Op 13 november 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen twee B.V.'s, eisers, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder. De zaak betreft een beroep dat door eisers is ingediend omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun bezwaar tegen een besluit van 20 december 2022. Verweerder heeft in beroep geen verweerschrift overgelegd, ondanks een verzoek daartoe. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft de procedure verder toegelicht.
Eisers hebben op 27 januari 2023 een bezwaarschrift ingediend, waarop verweerder binnen een termijn van twaalf weken had moeten beslissen. De rechtbank constateert dat verweerder op de uiterste beslisdatum, 29 april 2023, nog geen beslissing had genomen. Eisers hebben verweerder op 31 mei 2023 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank verwijst naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die de termijnen en procedures rondom het indienen van bezwaarschriften en het in gebreke blijven van bestuursorganen regelen.
De rechtbank stelt vast dat verweerder een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke blijft, met een totaalbedrag van € 1.442,-. Daarnaast moet verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit nemen op het bezwaar van eisers. De rechtbank wijst ook op de mogelijkheid van een aanvullende dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Tevens is bepaald dat eisers recht hebben op een vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 209,25, en dat het griffierecht door verweerder moet worden vergoed.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en biedt een duidelijke richtlijn voor bestuursorganen over de gevolgen van het niet tijdig beslissen op bezwaarschriften, evenals de financiële consequenties die hieraan verbonden zijn.