In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op haar bezwaar tegen een eerder besluit. Eiseres had op 30 november en 30 december 2022 bezwaar gemaakt tegen een besluit van 31 oktober 2022, maar het bestuursorgaan heeft hierop niet tijdig gereageerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling door verweerder op 23 mei 2023 is ontvangen, waarna de wettelijke termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een beslissing is genomen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat, gezien het feit dat verweerder te laat heeft beslist, er een dwangsom moet worden opgelegd. De dwangsom is vastgesteld op € 1.442,- door verweerder op 19 september 2023. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiseres, die zijn vastgesteld op € 209,25. Ook moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door rechter S.C.A. van Kuijeren en is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2023.