ECLI:NL:RBMNE:2023:6634

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
12 december 2023
Zaaknummer
16/265376-22 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige verdachte voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met explosief

Op 12 december 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die op 16 oktober 2022 in Utrecht een explosief voor de deur van een woning heeft afgestoken. Dit leidde tot schade aan de woning en de woningen van de buren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was, en voor het voorhanden hebben van een explosief. De rechtbank legt een jeugddetentie op van 90 dagen, waarvan 46 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast wordt een vordering van de benadeelde partij deels toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaard.

De zaak kwam ter terechtzitting op 28 november 2023, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte heeft de feiten bekend, maar de verdediging heeft om een partiële vrijspraak gevraagd voor bepaalde bestanddelen van de tenlastelegging. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de verdachte opzettelijk een ontploffing heeft teweeggebracht, maar heeft hem partieel vrijgesproken van levensgevaar en medeplegen.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de positieve ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt sinds de feiten. De rechtbank heeft ook de impact van de feiten op de benadeelde partij in overweging genomen, wat heeft geleid tot de toewijzing van een schadevergoeding van € 11.757,94 aan de benadeelde partij, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/265376-22 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2006] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] , [postcode] te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte (voornaam)] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 28 november 2023. De behandeling van de zaak heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden, omdat [verdachte (voornaam)] minderjarig is.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen [verdachte (voornaam)] en zijn raadsvrouw, mr. J.O.A.N. de Vries, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partij [slachtoffer] en de advocaat van de benadeelde partij, mr. M.R.M. Schaap, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat [verdachte (voornaam)] :
Feit 1
op 16 oktober 2022 te Utrecht samen met anderen opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht bij een woning aan de [adres 2] , waarbij gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
Feit 2
op 16 oktober 2022 te Utrecht opzettelijk een explosief, bestemd voor ontploffing, voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte (voornaam)] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat [verdachte (voornaam)] partieel dient te worden vrijgesproken van de onder feit 1 genoemde bestanddelen ‘levensgevaar voor personen’ en ‘medeplegen’.
Voor zover van belang worden de standpunten van de officier van justitie hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – overeenkomstig haar overgelegde en in het dossier gevoegde pleitaantekeningen – ten aanzien van feit 1 partiële vrijspraak bepleit voor het bestanddeel dat zwaar lichamelijk letsel of levensgevaar voor een ander te duchten was. Voor het overige refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
Voor zover van belang worden de standpunten van de raadsvrouw hieronder besproken bij het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De feiten zijn door [verdachte (voornaam)] begaan en [verdachte (voornaam)] heeft de ten laste gelegde feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen (integrale) vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van [verdachte (voornaam)] ter terechtzitting van 28 november 2023;
  • een proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] van 21 oktober 2022
- een proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 16 oktober 2022 [3] ;
- een proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict inclusief Vakbijlage vuurwerk brandstof combinaties (VBC) d.d. 17 oktober 2022 [4] ;
- een geschrift, inhoudende een NFI-rapport over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen d.d. 26 oktober 2022 [5] .
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op grond van de gebezigde bewijsmiddelen beide feiten wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 1
Partiële vrijspraak levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank is van oordeel dat door de door [verdachte (voornaam)] veroorzaakte ontploffing aan de [adres 2] gemeen gevaar voor goederen is ontstaan. Dit volgt uit de bewijsmiddelen en is door de verdediging ook niet betwist. In het ‘proces-verbaal van het forensisch onderzoek plaats delict’ concluderen de forensisch onderzoekers dat zij de kans op zwaar lichamelijk letsel, dan wel levensgevaar aanwezig achten [6] , maar er wordt geen concrete onderbouwing gegeven waarom die gevaren in de gegeven omstandigheden naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moeten zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat door de ontploffing ook levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was. [verdachte (voornaam)] wordt dan ook partieel vrijgesproken van het bestanddeel levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor personen.
