2022 te [plaatsnaam 1]
(met anderen beroeps- of bedrijfsmatig) bereiden en/of verwerken en/of verkopen en/of het vervoeren en/of het voorhanden hebben van hasj;
feit 2in de periode van 13 maart 2021 tot en met 26 maart 2022 te [plaatsnaam 1] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die als oogmerk had de handel in softdrugs;
feit 3op 16 december 2021 te [plaatsnaam 1] opzettelijk aanwezig heeft gehad 137,7 gram hasj;
feit 4op 26 maart 2022 te [plaatsnaam 1] een of meerdere verbalisanten, waaronder [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] , heeft beledigd;
feit 5op 26 maart 2022 te [plaatsnaam 1] een of meerdere verbalisanten, waaronder [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] , met de dood heeft bedreigd;
feit 6op 26 maart 2022 te [plaatsnaam 1] en/of [plaatsnaam 2] zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding.

3.DE VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is met uitzondering van de hierna vermelde gedeeltelijke niet-ontvankelijkheidsverklaring ten aanzien van de feiten 1 en 2 ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
De gedeeltelijke niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie
De rechtbank zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van de vervolging van verdachte voor de feiten 1 en 2 voor zover deze ziet op de tenlastegelegde periode van 13 maart 2021 tot en met 24 maart 2021. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op grond van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht kan iemand - kort gezegd - geen twee keer terechtstaan voor hetzelfde feit.
In de onderhavige zaak wordt verdachte onder feit 1 vervolgd voor het in de periode van 13 maart 2021 tot en met 26 maart 2022 te [plaatsnaam 1] (beroeps- of bedrijfsmatig) bereiden en/of verwerken en/of verkopen en/of het vervoeren en/of het voorhanden hebben van hasj. Onder feit 2 wordt verdachte vervolgd voor het in de hiervoor genoemde periode te [plaatsnaam 1] deelnemen aan een criminele organisatie die zich - kort gezegd – heeft beziggehouden met de handel in softdrugs vermeld op lijst I van de Opiumwet.
In de zaak met parketnummer 16/317838-21 is verdachte door het Openbaar Ministerie vervolgd voor het op 24 maart 2021 te [plaatsnaam 1] verkopen en/of het vervoeren en/of het voorhanden hebben van een bepaalde hoeveelheid hennep en hasj. Op 20 april 2023 heeft de politierechter van deze rechtbank in die zaak bewezen verklaard dat verdachte zich op 24 maart 2021 schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een bepaalde hoeveelheid hennep en hasj. Deze uitspraak van de politierechter is onherroepelijk.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat (1) verdachte al eerder is vervolgd voor de handel in hennep en/of hasj op 24 maart 2021 te [plaatsnaam 1] en (2) dat over dit feit al onherroepelijk door de politierechter is beslist, in die zin dat de politierechter verdachte voor dit feit heeft vrijgesproken. De rechtbank begrijpt dit oordeel zo dat daarmee impliciet ook is beslist over handel in softdrugs in de weken voorafgaand aan 24 maart 2021. De rechtbank is daarnaast van oordeel, gezien de samenhang en verwevenheid tussen wat verdachte onder feit 1 en feit 2 wordt verweten, dat hetgeen hiervoor is overwogen de vervolging en berechting ook opgaat voor het onder feit 2 ten laste gelegde.

4 WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat dit feit hoogstens bewezen kan worden verklaard voor de periode van 16 november 2021 tot en met 12 februari 2022.
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van de onder feit 2 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie. Het ontbreekt aan bewijs dat sprake is geweest van een duurzaam georganiseerd samenwerkingsverband. Hoogstens kan uit het dossier worden opgemaakt dat mogelijk sprake was van het medeplegen van de verkoop van wiet. Subsidiair heeft de raadsman bepleit dat er hoogstens een bewezenverklaring kan volgen voor de periode van 16 november 2021 tot en met 12 februari 2022.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman vrijspraak bepleit omdat in de tenlastelegging hasj staat en het gaat om het aanwezig hebben van hennep.
Wat betreft de feiten 4, 5 en 6 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 – vrijspraak dealen van hasj vanaf 25 maart 2021
Aan verdachte is onder feit 1 ten laste gelegd dat hij - rekening houdend met wat hiervoor onder 3 ten aanzien van de gedeeltelijke niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie over de tenlastegelegde periode is overwogen - zich met anderen in de periode van 25 maart 2021 tot en met 26 maart 2022 te [plaatsnaam 1] beroeps- of bedrijfsmatig heeft schuldig gemaakt aan - kort gezegd- de handel in hasj.
Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier geen bewijs waaruit blijkt dat verdachte zich in die periode schuldig heeft gemaakt aan de handel in hasj. Het dossier bevat alleen aanknopingspunten waaruit kan worden opgemaakt dat sprake is geweest van de handel in hennep. Hoewel beiden afkomstig zijn van de cannabisplant, is hasj niet hetzelfde als hennep en verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde..
Feit 3 – vrijspraak aanwezig hebben hasj
Uit het dossier kan worden opgemaakt dat op 16 december 2021 te [plaatsnaam 1] bij verdachte 137,7 gram hennep is aangetroffen. Aan verdachte is echter ten laste gelegd dat hij op genoemde datum en plaats 137,7 gram hasj voorhanden heeft gehad. Hennep en hasj zijn van elkaar te onderscheiden verdovende middelen. De omstandigheid dat hennep en hasj beiden afkomstig zijn van dezelfde cannabisplant maakt dit niet anders. Verdachte zal om deze reden worden vrijgesproken van wat hem onder feit 3 ten laste is gelegd.
