ECLI:NL:RBMNE:2023:615

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
UTR 23/73
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake inhoudingen op Wajonguitkering door het Uwv

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 februari 2023 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een uitkering ontvangt op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Verzoeker heeft te maken met inhoudingen op zijn Wajonguitkering door Syncasso, als gevolg van een schuld. Syncasso heeft beslag gelegd op de uitkering, waarbij de beslagvrije voet is vastgesteld op € 541,-- per maand. Verzoeker verblijft in een instelling op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) en moet een eigen bijdrage en zorgpremie betalen, wat leidt tot een lagere uitbetaling van zijn Wajonguitkering.

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de betaalspecificaties van het Uwv en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelt dat hij onvoldoende middelen heeft om in zijn basisbehoeften te voorzien. Tijdens de zitting is het Uwv op de hoogte gesteld van de bezwaren van verzoeker, maar het Uwv betwistte de ontvankelijkheid van deze bezwaren. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de betaalspecificaties pas als besluiten kunnen worden aangemerkt als er sprake is van wijzigingen ten opzichte van eerdere besluiten.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen evident onrechtmatige besluiten zijn genomen door het Uwv, aangezien het Uwv verplicht is om de eigen bijdragen en premies zorgverzekering in te houden, ook als dit leidt tot een uitbetaling die lager is dan de beslagvrije voet. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen acute financiële nood is aangetoond en het belang van verzoeker niet zwaarder weegt dan het belang van het Uwv bij het correct uitvoeren van de inhoudingen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/73
uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 februari 2023 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: mr. J.H. Swart).

