In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 17 februari 2023 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een uitkering ontvangt op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). Verzoeker heeft te maken met inhoudingen op zijn Wajonguitkering door Syncasso, als gevolg van een schuld. Syncasso heeft beslag gelegd op de uitkering, waarbij de beslagvrije voet is vastgesteld op € 541,-- per maand. Verzoeker verblijft in een instelling op basis van de Wet langdurige zorg (Wlz) en moet een eigen bijdrage en zorgpremie betalen, wat leidt tot een lagere uitbetaling van zijn Wajonguitkering.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen de betaalspecificaties van het Uwv en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij stelt dat hij onvoldoende middelen heeft om in zijn basisbehoeften te voorzien. Tijdens de zitting is het Uwv op de hoogte gesteld van de bezwaren van verzoeker, maar het Uwv betwistte de ontvankelijkheid van deze bezwaren. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de betaalspecificaties pas als besluiten kunnen worden aangemerkt als er sprake is van wijzigingen ten opzichte van eerdere besluiten.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen evident onrechtmatige besluiten zijn genomen door het Uwv, aangezien het Uwv verplicht is om de eigen bijdragen en premies zorgverzekering in te houden, ook als dit leidt tot een uitbetaling die lager is dan de beslagvrije voet. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen acute financiële nood is aangetoond en het belang van verzoeker niet zwaarder weegt dan het belang van het Uwv bij het correct uitvoeren van de inhoudingen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.