De bewijsmiddelen voor feit 2 [1]
In een door verbalisant [verbalisant 4] op 12 januari 2022 opgemaakt proces-verbaal staat - voor zover van belang - het volgende:
Aanleiding
Op 16 december is [verdachte] aangehouden te [plaatsnaam 1] . Tijdens de insluitingsfouillering troffen wij een grote hoeveelheid hennep aan bij [verdachte] . Na weging bleek dit 137.7 gram te zijn. Er zijn tijdens het onderzoek twee telefoons aangetroffen bij [verdachte] welke beiden in beslag genomen zijn.
Onderzoek telefoon
Bij het bekijken van de data van deze in beslaggenomen telefoons zag ik dat er twee groepen actief zijn in het handelen van softdrugs (hennep). Een groep noemt zich [plaatsnaam 2] en de andere groep noemt zich [plaatsnaam 1 ......] . Door beide groepen wordt er een zelfde persbericht uitgestuurd. Vanaf de inbeslaggenomen telefoon van [verdachte] , met telefoonnummer [telefoonnummer 1] , wordt dit bericht verstuurd dat zij van 11:00 uur tot 23:00 uur actief zijn met het bezorgen.
[verdachte] is een keer eerder aangehouden ter zake handel in softdrugs. Toen waren de telefoons ook in beslag genomen. Op de telefoon werd er toen ook twee groepen gezien die zich toen kenbaar maakten als [naam 1] , wel bekend als [plaatsnaam 1] en [naam 2] , wel bekend als [plaatsnaam 2] . De verdenking bestaat dat beiden groepen van naam zijn gewisseld maar nog doorgaan met hun activiteiten met het handelen in softdrugs. [2]
De telefoons die aangetroffen zijn bij [verdachte] zijn: [telefoonnummer 1] , IMEI nummer [IMEI nummer 1] , gebruikersnaam [plaatsnaam 2] en [telefoonnummer 2] , IMEI nummer [IMEI nummer 2] , gebruikersnaam [verdachte (voornaam)] , betreft zijn privé telefoon.
Ik zag dat [verdachte (voornaam)] , op zijn privé telefoon benaderd is door het nummer [telefoonnummer 1] , [plaatsnaam 2] , met de tekst: “Yoo ben je actief, waarop [verdachte] antwoordt: Ja.”.
Ik zag ook dat het nummer [telefoonnummer 1] , de handtekening gebruikt groetjes [.] en [.] . Hierdoor heb ik de verdenking dat dit een dealer lijn is, die onder [verdachte] is aangetroffen tijdens zijn aanhouding op 16 december 2021. Ik zag dat er op de dealer telefoon ongeveer 85 afnemers stonden. In alle whatsapp gesprekken zag ik dat er constant vanuit de afnemer gevraagd werd of hij, de dealer, tijd had en langs kon komen. In sommige gesprekken was ook daadwerkelijk te zien dat ze het over wierrie, wel bekend als wiet, spraken of een joint als afbeelding lieten zien.
Horen koper:
Op 11 januari 2022, ben ik bij een afnemer langs geweest voor het afnemen van een getuige verklaring. De getuige verklaarde dat er iedere keer een persbericht wordt verzonden als er weer een nieuw nummer actief is. Het persbericht bestaat dan uit groetjes [.] en [.] . In de tijd dat ik bij deze verkoper koop zijn er al meerdere dealers, dus verschillende personen, bij mij geweest. De getuige verklaard: “Op 9 januari 2022, heb ik nog wiet bij hun gekocht. Het laatste telefoonnummer wat ik gebruik hebt om wiet te bestellen is: [telefoonnummer 3] .” Mijn verdenking is dat het telefoonnummer, [telefoonnummer 3] , het nieuwe dealnummer is voor het kopen van hennep in [plaatsnaam 2] . Het telefoonnummer betreft een prepaid telefoonnummer. [3]
In een door verbalisant [verbalisant 5] op 28 maart 2022 opgemaakt proces-verbaal staat – voor zover van belang – het volgende:
Ik deed onderzoek naar de twee in beslaggenomen telefoons.
Onderzoek telefoon 1:
IMEI: [IMEI nummer 1] en MSISDN: + [telefoonnummer 1]
Whatsapp onderzoek: Profielnaam [plaatsnaam 2]
Deze telefoon werd door mij onderzocht en ik herkende direct twee groepen aan de gebruikers iconen en het automatisch reply bericht. Ik zag de groep [plaatsnaam 1 ......] en [plaatsnaam 2] en een automatisch gegenereerd bericht in diverse chats. “Bedankt voor uw bericht Groetjes [.] en [.] ”.
De groep [naam 1] en [plaatsnaam 1 ......] maken gebruik van dezelfde profielafbeelding. De groep [naam 2] en [plaatsnaam 2] maken gebruik van dezelfde profielafbeelding.
In het gesprek tussen [plaatsnaam 1 ......] en [plaatsnaam 2] zag ik dat [plaatsnaam 1 ......] meermaals [plaatsnaam 2] aanstuurt om naar verschillende adressen te gaan. [4] In de bijlage van dit proces verbaal zitten de screenshots van het gesprek. Van 5 oktober 2021 tot en met 16 december 2021 [5] (opmerking rechtbank: de gesprekken vonden plaats van 5 tot en met 9 oktober 2021 [6] en van 16 november tot en met 16 december 2021 [7] .)
