ECLI:NL:RBMNE:2023:5893

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
10426307 \ UC EXPL 23-2177
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichtingen uit vaststellingsovereenkomst en contractuele boete in civiele procedure

In deze civiele procedure, aangespannen door [eiser sub 1] c.s. tegen [gedaagde] B.V., staat de vraag centraal of [gedaagde] haar verplichtingen uit een op 14 juni 2021 gesloten vaststellingsovereenkomst is nagekomen. De overeenkomst was bedoeld om een geschil te beslechten dat ontstond na de verlening van een omgevingsvergunning aan [gedaagde] voor de realisatie van appartementen. [eiser sub 1] c.s. stelden dat [gedaagde] niet voldeed aan de verplichtingen, met name met betrekking tot de plaatsing van tuinschermen, en eisten een contractuele boete van € 10.000,00. De kantonrechter heeft op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan.

De procedure begon op 17 maart 2023 met de dagvaarding door [eiser sub 1] c.s. en een schriftelijke reactie van [gedaagde] op 28 april 2023. De mondelinge behandeling vond plaats op 1 september 2023, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] niet in verzuim was, omdat er geen fatale termijn was opgenomen in de overeenkomst en [gedaagde] niet schriftelijk in gebreke was gesteld. De kantonrechter concludeerde dat de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. moesten worden afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat [gedaagde] tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst.

De kantonrechter wees de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. af en veroordeelde hen in de proceskosten van [gedaagde]. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] werden begroot op € 792,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10426307 UC EXPL 23-2177 SGK/44740
Vonnis van 11 oktober 2023
inzake

1.[eiser sub 1] ,

wonend in [woonplaats]
2.
[eiseres sub 2],
wonend in [woonplaats] ,
verder gezamenlijk ook te noemen: [eiser sub 1] c.s.,
eisende partij,
gemachtigde: mr. B. van Eijk,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigigingsplaats] ,
verder ook te noemen: [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.A. Huijgen.

1.De procedure

1.1.
Op 17 maart 2023 hebben [eiser sub 1] c.s. [gedaagde] gedagvaard. Op 28 april 2023 heeft [gedaagde] schriftelijk op de dagvaarding gereageerd. De kantonrechter heeft vervolgens een mondelinge behandeling bepaald.
1.2.
Op 1 september 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig [eiser sub 1] c.s. samen met hun gemachtigde mr. B. van Eijck en namens [gedaagde] waren aanwezig de heer [A] (bestuurder [gedaagde] ), de heer [B] (technisch manager [gedaagde] ) en gemachtigde mr. J.A. Huijgen.
Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De gemachtigde van [eiser sub 1] c.s. heeft daarbij spreekaantekeningen voorgedragen.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van dat wat is besproken tijdens de mondelinge behandeling.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De overwegingen van de kantonrechter