Partiële vrijspraak medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat sprake is van medeplegen wanneer vastgesteld kan worden dat [verdachte (voornaam)] het feit in nauwe en bewuste samenwerking met een of anderen heeft gepleegd en dat die ander/die bovendien een significante bijdrage aan dat feit heeft/hebben geleverd. [verdachte (voornaam)] heeft verklaard dat hij de vuurwerkbom gekregen heeft van iemand anders en dat hij de bewuste avond door een derde persoon met de auto is afgezet bij de woning (en ook weer opgehaald zou worden door deze auto). De rechtbank is ervan overtuigd dat [verdachte (voornaam)] niet het brein achter de feiten is, maar kan op basis van het dossier niet vaststellen wat de rollen van een of meer andere betrokkenen is geweest bij de feiten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op basis van het dossier niet bewezen kan worden dat [verdachte (voornaam)] het feit in nauwe en bewuste samenwerking heeft gepleegd. [verdachte (voornaam)] zal partieel van het medeplegen worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte (voornaam)] :
1
op 16 oktober 2022 te [plaats] , opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door
een explosief voor de woning gelegen aan de [adres 2] tot ontploffing te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en belendende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
2

op 16 oktober 2022 te [plaats] een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een explosief, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte (voornaam)] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte (voornaam)] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
Feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte (voornaam)] uitsluit. [verdachte (voornaam)] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte (voornaam)] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 120 dagen, met aftrek van de tijd die [verdachte (voornaam)] in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van 76 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als algemene voorwaarde dat [verdachte (voornaam)] zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om te komen tot een veroordeling van [verdachte (voornaam)] tot jeugddetentie van 60 dagen, met aftrek van de tijd die [verdachte (voornaam)] in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan een gedeelte van 16 dagen voorwaardelijk.
De raadsvrouw verzoekt een lagere straf dan geëist door de officier van justitie, omdat [verdachte (voornaam)] voldoende onvoorwaardelijk gestraft is. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht bij de straftoemeting in het voordeel van [verdachte (voornaam)] rekening te houden met de impact van de heftige aanhouding en de voorlopige hechtenis op [verdachte (voornaam)] . Daarnaast wijst de raadsvrouw erop dat de doelen die waren gesteld door de Jeugdbescherming zijn behaald en dat het IFA (Intensieve Forensische Aanpak)-traject positief is afgesloten. Verder wordt het recidiverisico laag geschat en heeft [verdachte (voornaam)] spijt betuigd. Bovendien adviseert het NIFP [verdachte (voornaam)] verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
[verdachte (voornaam)] heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing van een explosief bij een woning en daarmee ook het voorhanden hebben van een explosief. [verdachte (voornaam)] is met het explosief gericht naar de woning van de heer [slachtoffer] , gelegen aan de [adres 2] , gegaan en heeft het explosief daar tot ontploffing gebracht. Door de ontploffing is schade aan de woning van de heer [slachtoffer] ontstaan, maar ook schade aan de woning van de buren. Uit de slachtofferverklaring die de heer [slachtoffer] tijdens de zitting heeft voorgelezen blijkt dat het incident grote impact op hem heeft gehad. Hij is tot op de dag van vandaag heel angstig. Ook zijn buurvrouw is heel bang en zijn huisbaas wil hem het liefst uit zijn woning zetten. Explosies als deze, te meer als dit midden in een woonwijk gebeurt, veroorzaken ook gevoelens van angst en onveiligheid in de buurt en in de maatschappij in het algemeen. Daarnaast veroorzaken feiten als deze doorgaans ook grote (financiële) schade, zoals ook blijkt uit de onderbouwing van de schadevergoedingsvordering van de heer [slachtoffer] . In dit geval zijn de gevolgen van de explosie beperkt gebleven tot materiële schade aan goederen, maar het had ook veel erger kunnen aflopen: voor de heer [slachtoffer] , voor zijn buren maar ook voor [verdachte (voornaam)] zelf. De rechtbank vindt dit zeer ernstige feiten en rekent dat [verdachte (voornaam)] zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel justitiële documentatie van [verdachte (voornaam)] van 23 oktober 2023, waaruit blijkt dat [verdachte (voornaam)] niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van het Pro Justitia-rapport van GZ-psycholoog drs. [A] van 27 februari 2023. Hieruit volgt dat bij [verdachte (voornaam)] sprake is van ADD, een stoornis in cannabisgebruik en een disharmonisch intelligentieprofiel met significant sterkere verbale vaardigheden. Volgens de GZ-psycholoog beïnvloedden deze factoren de gedragingen van [verdachte (voornaam)] ten tijde van het ten laste gelegde. Door zijn ADD en intelligentieprofiel is [verdachte (voornaam)] in verminderde mate in staat situaties te overzien, te plannen en zijn denken te relateren aan de praktijk. Hij overschat daarbij zijn eigen denk- en inschattingsvermogen. Zijn ADD maakte hem kwetsbaarder voor de ontwikkeling van een stoornis in cannabisgebruik, die hij vervolgens moest zien te financieren. Toen hij eenmaal ‘ja’ had gezegd om het explosief voor de woning tot ontploffing te laten brengen, zou hij door zijn tekortschietende probleemoplossingsvaardigheden en introverte inborst geen andere mogelijkheid meer hebben gezien dan doorzetten. De GZ-psycholoog adviseert dan ook om het tenlastegelegde in verminderde mate aan [verdachte (voornaam)] toe te rekenen.