Verdachte: [verdachte]
Goed(eren) PL0900-2021394797-2921959 [8]
Uit een op 16 december 2021 opgemaakte Kennisgeving van inbeslagneming blijkt dat op voornoemde datum onder [verdachte] een Apple Iphone in beslag is genomen, met als goednummer: PL0900-2021394797-2921959. [9]
In een door verbalisant [verbalisant 4] op 15 februari 2022 opgemaakt proces-verbaal, met bijlagen, staat – voor zover van belang - het volgende:
In verband met het onderzoek handel naar verdovende middelen ben ik belast met het uitluisteren van de tap. Het nummer wat onderzocht wordt op de tap is: [telefoonnummer 3] .
Ik heb meerdere bel gesprekken over de tap gehoord met het nummer: [telefoonnummer 5] en [telefoonnummer 4] . Tijdens alle gesprekken over de tap met het nummer, [telefoonnummer 5] , heb ik gehoord dat [verdachte] de telefoon opneemt.
Er is vijf keer contact geweest met het telefoonnummer [telefoonnummer 4] . Bij twee van die gesprekken heb ik [verdachte] herkend als zijnde dat hij gebruikt maakt van dat genoemde telefoonnummer.
Ik heb zijn stem herkend omdat ik in de praktijk meerdere malen te maken heb gehad met [verdachte] . [verdachte] maakt nu dus gebruik van het telefoonnummer, [telefoonnummer 5] en [telefoonnummer 4] . [10]
In een door verbalisant [verbalisant 4] op 26 maart 2022 opgemaakt proces-verbaal staat - voor zover van belang – het volgende.
Naar aanleiding van het onderzoek [naam 3] , heb ik de opgenomen telecommunicatie, tussen [verdachte] en de NN verdachte bekeken. Ik heb alle gesprekken tussen het telefoonnummer van de NN verdachte, [telefoonnummer 3] , en de telefoonnummers van [verdachte] , [telefoonnummer 5] en [telefoonnummer 4] , als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd.
In de bel gesprekken kwamen berichten naar voren wat vermoedelijk overeen komt met dealberichten. Dit vermoeden wij omdat er enkel berichten worden verzonden om af te spreken op een afgesproken locatie met daarbij een tijdstip. Ook werd er gesproken over wierrie, donnies en twenties, ambtshalve bekend als wiet.
Op alle gesprekken was te horen dat [verdachte] aangestuurd werd door de NNer. Ook was er te horen dat zij eigenlijk via een andere telefoonlijn met elkaar communiceerden, dit was niet de gebruikelijke manier.
Bel gesprekken hebben plaats gevonden tussen 28 januari 2022 en 12 februari 2022. [11]
Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen van 15 februari 2022 (gesprekken)
Gesprek 28 januari 2022 om 21:54 uur
[telefoonnummer 3] : Oké ga naar blauwe Clio hij is bij [locatie 2] ja?
[telefoonnummer 5] : Ja toch, zeg tegen hem 5, 10 minuutjes.
[telefoonnummer 3] : Safi, jo
[telefoonnummer 5] : Ik ben net een broodje aan het eten
[telefoonnummer 3] : Ja ga daar nu naartoe
[telefoonnummer 5] : Jo jo [12]
Gesprek 29 januari 2022 om 16:11 uur
[telefoonnummer 3] : ja
[telefoonnummer 4] : Joo bro. Ik kom aan bij [B (voornaam)] maar ze doet niet open.
[telefoonnummer 3] : waarom bel je mij op deze?
[telefoonnummer 4] : wat zeg je, ja ik bel je op die andere maar je neemt niet op.
[telefoonnummer 3] : wat is hier helemaal mis. Joo ik ga je nu bellen.
[telefoonnummer 4] : ja zeg tegen hem kom nu naar de schuur
[telefoonnummer 3] : jo
[telefoonnummer 4] : jo [13]
Gesprek 30 januari 2022 om 22:27 uur
[telefoonnummer 3] : Ja toch luister uhmm [.] .
[telefoonnummer 5] : Ja.
[telefoonnummer 3] : Ga hem even bellen. Ga naar hem toe ja.
[telefoonnummer 5] : Joo
[telefoonnummer 3] :Joo
[telefoonnummer 5] : Is die nog ziek of niet uhmm.
[telefoonnummer 3] : Is die ziek
[telefoonnummer 5] : Hij had corona die man. Hij zegt tegen mij.
[telefoonnummer 3] : [.] . Laat maar laat maar.
[telefoonnummer 5] : Ouwe. Zeg dan tegen zeg dan tegen hem doe brievenbus werk.
[telefoonnummer 3] : Joo.
