ECLI:NL:RBMNE:2023:6493

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
UTR 23/5377
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Op 6 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.R.A. Rutten, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar. De rechtbank oordeelde dat verweerder op 16 oktober 2023 een besluit had moeten nemen, maar dit niet had gedaan. Eiseres had verweerder op 17 oktober 2023 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank vaststelde dat er een dwangsom verschuldigd was voor elke dag dat verweerder in gebreke bleef. De rechtbank bepaalde dat verweerder binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing moest nemen en dat hij een dwangsom van € 100,- per dag moest betalen, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast werd het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd, en werd verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten en griffierecht aan eiseres. De rechtbank hanteerde een wegingsfactor van 0,25 voor de proceskosten, gezien de eenvoudige aard van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5377

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. M.R.A. Rutten),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiseres heeft haar bezwaarschrift ingediend op 13 april 2023. Bij brief van
31 augustus 2023 heeft verweerder meegedeeld de beslistermijn te verlengen met zes weken, tot uiterlijk 16 oktober 2023. Vervolgens heeft verweerder bij brief van 13 oktober 2023 meegedeeld dat zij nog geen beslissing kunnen nemen en de beslistermijn nogmaals willen verlengen.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder uiterlijk op 16 oktober 2023 een besluit had moeten nemen, verweerder had op die datum nog steeds niet beslist.
De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder op 17 oktober 2023, ontvangen door verweerder op 17 oktober 2023, in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken.
5. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb). Bij beslissing van 27 juli 2023 heeft verweerder aan eiser de verschuldigde dwangsom van € 1.442,- toegekend.
6. Op het moment van deze uitspraak is de dwangsom nog niet geheel verschuldigd. De rechtbank bepaalt dan ook dat verweerder de dwangsom vast dient te stellen op het moment dat de beslissing is genomen.
7. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder geeft aan dat door het tekort aan verzekeringsartsen niet mogelijk is om het bezwaar binnen de gewenste termijn af te handelen. Dit betekent dat verweerder binnen vier weken na het verzenden van deze uitspraak een beslissing moet nemen.
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
10
.Dat betekent ook dat eiseres een vergoeding krijgt voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. . De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25, omdat deze zaak van zeer licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een beroep vanwege het niet tijdig beslissen, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang zeer beperkt is en de aard van de zaak zeer eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak twee categorieën lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 4 september 2023 [1] . Toegekend wordt € 209,25.
11. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- dat eiseres heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 209,25 aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van S. Ayyildiz, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2023.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.