De rechtbank heeft ook het advies van [B] , gezinsmanager van Jeugdbescherming van 3 november 2023 gelezen. Hieruit volgt dat de Jeugdbescherming de rechtbank adviseert om [verdachte (voornaam)] geen nieuwe toezicht en begeleidingsmaatregel op te leggen. Het recidiverisico van [verdachte (voornaam)] wordt ingeschat als laag. [verdachte (voornaam)] is sinds de feiten niet opnieuw in contact gekomen met politie en justitie, er is zicht gekomen op zijn sociale contacten en zijn blowgedrag belemmert hem niet meer in zijn dagelijks functioneren. Het gezin van [verdachte (voornaam)] ondersteunt hem op een passende manier in zijn ontwikkeling. [verdachte (voornaam)] heeft zijn IFA-traject positief afgesloten. Overeenkomstig het rapport heeft mevrouw [B] ter terechtzitting aangegeven dat de doelen bij Jeugdbescherming voldoende zijn behaald en [verdachte (voornaam)] zonder hen verder kan.
Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van het advies van de Raad van 20 november 2023, opgesteld door raadsonderzoeker [C] (na het raadplegen van gedragsdeskundige [D] ). Ter terechtzitting heeft de heer [F] het op schrift gestelde advies toegelicht. Ook de Raad acht het recidiverisico van [verdachte (voornaam)] laag. De grootste risicofactoren vloeien volgens de Raad voort uit zijn disharmonische intelligentieprofiel, ADD en het cannabisgebruik. De Raad ziet echter op dit moment voldoende beschermende factoren om eventuele risico’s te ondervangen. De beschermende factoren ziet men onder andere in het reflectievermogen van [verdachte (voornaam)] , zijn familie die hem steunt en zijn meewerkende houding tijdens de hulpverlening. De Raad volgt het advies van Jeugdbescherming en IFA om geen verdere toezicht- en begeleidingsmaatregel op te leggen. Het advies van de Raad is om een werkstraf op te leggen met een voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter de deur.
De straf
Gelet op de ernst van de feiten kan volgens de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich meebrengt. Voor dergelijke feiten worden in de regel hoge straffen opgelegd. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank echter wel van oordeel dat het niet passend is om [verdachte (voornaam)] terug te sturen naar de jeugdgevangenis. Daarbij weegt het blanco strafblad en de meewerkende proceshouding van [verdachte (voornaam)] mee. [verdachte (voornaam)] heeft vanaf het moment van zijn aanhouding tot en met de terechtzitting openheid van zaken gegeven over zijn rol. [verdachte (voornaam)] heeft spijt betuigd, toont zelfreflectie en heeft ter terechtzitting ook zijn excuses aangeboden aan het slachtoffer. Daarnaast heeft de rechtbank oog voor de positieve ontwikkeling die [verdachte (voornaam)] sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis op 28 november 2022 heeft doorgemaakt. [verdachte (voornaam)] heeft zich aan de (strenge) schorsingsvoorwaarden gehouden en heeft goed meegewerkt aan alle hulp waardoor [verdachte (voornaam)] zijn leven inmiddels op orde lijkt te hebben. Dit is een compliment waard. Er wordt positief gerapporteerd over [verdachte (voornaam)] , het recidiverisico wordt op laag geschat en verdere hulp wordt niet meer noodzakelijk geacht.