[telefoonnummer 5] : Zeg tegen hem doe op de rand van de brievenbus dan doe ik er eentje in
[telefoonnummer 3] : Ik laatje weten joo ciao [14]
Gesprek 31 januari 2022 om 12:40 uur
Samenvatting:
NNman [telefoonnummer 5] maakt ruzie en is op boos op [telefoonnummer 5] [verdachte] , omdat hij nog niet op pad is en aangaf dan bel ik die andere wel. [15]
Gesprek 11 februari 2022 om 19:33 uur
[telefoonnummer 5] : Joo bro
[telefoonnummer 3] : Blauwe clio eerst naar hem, blauwe clio achter de [locatie 2]
[telefoonnummer 5] : Jatoch
[telefoonnummer 3] : Ja
[telefoonnummer 5] : Dus hij is achter de [locatie 2] , of eerst blauwe clio gewoon thuis en daarna achter [locatie 2]
[telefoonnummer 3] : Ga eerst naar [.] wat ik tegen jou zei
[telefoonnummer 5] : Ja daar ben ik nu
[telefoonnummer 3] : Oke en daarna ga je naar blauwe clio achter [locatie 2]
[telefoonnummer 5] : Ja
[telefoonnummer 3] : Blauwe clio achter [locatie 2] en daarna ga je naar [locatie 1]
[telefoonnummer 5] : Joo
[telefoonnummer 3] : Joo [16]
In een door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 6] opgemaakt proces-verbaal van verhoor van [getuige] op 11 januari 2021 staat – voor zover van belang – het volgende:
(…)
O: Tijdens ons onderzoek zien wij dat je meerdere malen contact hebt gehad met een telefoonnummer wat naar voren komt in een drugsonderzoek.
V: Waar ging dit contact over?
A: Over het kopen wiet.
V: Wat is het meest recente nummer waar je wiet bij koopt?
A: [telefoonnummer 3]
V: Wanneer heb je laatst contact gehad?
A: op 9 januari.
V: Wat wilde je kopen?
A: 10 euro wiet.
V: Van wie koop jij deze drugs?
A: Ze noemen zichzelf [.] en [.] . Als ik een nieuw nummer van ze krijg, krijg ik een nieuw bericht met groetjes [.] en [.] . [17]
V: Hoe vaak heb jij al drugs gekocht van de dealer waarbij je op 9 januari heb gekocht?
A: Ongeveer een half jaar.
V: is dat iedere keer dezelfde persoon die komt?
A: Nee
V: Hoe bestel je de drugs?
A: Ik stuur hem een whatsapp bericht met de vraag heb je tijd.
V: Welk telefoonnummer bel je daarvoor?
A: [telefoonnummer 3] .
A: Ik denk dat hij dit nummer nu ongeveer een a twee maanden heeft.
(…)
A: In de half jaar tijd dat ik wiet bij hun koop heb ik al vier verschillende nummers gehad.
A: [telefoonnummer 6] eerste nummer, [telefoonnummer 7] tweede nummer en [telefoonnummer 1] derde nummer. Het is mij bekend dat er een nummer van [plaatsnaam 1] is en een nummer van [plaatsnaam 2] .
(…)
V: Wie komt het dan brengen?
A: Marokkaanse jongen.
V: Is dat dan dezelfde persoon die je daarvoor belt?
A: Nee. Ik krijg wel eens een bericht van iemand anders met de tekst ik stuur hem nu naar jou toe.
(…)
V: Hoeveel verschillende personen heb je aan de deur gehad?
A: Ik denk ongeveer vier jongens. [18]
(…)
A: De laatste jongen die gekomen is, is nieuw. Hij heeft altijd een pet met capuchon op. Deze jongen is nu ongeveer twee maanden bij mij geweest.
(…)
V: Hoeveel drugs koop je per keer?
A: 10 per keer.
(…)
V: Hoe vaak koop jij bij deze dealer?
A: Een a twee keer in de week.
(…)
V: Hoe weet je dat zij van 11:00 uur tot 23:00 uur werken?
A: Omdat ik af en toe een persbericht krijg met daarin de tekst wij werken van 11:00 uur tot 23:00 uur. [19]
(…)
O: Verbalisant laat foto zien van [verdachte] zonder daarbij wat te zeggen.
A: Ja dat is hem. Dat is de laatste waarbij ik heb gekocht op 9 januari 2022. Hij komt altijd met zijn capuchon op. [20]
Bewijsoverweging feit 2
De rechtbank overweegt dat van deelname aan een crimineel samenwerkingsverband in de zin van de Opiumwet sprake is wanneer blijkt van een gestructureerd en duurzaam samen-werkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad. Voor deelname is van belang dat de verdachte in zijn algemeenheid weet dat de organisatie het oogmerk heeft tot het plegen van drugsdelicten.
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte deel heeft genomen aan een gestructureerd crimineel samenwerkingsverband, welke organisatie zich bezighield met het vervoeren, verkopen en afleveren van softdrugs.
Uit het onderzoek blijkt dat afnemers een whatsappbericht naar een bepaald dealernummer konden sturen voor het kopen van wiet. Er was een dealernummer voor [plaatsnaam 1] en er was een dealernummer voor [plaatsnaam 2] . Verder blijkt dat bij een wisseling van het dealer-nummer dit met behulp van een geautomatiseerd bericht aan de betreffende afnemers werd gemeld, waarbij telkens werd afgesloten met de boodschap “groetjes van [.] en [.] ”. Uit de verklaring van de getuige [getuige] , afgelegd op 11 januari 2022, blijkt dat zij verdachte herkent als één van de personen die haar de laatste twee maanden haar bestelling wiet kwam afleveren. Het waren niet altijd dezelfde personen die haar bestelling langsbrachten.
