Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
Rechtbank Midden-Nederland
In deze civiele procedure, aangespannen door [eiser sub 1] c.s. tegen [gedaagde] B.V., staat de vraag centraal of [gedaagde] haar verplichtingen uit een op 14 juni 2021 gesloten vaststellingsovereenkomst is nagekomen. De overeenkomst was bedoeld om een geschil te beslechten dat ontstond na de verlening van een omgevingsvergunning aan [gedaagde] voor de realisatie van appartementen. [eiser sub 1] c.s. stelden dat [gedaagde] niet voldeed aan de verplichtingen, met name met betrekking tot de plaatsing van tuinschermen, en eisten een contractuele boete van € 10.000,00. De kantonrechter heeft op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan.
De procedure begon op 17 maart 2023 met de dagvaarding door [eiser sub 1] c.s. en een schriftelijke reactie van [gedaagde] op 28 april 2023. De mondelinge behandeling vond plaats op 1 september 2023, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De kantonrechter oordeelde dat [gedaagde] niet in verzuim was, omdat er geen fatale termijn was opgenomen in de overeenkomst en [gedaagde] niet schriftelijk in gebreke was gesteld. De kantonrechter concludeerde dat de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. moesten worden afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat [gedaagde] tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
De kantonrechter wees de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. af en veroordeelde hen in de proceskosten van [gedaagde]. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde] werden begroot op € 792,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.