Alles afwegend acht de rechtbank passend en geboden een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd die [verdachte (voornaam)] in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 46 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de algemene voorwaarde dat [verdachte (voornaam)] zich niet meer schuldig zal maken aan een strafbaar feit. Dit betekent dat [verdachte (voornaam)] op dit moment niet terug hoeft naar een Justitiële Jeugdinrichting, maar dat hij wel een stok achter de deur heeft om de huidige positieve lijn voort te zetten en op het rechte pad te blijven.
De rechtbank zal het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opheffen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de in beslaggenomen hennep zal onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp dat aan verdachte toebehoort, te weten 1 stuk hennep, onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang. Het voorwerp is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte begane feiten aangetroffen.

10.BENADEELDE PARTIJ

De heer [slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 18.754,94. Dit bedrag bestaat uit € 14.754,94 materiële schade en € 4.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het onder 1 bewezen verklaarde.
De materiële schade is door de benadeelde partij onderverdeeld in de volgende schadeposten:
  • Twee pilaren en twee bloempotten: € 2.450,00
  • Drie isolatieglas: € 2.788,00
  • Een voordeur hout: € 2.266,00
  • Stuc- en schilderwerk: € 1.600,00
  • Buitentegel inclusief spot: € 600,00
  • Twee camera’s hikvision: € 598,00
  • Deurbel ring camera: € 249,99
  • Buitenlamp ( [.] ): € 169,95
  • Maandhuur oktober: € 748,00
  • Maandhuur november: € 1.450,00
  • Maandhuur december: € 1.450,00
  • Eigen bijdrage 2023 (psycholoog): € 385,00.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij wat betreft het materiële deel geheel kan worden toegewezen. Ten aanzien van het immateriële deel verzoekt de officier van justitie de rechtbank het bedrag te matigen tot een bedrag van € 1.500,00 en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie vordert tevens het toegewezen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om de vordering, voor zover deze ziet op de materiële schade, niet-ontvankelijk te verklaren nu op dit moment onvoldoende duidelijk is welke schade door de opstal- en inboedelverzekering is vergoed of zal worden vergoed. Hiervoor is nader onderzoek en mogelijk een nadere standpuntwisseling noodzakelijk en daar leent het strafproces zich niet voor.
Subsidiair merkt de raadsvrouw het volgende op over de materiële schadeposten.
Ten aanzien van de bloempotten en pilaren voert de raadsvrouw aan dat de bloempotten niet waren beschadigd en de schade aan de pilaren onduidelijk is.
De facturen voor het isolatieglas en het schilderwerk zijn gericht aan de verhuurder, de heer [E] . Door de benadeelde partij zijn hier dus geen kosten voor gemaakt. Bovendien is onduidelijk of het schilderwerk op 2 mei 2023 heeft plaatsgevonden naar aanleiding van het bewezenverklaarde feit, de eerdere explosie die plaats heeft gevonden op 6 oktober 2022 of dat het noodzakelijk was in het kader van regulier onderhoud.
De kosten voor (de werkzaamheden aan) de tegel zijn volgens de raadsvrouw kosten die doorgaans voor rekening van de verhuurder komen en het is niet aannemelijk dat benadeelde partij deze kosten moet maken. Daarnaast is de kostenpost onvoldoende onderbouwd met een offerte in plaats van een factuur.
De schade aan de voordeur, deurbel, camera’s en buitenverlichting wordt betwist. Uit het procesdossier is niet gebleken dat hier schade aan is ontstaan.
De kosten voor de huur en eigen bijdrage voor de psycholoog zijn volgens de raadsvrouw niet te duiden als rechtstreekse schade.