Dat verdachte heeft deelgenomen aan deze groep blijkt, onder meer, uit het feit dat hij op 16 december 2021 is aangehouden met meer dan 130 gram hennep op zak, er bij hem een mobiele telefoon is aangetroffen met het mobiele nummer dat op dat moment als dealernummer werd gebruikt en tot slot dat hij een mobiele telefoon onder zich had waarop hij van een onbekend gebleven persoon aanwijzingen/opdrachten kreeg om meerdere malen per dag wiet af te leveren bij een bepaalde personen op een bepaalde tijd of plek.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de periode dat verdachte aan dit samenwerkings-verband heeft deelgenomen het volgende. Het dossier bevat geen bewijs dat verdachte ook in de periode van 25 maart 2021 tot en met 15 november 2021 deel heeft uitgemaakt van deze groep.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bevindingen van de politie met betrekking tot het gebruik van nummer [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 3] en de getuigenverklaring het dossier voldoende bewijs bevat voor deelname aan de criminele organisatie in de periode van 16 november 2021 tot en met 12 februari 2022.
Wat betreft de periode na 12 februari 2022 tot en met 26 maart 2022 overweegt de rechtbank dat het dossier geen bewijs bevat waaruit blijkt dat verdachte ook in die periode nog deel heeft uitgemaakt van de organisatie.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 16 november 2021 tot en met 12 februari 2022 heeft deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband dat zich bezighield met het verkopen, vervoeren en afleveren van hennep. De rechtbank zal verdachte gedeeltelijk vrijspreken voor wat betreft de periode voor 16 november 2021 en de periode na 12 februari 2022.
De bewijsmiddelen voor de feiten 4, 5 en 6
In een door verbalisant [verbalisant 3] op 26 maart 2022 opgemaakt proces-verbaal staat - voor zover van belang - het volgende:
Verzoek aanhouding buiten heterdaad
Vanuit het recherche team kregen wij het verzoek om op 26 maart 2022 bij het [adres 2] te [plaatsnaam 2] langs te gaan. Op dit adres zou een verdachte, [verdachte] , geboren [1999] te [plaatsnaam 1] , verblijven welke buiten heterdaad aangehouden kon worden.
Ter plaatse
Op 26 maart 2022 gingen wij aan de deur bij het eerdergenoemd adres.
Aanhouding
Op 26 maart 2022 hoorde ik collega [verbalisant 2] tegen de verdachte zeggen dat hij was aangehouden ter zake handel in drugs. Ik hoorde de verdachte meermaals zeggen:
- jullie zijn kankerhonden;
- jullie zijn kankerlijers;
- jullie kankermoeders;
- ik ga jullie schieten. [21]
Nadat de verdachte zich aangekleed had hoorde ik collega [verbalisant 2] zeggen dat gezien zijn verleden met verzet plegen en gevaar voor ontvluchten, wij hem in de transportboeien gingen plaatsen. Ik zag dat de verdachte zijn spieren aanspande, zijn handen tot vuisten balde.
Tijdens het naar buiten lopen verzette de verdachte zich door de andere kant op te bewegen dan de richting waar ik hem naartoe trachtte te bewegen.
Ik nam plaats naar de verdachte op de achterbank van het voertuig. Ik zag dat hij geboeid zijn armen draaide en zijn gordel herhaaldelijk loshaalde en van de achterbank omhoog kwam.
Tijdens de rit begon de verdachte zich steeds heviger te verzetten. Ik hoorde dat hij de volgende dingen herhaaldelijk zei:
- ik ga jullie doodmaken;
- Kankerlijers;
- Je kankermoeder.
Tijdens deze fouillering hoorde ik dat de verdachte de volgende dingen zei:
- kankerhonden;
- Ik spuug op jullie;
- Ik maak jullie dood.
Op het moment dat wij de verdachte loslieten zag ik dat de verdachte op collega [verbalisant 1] spuugde. [22]
Op 26 maart 2022 heeft verbalisant [verbalisant 1] aangifte gedaan van belediging. In het daarvan opgemaakte proces-verbaal staat – voor zover van belang – het volgende:
Ik voel me beledigd door [verdachte] , hij heeft in mijn gezicht gespuugd en bedreigd met woorden als kankermoeder en ik schiet je neer.
Op 26 december 2022 (de rechtbank begrijpt: 26 maart 2022) was ik samen met andere collega’s, op politiebureau [plaatsnaam 1] om een verdachte, [verdachte] , op te vangen die door collega’s in [plaatsnaam 2] was aangehouden.
Hij was agressief en bleef schelden met woorden als kanker. Toen ik alleen met [verdachte] in de cel was en de cel uit wilde lopen, spuugde hij in mijn gezicht en op mijn jas. [23]
In een door verbalisant [verbalisant 1] op 26 maart 2022 opgemaakt proces-verbaal staat – voor zover van belang – het volgende:
Op 26 maart 2022 bevond ik mij in het politiebureau [plaatsnaam 1] . Ik hoorde [verdachte] onder andere het volgende zeggen/roepen:
- Kankerlijers
- Je kankermoeder
- Ik ga jullie schieten.
Toen ik op wilde staan zag ik dat [verdachte] snel opstond van de grond. Ik zag en hoorde dat hij in de richting van mijn hoofd spuugde. Ik voelde dat hij daardoor de linker zijkant van mijn hoofd raakte met zijn spuug. Na het verlaten van de cel heb ik in de spiegel gekeken. Ik zag dat er op de linkerzijde van mijn hoofd een klodder spuug zat. Ik zag tevens dat er spuug op mijn jas zat ter hoogte van mijn linkerschouder. [24]
Conclusie
Op basis van voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank de feiten 4, 5 en 6 bewezen zoals hierna onder 5 is weergegeven.