Wat is er aan de hand?
2.1.
Partijen hebben op 14 juni 2021 een vaststellingsovereenkomst gesloten ter beslechting van een geschil dat tussen hen was ontstaan nadat aan [gedaagde] een omgevingsvergunning was verleend voor de realisering van vier appartementen op de eerste verdieping van een viertal panden, gelegen (schuin) achter de woning van [eiser sub 1] c.s.
[eiser sub 1] c.s. hadden hiertegen bezwaar, omdat volgens hen onvoldoende rekening was gehouden met de inbreuk op hun privacy, mogelijke geluidsoverlast en schaduwwerking in hun woning.
2.2.
In de vaststellingsovereenkomst hebben partijen, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:
“2. [gedaagde] realiseert op de oranje gemarkeerde stippellijn, die op bijgevoegde tekening (bijlage 1) is weergegeven, een door Kokosytems B.V. te leveren tuinscherm van het merk Kokowall. Dit tuinscherm heeft een hoogte van 180 mm, is ondoorzichtig en bestaat uit kunststof buizen die zijn omwikkeld met kokosvezel en rondom zijn gevat in een frame van verzinkt staal, zoals weergegeven op bijgevoegde foto (bijlage 2). Het tuinscherm sluit volledig aan op de dakbedekking van het dakterras.
3. In het Kokowall tuinscherm zal een deur worden geplaatst. Deze deur bestaat uit hetzelfde materiaal als het Kokowall tuinscherm en wordt gerealiseerd ter plaatse van de groene markering op bijgevoegde tekening (bijlage 1). (…)
9. Indien [gedaagde] niet voldoet aan de in artikelen 2 tot en met 4 genoemde verplichtingen, verbeurt [gedaagde] aan [eiser sub 1] c.s. een onmiddellijk opeisbare boete van € 10.000, onverminderd het recht van [eiser sub 1] c.s. om aanspraak te maken op nakoming van de Overeenkomst of het recht om aanspraak te maken op een vergoeding van de hiermee samenhangende, door [eiser sub 1] c.s. te lijden schade.”
In bijlage 1 is de volgende tekening opgenomen:
In bijlage 2 is de volgende foto opgenomen:
2.3.
In mei 2022 heeft [gedaagde] tuinschermen gerealiseerd op de in de vaststellingsovereenkomst genoemde ‘oranje gemarkeerde stippellijn’. Volgens [eiser sub 1] c.s. had [gedaagde] door de wijze waarop zij de tuinschermen had gerealiseerd nog niet voldaan aan haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst. Op 23 december 2022 hebben [eiser sub 1] c.s. [gedaagde] een brief gestuurd waarin zij aanspraak maken op de contractuele boete van € 10.000,00. Daarnaast sommeren zij [gedaagde] om de tuinschermen binnen een maand na dagtekening van de brief te realiseren conform artikel 2 van de vaststellingsovereenkomst. Volgens [eiser sub 1] c.s. heeft [gedaagde] tot op heden niet aan haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst voldaan.
2.4.
[eiser sub 1] c.s. vorderen – kort gezegd – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de contractuele boete van € 10.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente en een vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten, verwijdering van de houten schuttingen en bevestiging van de Kokowall tuinschermen op een solide en stormbestendige wijze, zonder toepassing van de houten schoren/planken, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
2.5.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd. Zij stelt zich – kort gezegd – op het standpunt dat zij niet in verzuim is komen te verkeren in de nakoming van de verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst. Zij wil dat de vorderingen worden afgewezen, met veroordeling van [eiser sub 1] c.s. in de kosten van deze procedure.
Wat is het oordeel van de kantonrechter?
2.6.
De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. af. Hierna wordt dit oordeel van de kantonrechter toegelicht.
De toelichting
2.7.
De vraag die in deze procedure beantwoord moet worden is of [gedaagde] de verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst is nagekomen en zo nee, of zij de contractuele boete zoals opgenomen in artikel 9 van de vaststellingsovereenkomst verschuldigd is.
2.8.
Partijen zijn het erover eens dat [gedaagde] de contractuele boete pas verschuldigd is op het moment dat zij in verzuim is met de nakoming van de in de artikelen 2 tot en met 4 van de vaststellingsovereenkomst genoemde verplichtingen. Omdat in de artikelen 2 tot en met 4 van de vaststellingsovereenkomst geen fatale termijn is opgenomen, treedt het verzuim pas in – zo volgt uit de wet – wanneer [gedaagde] in gebreke is gesteld door middel van een schriftelijke aanmaning, waarbij haar een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld en nakoming binnen deze termijn uitblijft. De wet kent een aantal situaties waarin een schriftelijke aanmaning niet nodig is, bijvoorbeeld wanneer uit de houding van de schuldenaar blijkt dat een aanmaning nutteloos zou zijn.
2.9.