Inleiding

1. Verzoeker ontvangt van het Uwv een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
2. Syncasso Gerechtsdeurwaarders (hierna: Syncasso) heeft als gevolg van een schuld van verzoeker beslag gelegd op verzoekers Wajonguitkering. De beslagvrije voet is door Syncasso vanaf 3 oktober 2022 vastgesteld op € 541,-- per maand. Het bedrag aan Wajonguitkering dat boven de beslagvrije voet komt, draagt het Uwv af aan Syncasso.
3. Verzoeker verblijft in een instelling op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Voor zijn verblijf in de instelling moet verzoeker op grond van de Wlz een eigen bijdrage betalen. Ook moet verzoeker een premie voor een zorgverzekering betalen. Het Centraal Administratie Kantoor (CAK), die de eigen bijdragen en premies incasseert, heeft het Uwv gevraagd om de eigen bijdrage en premie voor de zorgverzekering van verzoeker elke maand in te houden op zijn Wajonguitkering. Deze bedragen worden door het Uwv in mindering gebracht op de beslagvrije voet.
4. Het gevolg hiervan is dat aan verzoeker geen of minder Wajonguitkering is uitbetaald:
  • Uit de betaalspecificatie van 9 november 2022 blijkt dat - bij een nabetaling - over de maanden juli tot en met september 2022 een bedrag van € 229,09 in mindering is gebracht op verzoekers Wajonguitkering ten behoeve van Syncasso. Er is geen geld aan verzoeker uitbetaald;
  • Uit de betaalspecificatie van 14 november 2022 blijkt dat over de maand november 2022 een bedrag van € 388,80 + € 152,20 in mindering is gebracht op verzoekers Wajonguitkering ten behoeve van het CAK, en een bedrag van € 72,64 ten behoeve van Syncasso. Er is geen geld aan verzoeker uitbetaald;
  • Uit de betaalspecificatie van 12 december 2022 blijkt dat over de maand december 2022 een bedrag van € 431,44 in mindering is gebracht op verzoekers Wajonguitkering ten behoeve van het CAK, en een bedrag van € 72,64 ten behoeve van Syncasso. Er is € 109,56 aan verzoeker uitbetaald;
  • Uit de betaalspecificatie van 23 december 2022 blijkt dat - bij een nabetaling - over de maand oktober 2022 een bedrag van € 104,62 in mindering is gebracht op verzoekers Wajonguitkering ten behoeve van Syncasso. Er is geen geld aan verzoeker uitbetaald.
5. Verzoeker heeft tegen alle vier de betaalspecificaties bezwaar gemaakt bij het Uwv. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is bij de rechtbank op 7 februari 2023 op een zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De gemachtigde van het Uwv is ook verschenen.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
6. Op de zitting is duidelijk geworden dat het antwoord op de vraag of verzoeker in ieder geval recht heeft op uitbetaling van de beslagvrije voet en of het Uwv moet controleren of verzoeker voldoende geld ontvangt om rond te komen, al langer durende geschilpunten zijn tussen partijen. Over die geschilpunten, maar dan met betrekking tot andere betaalspecificaties, is door de rechtbank Noord-Holland eerder een uitspraak gedaan. [1] Verzoeker heeft aangegeven dat hij daartegen hoger beroep heeft ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Zijn de betaalspecificaties besluiten?
7. Op de zitting heeft het Uwv de ontvankelijkheid van de bezwaren van verzoeker betwist, omdat de betaalspecificaties slechts herhalingen zouden zijn van al eerder genomen besluiten. De voorzieningenrechter overweegt dat een betaalspecificatie pas een besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waartegen bezwaar kan worden gemaakt, als die een wijziging omvat ten opzichte van de eerdere verzonden specificaties of een daaraan ten grondslag liggend besluit. [2] Omdat een eerder genomen besluit over de beslaglegging door Syncasso al ontbreekt in de stukken, en twee van de vier betaalspecificaties zien op nabetalingen, is het de voorzieningenrechter op voorhand niet duidelijk of het hier gaat om herhalingen van eerder genomen besluiten. De voorzieningenrechter laat de beantwoording van die vraag daarom aan het Uwv die daarover een beslissing zal moeten nemen in de bezwaarfase, en gaat over tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
Het verzoek
8. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de beoordeling van zijn verzoek. Hij verblijft weliswaar in een instelling waar hij eten en drinken krijgt en onderdak heeft, maar verzoeker moet zelf zorgen voor de overige dagelijkse benodigdheden. Doordat hij in de maanden november en december 2022 helemaal geen geld heeft ontvangen, heeft hij onder meer geen verzorgingsproducten, kleding en sigaretten kunnen kopen. Verzoeker stelt dat het hebben van voldoende inkomen om basisbenodigdheden te kopen volgens zijn begeleider onderdeel is van zijn hersteltraject. Verzoeker vraagt de rechtbank daarom om het Uwv op de dragen in ieder geval de beslagvrije voet aan hem uit te keren over de maanden november en december 2022.
De rechtmatigheid van de betaalspecificaties
9. De voorlopige voorziening is verzocht tijdens de bezwaarfase bij het Uwv. Het Uwv zal naar aanleiding van de door verzoeker ingediende gronden moeten beslissen of de Wajonguitkering correct is uitbetaald aan verzoeker. Die beslissing heeft het Uwv nog niet genomen.
10. De voorzieningenrechter heeft daarom alleen beoordeeld of er, zonder diepgaand onderzoek naar de relevante feiten en/of het recht te doen, zeer ernstig moet worden betwijfeld of het door het Uwv ingenomen standpunt juist is, en of de besluiten in stand zullen blijven. Daarvan is geen sprake. De besluiten zijn naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet evident onrechtmatig. Uit rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt namelijk dat het Uwv gehouden is om de eigen bijdragen en premies zorgverzekering in te houden, ook als het uit te betalen bedrag daardoor lager is dan de door de deurwaarder vastgestelde beslagvrije voet. [3] Daarom kan niet van evidente onrechtmatigheid worden gesproken.
Wegen van de belangen door de voorzieningenrechter
11. Verzoeker heeft belang bij uitbetaling van de beslagvrije voet over de maanden november en december 2022, voor het aanschaffen van de dagelijkse benodigdheden en zijn herstel. Het belang van het Uwv is gelegen in het correct uitvoeren van gelegde beslagen, en van de inhoudingen voor het CAK.
12. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter weegt het belang van verzoeker minder zwaar dan het belang van het Uwv. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als er sprake is van ‘onverwijlde spoed’. Bij een financieel geschil, zoals in deze zaak, is dat niet snel aan de orde. Het kan namelijk zijn dat na afloop van de bezwaarfase, het bedrag waarover het geschil gaat alsnog uitbetaald wordt. Als er geen onomkeerbare situatie dreigt, bijvoorbeeld faillissement, of acute financiële nood, ontbreekt spoedeisend belang.
13. De voorzieningenrechter is uit de stukken en uit het betoog van verzoeker niet gebleken van acute financiële nood. Het betoog dat alleen omdát er in november en december 2022 geen geld is uitgekeerd sprake zou zijn van financiële nood, kan niet worden gevolgd. Verzoeker verblijft in een instelling en ontvangt daar onderdak en maaltijden. Uit de polisadministratie blijkt dat verzoeker in november en december 2022 geld heeft verdiend met arbeid, en op de zitting is gebleken dat verzoeker vanaf 16 januari 2023 een vast inkomen heeft uit arbeid gebaseerd op 40 uur per week. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter geen inzicht verschaft in zijn financiële situatie, door bijvoorbeeld bankafschriften te overleggen waaruit blijkt dat hij niet zou kunnen voorzien in de dagelijkse benodigdheden. Uit de e-mail van 27 september 2022 van de zorgverzekeraar die verzoeker heeft meegestuurd, blijkt alleen dat hij een bedrag van € 92,49 moet betalen en daar geen betalingsregeling voor krijgt. De e-mail verschaft geen inzicht in de vermogenspositie van verzoeker.
Conclusie
14. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer – de Bruin, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 februari 2023.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.In de uitspraak van 15 november 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:11316.
2.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 oktober 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:3340, ro. 4.3.1
3.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 juni 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1916, ro. 4.2.