5 DE BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2in de periode van 16 november 2021 tot en met 12 februari 2022 te [plaatsnaam 1] , althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten een of meer onbekend gebleven ander(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 11 vijfde lid, terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij de algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 500 gram hennep en/of 200 eenheden van een middel als bedoeld in de bij de wet behorende lijst II);
feit 4op 26 maart 2022 te [plaatsnaam 1] opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (brigadier bij de Eenheid Midden-Nederland), [verbalisant 3] (hoofdagent bij de Eenheid Midden-Nederland) en [verbalisant 2] (brigadier bij de Eenheid Midden-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling en door feitelijkheden heeft beledigd
- door te spugen op voornoemde [verbalisant 1] zijn hoofd en jas,
- door hen meermalen de woorden toe te voegen: 'kankerhonden', 'kankerlijers',
'jullie kankermoeders';
feit 5op 26 maart 2022 te [plaatsnaam 1] [verbalisant 1] , [verbalisant 3] en [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door hen dreigend de woorden toe te voegen 'Ik schiet je neer', 'Ik ga jullie schieten' en 'Ik ga jullie doodmaken', althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 6op 26 maart 2022 te [plaatsnaam 2] en [plaatsnaam 1] zich met geweld en bedreiging met geweld heeft verzet tegen ambtenaren [verbalisant 1] (brigadier bij de Eenheid Midden-Nederland), [verbalisant 3] (hoofdagent bij de Eenheid Midden-Nederland) en [verbalisant 2] (brigadier bij de Eenheid Midden-Nederland), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding, ter overbrenging en ter insluiting van verdachte, door:
- zijn spieren aan te spannen en vuisten te maken;
- door de andere kant op te bewegen dan de richting waar [verbalisant 3] hem naartoe trachtte te bewegen;
- zijn armen te draaien, zijn gordel herhaaldelijk los te halen en van de achterbank omhoog te komen;
- bedreigingen als ‘ik ga jullie schieten’ en 'ik ga jullie doodmaken' te uiten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd.
Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.DE STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 2deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 11 vijfde lid van de Opiumwet;
feit 4eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 5bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 6wederspannigheid.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8 DE OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan één maand voorwaardelijk en met een proeftijd van twee jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het onduidelijk is waarom het zo lang heeft geduurd dat de zaken nu pas op zitting zijn behandeld. Tevens heeft de raadsman gewezen op toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts dient in strafmatigende zin rekening gehouden te worden met de omstandigheid dat op 26 maart 2022 disproportioneel geweld tegen verdachte is gebruikt tijdens diens aanhouding. Toen verdachte een beweging maakte naar verbalisant [verbalisant 1] , gaf [verbalisant 1] hem in reactie een stomp in het gezicht. Dit staat ook beschreven in het door [verbalisant 1] opgemaakte proces-verbaal. Uit de bodycambeelden blijkt echter dat verdachte daarna door een andere verbalisant nogmaals in het gezicht is geslagen. Dat laatste was onnodig. Tot slot, sinds 08 april 2022 is verdachte niet meer met politie of justitie in contact gekomen. Verdachte heeft een baan en het lijkt alsof hij het roer ten goede heeft omgegooid.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Verdachte heeft een aantal maanden in opdracht van anderen softdrugs afgeleverd bij afnemers in [plaatsnaam 1] en [plaatsnaam 2] . Daarnaast heeft hij zich met geweld verzet tegen zijn aanhouding. Tot slot heeft hij drie verbalisanten, belast met zijn aanhouding en insluiting, zowel beledigd als met de dood bedreigd. Dit zijn nare feiten. Door (als koerier) onderdeel uit te maken van een criminele organisatie, welke organisatie zich bezighield met de verkoop van softdrugs, heeft verdachte de volksgezondheid in gevaar gebracht alsook de hiermee gepaard gaande criminaliteit in stand gehouden. Afnemers hoeven niet meer naar een coffeeshop, waar zij maar een bepaalde hoeveelheid softdrugs mogen kopen en er is geen zicht op de kwaliteit van het product. Het gaat ook om een lucratieve markt, waar grote winsten worden gemaakt. Daarnaast heeft verdachte zich op diverse manieren misdragen tegen politieagenten, door het hen lastig te maken nadat hij was aangehouden en door hen te bedreigen, uit te schelden en te bespugen. Het gaat hier om politieagenten die op dat moment bezig waren met hun werk. De rechtbank neemt dit alles verdachte dan ook zeer kwalijk.
De persoon van verdachte
Uit een op 14 september 2023 gedateerd uittreksel van het strafblad van verdachte blijkt dat hij al eerder en vaker is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Reclassering Nederland heeft in opdracht van de officier van justitie een Reclasseringsadvies over verdachte uitgebracht. Uit het op 17 oktober 2023 gedateerde advies, opgemaakt door [A] , blijkt dat het niet is gelukt om in contact te komen met verdachte. Verdachte is niet verschenen op schriftelijke uitnodigingen en hij heeft niet gereageerd op telefonische contactpogingen. Wel is uit verkregen informatie gebleken dat verdachte (nog) niet openstaat voor bemoeienis vanuit de hulpverlening. Het algemene risico, het risico op een nieuw geweldsdelict en het risico op onttrekken aan voorwaarden is gemiddeld tot hoge mate aanwezig. Bij een veroordeling wordt geadviseerd een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden, nu geen mogelijkheden worden gezien om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Het is niet de eerste keer dat verdachte voor feiten als deze wordt veroordeeld. Verdachte liep zelfs nog in een proeftijd van een eerdere veroordeling toen hij de onderhavige feiten beging. Tot slot heeft verdachte geen verantwoordelijkheid willen nemen voor zijn gedrag. Daar staat het volgende tegenover.