Begin mei 2022 heeft [gedaagde] tuinschermen gerealiseerd op de in de vaststellingsovereenkomst genoemde ‘oranje gemarkeerde stippellijn’. Volgens [eiser sub 1] c.s. had [gedaagde] hiermee niet voldaan aan de verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst omdat (1) twee tuinschermen houten schuttingen waren in plaats van schermen van het merk Kokowall, (2) de tuinschermen niet op de dakbedekking van het dakterras aansloten en (3) de tuinschermen scheef en met houten schoren waren gefixeerd, waardoor de afwerking niet gelijk is aan de afwerking op de foto die als bijlage 2 aan de vaststellingsovereenkomst is gehecht. Volgens [eiser sub 1] c.s. was [gedaagde] door dit tekortschieten de contractuele boete verschuldigd en hoefden zij [gedaagde] (voor het intreden van verzuim) geen schriftelijke aanmaning te sturen, omdat uit de houding van [gedaagde] bleek dat een aanmaning nutteloos zou zijn. [gedaagde] heeft namelijk maandenlang de door haar in mei 2022 gerealiseerde tuinschermen ongewijzigd gelaten en (namens) [gedaagde] zou daarnaast tijdens een telefoongesprek op 23 december 2022 gezegd zijn dat [gedaagde] bewust de tuinschermen op deze wijze had gerealiseerd en dat zij niet van plan was dit te veranderen. [gedaagde] betwist echter dat zij dit heeft gezegd, zodat – als hieruit al zou kunnen worden afgeleid dat een aanmaning nutteloos zou zijn – dit niet kan worden vastgesteld. Bovendien volgt uit het handelen van [gedaagde] na de aanmaning van 23 december 2022 ook niet dat een aanmaning nutteloos was.
2.10.
Na de aanmaning van 23 december 2023 heeft [gedaagde] op 18 januari 2023 (dus binnen de gestelde termijn van een maand) tegen de houten schuttingen, tuinschermen van het merk Kokowall geplaatst en daarnaast aan de onderzijde van de tuinschermen hardhouten planken geschroefd, zodat de tuinschermen aansluiten op de dakbedekking van het dakterras. Volgens [eiser sub 1] c.s. heeft [gedaagde] hiermee nog steeds niet voldaan aan haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst, omdat de op 18 januari 2023 geplaatste Kokowall tuinschermen zijn geplaatst tegen de in mei 2022 gerealiseerde houten schuttingen en daarnaast zijn de tuinschermen nog steeds met houten schoren gefixeerd.
2.11.
De kantonrechter overweegt dat uit de vaststellingsovereenkomst niet volgt dat het [gedaagde] niet is toegestaan een houten schutting tegen het tuinscherm van het merk Kokowall te plaatsen aan de zijde waar [eiser sub 1] c.s. geen zicht op hebben. Dit volgt niet uit de tekst van de vaststellingsovereenkomst en ook niet uit de bij de vaststellingsovereenkomst gevoegde tekening en foto. De kantonrechter begrijpt dat partijen hebben gekozen voor de Kokowall tuinschermen zodat de privacy van [eiser sub 1] c.s. zou worden gewaarborgd, geluidsoverlast zou worden beperkt en daarnaast zou hiermee een esthetisch verantwoorde afscheiding worden gerealiseerd. Naar het oordeel van de kantonrechter leidt ook deze bedoeling van partijen er niet toe dat [gedaagde] niet aan haar verplichtingen heeft voldaan door de tuinschermen tegen een houting schutting te plaatsen. De houten schutting bevindt zich immers aan de zijde waar [eiser sub 1] c.s. geen zicht op hebben. [eiser sub 1] c.s. stellen weliswaar dat door de aanwezigheid van de houten schutting achter de Kokowall tuinschermen het geluiddempende effect van de Kokowall tuinschermen teniet gaat, maar dat kan niet worden vastgesteld. [gedaagde] betwist dat namelijk en [eiser sub 1] c.s. hebben deze stelling op geen enkele wijze onderbouwd.
Dat leidt ertoe dat niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst doordat zij de op 18 januari 2023 geplaatste Kokowall tuinschermen heeft geplaatst tegen een houten schutting. Bovendien heeft [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling toegezegd de houten schutting te zullen verwijderen.
2.12.
Wat betreft de door [gedaagde] tegen de tuinschermen bevestigde houten schoren heeft [gedaagde] toegelicht dat de tuinschermen op het dakterras windvangers zijn en om te voorkomen dat er veiligheidsrisico’s optreden bij sterke wind, moeten deze tuinschermen stevig verankerd zijn.
Dit is als zodanig door [eiser sub 1] c.s. niet weersproken, maar volgens [eiser sub 1] c.s. moeten de tuinschermen op een andere (esthetischere) wijze worden verankerd. De kantonrechter stelt vast dat - zoals door [gedaagde] terecht opgemerkt - partijen in de vaststellingsovereenkomst niets hebben opgenomen over de wijze waarop de tuinschermen moeten worden verankerd. Uit de bij de vaststellingsovereenkomst gevoegde foto kan ook niet worden opgemaakt op welke wijze die tuinschermen zijn verankerd. Dat [gedaagde] haar verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst niet is nagekomen door de tuinschermen met houten schoren te verankeren kan zodoende niet worden vastgesteld.
2.13.
Het voorgaande leidt ertoe dat niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde] in verzuim is in de nakoming van de verplichtingen uit de vaststellingsovereenkomst. De vorderingen van [eiser sub 1] c.s. worden daarom afgewezen.
Proceskosten
2.14.
[eiser sub 1] c.s. worden als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten veroordeeld. Dit betekent dat zij hun eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van [gedaagde] aan haar moet betalen. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 792,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 396,00).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. af;
3.2.
veroordeelt [eiser sub 1] c.s. tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 792,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 oktober 2023.