Oorspronkelijk zou de zaak tegen verdachte op 09 september 2022 door de politierechter worden behandeld. Het onderzoek in de zaak was toen klaar en van de zijde van de verdediging waren er geen onderzoekswensen. Het Openbaar Ministerie heeft er echter voor gekozen om de dagvaarding voor die zitting in te trekken en verdachte te dagvaarden voorde meervoudige kamer van deze rechtbank. Hierdoor heeft de zaak een jaar stilgelegen. De rechtbank zal dit tijdverloop ten gunste van verdachte meewegen.
Daar komt bij dat verdachte na het plegen van de in deze zaak bewezenverklaarde feiten op 24 april 2023 door de politierechter is veroordeeld voor een in maart 2022 gepleegd feit. Dit betekent dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is zodat de rechtbank de voorschriften heeft toegepast die gelden voor de situatie waarin aan verdachte één straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Inhoudelijk overweegt de rechtbank dat de rol van verdachte binnen de organisatie zich lijkt te hebben beperkt tot het rondbrengen/afleveren van softdrugs bij afnemers waarbij hij duidelijk werd aangestuurd door anderen. Verdachte kan dus niet als ‘kopstuk’ van de organisatie worden beschouwd. Tot slot weegt voor de rechtbank zwaar mee dat verdachte vanaf maart 2022 niet voor nieuwe strafbare feiten is aangehouden. Hoewel de rechtbank voorzichtig moet zijn lijkt verdachte zijn leven een positieve draai te hebben gegeven. Om dit nieuwe begin niet te doorbreken en om verdachte de kans te geven dit verder uit te bouwen zal de rechtbank in dit geval een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Deze voorwaardelijke straf zal echter wel van aanzienlijke duur zijn, zodat verdachte ervan doordrongen is dat als hij opnieuw de fout ingaat hij dan voor langere tijd de gevangenis in moet. De rechtbank zal een gevangenisstraf van 134 dagen opleggen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 120 dagen voorwaardelijk. De rechtbank zal hieraan een proeftijd van twee jaar verbinden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[verbalisant 1] (hierna: [verbalisant 1] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Hij vordert een bedrag van € 400,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 4 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering voor toewijzing in aanmerking komt, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en toepassing van de wettelijke rente.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van een belediging. Het gevorderde bedrag is voor een dergelijk feit te hoog en dient daarom te worden gematigd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 4 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Verdachte heeft verbalisant [verbalisant 1] , toen hij de cel van verdachte verliet, in zijn haren en op zijn jas gespuugd. Dat [verbalisant 1] zich hierdoor enorm vies en boos voelde kan de rechtbank zich goed voorstellen. Verdachte heeft met zijn handelen [verbalisant 1] in zijn eer en goede naam aangetast alsook een ernstige inbreuk op diens persoonlijke levenssfeer van gemaakt. De rechtbank waardeert deze immateriële schade op € 400,-. De rechtbank ziet gelet op de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden geen reden voor matiging van het toe te wijzen bedrag. De rechtbank zal het door [verbalisant 1] gevorderde bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 maart 2022, tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [verbalisant 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 400,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 26 maart 2022 tot de dag van volledige betaling.
Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 8 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft. De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10 VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de proeftijd met één jaar te verlengen in de zaak met parketnummer 16/215809-19 en ook in de zaak met parketnummer 21/004739-19. De officier van justitie heeft gevorderd in de zaak met parketnummer 16/283386-20 de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
10.2
Het standspunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte de in de zaak met parketnummer 21/004739-19 opgelegde taakstraf heeft uitgevoerd dan wel dat verdachte de vervangende hechtenis heeft ondergaan. Ten aanzien van de overige twee vorderingen heeft de raadsman geen inhoudelijk verweer gevoerd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/215809-19
De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging af. Reden daarvoor is dat de rechtbank onder feit 2 tot een bewezenverklaring komt van een kortere periode dan die door het Openbaar Ministerie ten laste was gelegd. Uitgaande van die korter bewezenverklaarde periode, is het feit niet begaan binnen de gestelde proeftijd van 2 jaar.
Parketnummer 16/283386-20
De rechtbank zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien de voorwaardelijk opgelegde straf al ten uitvoer is gelegd bij onherroepelijk geworden vonnis.
Parketnummer 21/004739-19
De rechtbank zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot tenuitvoerlegging. De rechtbank heeft namelijk niet alle stukken van het Openbaar Ministerie ontvangen die noodzakelijk zijn voor beoordeling van de (toewijsbaarheid) van de vordering.

11.BESLAG

11.1Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd de onder verdachte inbeslaggenomen hennep te onttrekken aan het verkeer en het inbeslaggenomen geldbedrag van € 250,- verbeurd te verklaren.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten 1 gripzak hennep in een gesealde zak, 2 vershoudzakjes met hennepgruis en 39 gripzakjes met hennep, onttrekken aan het verkeer. Met betrekking tot deze voorwerpen is het feit 2 bewezen verklaarde feit begaan en deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal
€ 250,-, verbeurd verklaren. Het gaat hier namelijk om geld dat geheel of grotendeels door middel van of uit baten van het onder feit 2 strafbare feit is verkregen.

12 DE TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 57, 63, 180, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11b van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.DE BESLISSING

De rechtbank:
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk ten aanzien van de vervolging van
verdachte voor de feiten 1 en 2, voor zover deze ziet op de tenlastegelegde periode van
13 maart 2021 tot en met 24 maart 2021;
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 en het onder feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2, het onder feit 4, het onder feit 5 en het onder feit 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
134 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
- bepaalt dat
120 dagen gevangenisstrafniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- als algemene voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/215809-19
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/283386-20
- verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in haar vordering;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 21/004739-19
- verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk in haar vordering;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
250 euro | PL0900-2021394797-G2921946;
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Hennep | PL0900-2021394797-G2921949;
  • 2 STK Hennep | PL0900-2021394797-G2921951;
  • 39 STK Hennep | PL0900-2021394797-G2921967;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [verbalisant 1] toe tot een bedrag van € 400,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag van € 400,-, bestaande uit immateriële schadevergoeding, aan [verbalisant 1] , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [verbalisant 1] aan de Staat € 400,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 8 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Edgar, voorzitter, mr. D. Riani el Achhab en mr. D.J. Stahlie-van der Flier, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 november 2023.
mr. Stahlie-van der Flier is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op meerdere momenten in of omstreeks de periode van 13 maart 2021 tot en met
26 maart 2022 te [plaatsnaam 1] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen althans eenmaal, (telkens) al dan niet in de uitoefening van een beroep
of bedrijf
(telkens) opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd,
een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van
hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet welke hoeveelheid
meer bedraagt dan de bij de algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid
van een middel (te weten 500 gram hennep en/of 200 eenheden van een middel als
bedoeld in de bij de wet behorende lijst II;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek
van Strafrecht )
2
hij in of omstreeks de periode van 13 maart 2021 tot en met 26 maart 2022 te
[plaatsnaam 1]
althans in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie,
bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten een of
meer onbekend gebleven ander(en)
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als
bedoeld in artikel 10 derde, vierde, vijfde lid, 10a eerste lid, 11 derde, vijfde lid en/of
11a Opiumwet,
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 11, dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de
bij de algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te
weten 500 gram hennep en/of 200 eenheden van een middel als bedoeld in de bij de
wet behorende lijst II);
( art 11b lid 1 Opiumwet )
3
hij op of omstreeks 16 december 2021 te [plaatsnaam 1]
l opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 137,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van
meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en
plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet )
4
hij op of omstreeks 26 maart 2022 te [plaatsnaam 1]
opzettelijk
ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (brigadier bij de Eenheid Midden-Nederland), [verbalisant 3] (hoofdagent bij de Eenheid Midden-Nederland), [verbalisant 2]
(brigadier bij de Eenheid Midden-Nederland) en/of (een) andere medewerker(s)
van de politie, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun
bediening,
in hun tegenwoordigheid,
mondeling en/of door feitelijkheden
heeft beledigd
- door te spugen op voornoemde [verbalisant 1] zijn hoofd en jas,
- door hen meermalen de woorden toe te voegen: 'kankerhonden', 'kankerlijers',
'jullie kankermoeders', 'vieze, vuile flikkers' en/of 'kankerflikkers', althans (telkens)
woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 26 maart 2022 te [plaatsnaam 1]
[verbalisant 1] , [verbalisant 3] , [verbalisant 2] en/of (een) andere medewerker(s) van de
politie heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door hen dreigend de woorden toe te voegen 'Ik schiet je neer', 'Ik ga jullie schieten'
en/of 'Ik ga jullie doodmaken', althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
6
hij op of omstreeks 26 maart 2022 te [plaatsnaam 2] en [plaatsnaam 1] ,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen ambtenaren [verbalisant 1] (brigadier bij de Eenheid Midden-Nederland), [verbalisant 3]
(hoofdagent bij de Eenheid Midden-Nederland), [verbalisant 2]
(brigadier bij de Eenheid Midden-Nederland) en/of (een) andere medewerker(s)
van de politie, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten
ter aanhouding, ter overbrenging en ter insluiting van verdachte, door:
- zijn spieren aan te spannen en vuisten te maken;
- door de andere kant op te bewegen dan de richting waar [verbalisant 3] hem
naartoe trachtte te bewegen;
- zijn armen te draaien, zijn gordel herhaaldelijk los te halen en van de achterbank
omhoog te komen;
- bedreigingen als "ik ga jullie schieten en 'ik ga jullie doodmaken' te uiten;
( art 180 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 maart 2022, registratienummer PL0900-2022084818, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 299 en het proces-verbaal van 10 april 2022, registratienummer PL0900-2022084818-A, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 301 tot en met 304. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verdenking, pagina 185.
3.Proces-verbaal van verdenking, pagina 186.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 19.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 20.
6.Proces-verbaal van bevindingen, bijlage, pagina 24 tot en met 136.
7.Proces-verbaal van bevindingen, bijlage, pagina 136 tot en met 171.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 22.
9.Kennisgeving van inbeslagneming, pagina 13 (digitaal)
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 193.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 195.
12.Proces-verbaal van bevindingen, bijlage, pagina 196.
13.Proces-verbaal van bevindingen, bijlage, pagina 203.
14.Proces-verbaal van bevindingen, bijlage, pagina 198.
15.Proces-verbaal van bevindingen, bijlage, pagina 199.
16.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 203.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 208.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 209.
19.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 210.
20.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 207.
21.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 249.
22.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 250.
23.Proces-verbaal van aangifte, pagina 244.
24.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 256.