De raadsvrouw verzoekt deze schadeposten af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de immateriële schade verzoekt de verdediging, gelet op andere jurisprudentie, om de vergoeding te matigen tot een bedrag van € 350,00.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden. Ten aanzien van de afzonderlijke schadeposten overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank acht de schadeposten van de twee pilaren en twee bloempotten (€ 2.450,00), de voordeur hout (€ 2.266,00), het stuc- en schilderwerk (€ 1.600,00), de buitentegel inclusief spot (€ 600,00), twee camera’s hikvision (€ 598,00), deurbel ring camera (€ 249,99) en buitenlamp ( [.] ) (€ 169,95) in zijn geheel toewijsbaar. Het causale verband tussen de schade en de bewezenverklaarde feiten kan op basis van het dossier voldoende worden vastgesteld en de schade is voldoende onderbouwd met de overgelegde facturen, foto’s en/of een offerte. Volgens de jurisprudentie gaat het bij een vordering benadeelde partij om de schade en de vaststelling daarvan en doet het er niet toe of de schade al dan niet is hersteld. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank dan ook van oordeel dat ook de schadeposten die onderbouwd zijn met een offerte voldoende onderbouwd zijn en dus voor vergoeding in aanmerking komen.
Ten aanzien van de kosten voor de huur overweegt de rechtbank dat het aannemelijk is dat de benadeelde partij na de explosie, niet mocht, kon dan wel wilde verblijven op zijn woonadres. Volgens de rechtbank is echter onvoldoende gebleken dat deze kosten zijn ontstaan als rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit. Immers had op 6 oktober 2022 ook een explosie op hetzelfde adres plaatsgevonden en volgt uit het dossier dat de benadeelde partij sindsdien al niet meer verbleef op zijn woonadres. De rechtbank ziet derhalve aanleiding om deze post te matigen en voor de helft toe te wijzen tot een bedrag van € 1.824,00. De rechtbank verklaart de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk.
De rechtbank stelt vast dat de schadepost ten aanzien van het isolatieglas door de verdediging voldoende gemotiveerd is betwist. De factuur is gericht aan [E] , die – zo blijkt uit de verklaring van de benadeelde partij ter terechtzitting – de verhuurder is. Niet is aangetoond of onderbouwd met stukken dat deze bedragen vervolgens door de verhuurder zijn verhaald op [slachtoffer] of in ieder geval door hem zijn betaald. Een nadere onderbouwing ten aanzien van de gemaakte kosten aan de verhuurder is noodzakelijk om de vordering voor vergoeding in aanmerking te kunnen laten komen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
[slachtoffer] heeft tot slot € 385,00 aan kosten voor de psycholoog gevorderd (eigen bijdrage). De rechtbank is van oordeel dat ook deze kosten voldoende gemotiveerd zijn betwist door de verdediging. De schadepost is onvoldoende onderbouwd, waardoor niet vastgesteld kan worden dat deze materiële schade het rechtstreekse gevolg is geweest van het bewezenverklaarde handelen van [verdachte (voornaam)] . De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Gezien de aard en ernst van de normschending liggen de nadelige gevolgen voor de benadeelde partij zo voor de hand dat een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106 BW kan worden aangenomen. De benadeelde partij komt daarom in aanmerking voor vergoeding van immateriële schade. De rechtbank zal ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding een bedrag tot € 2.000,00 toewijzen. De rechtbank heeft bij het vaststellen van de hoogte van het toewijsbare bedrag gelet op de bedragen die zijn toegewezen in vergelijkbare zaken. Meer specifiek heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de uitspraak van rechtbank Midden-Nederland van 17 oktober 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:5435, waar benadeelde partij [slachtoffer] voor een soortgelijk feit (ontploffing op 6 oktober 2022) ook een bedrag van € 2.000,00 aan immateriële schade toegewezen heeft gekregen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Conclusie
De rechtbank zal aan materiële schade een bedrag van in totaal € 11.757,94 toewijzen, bestaande uit € 9.757,94 materiële schade en € 2.000,00 immateriële schade, te vermeerderen met de volgende wettelijke rente:
- over een bedrag van € 7.933,94 vanaf 16 oktober 2022 (materiële schade aan en rond woning)
- over een bedrag van € 374,00 vanaf 31 oktober 2022 (huur woning oktober)
- over een bedrag van € 725,00 vanaf 28 november 2022 (huur woning november)
- over een bedrag van € 725,00 vanaf 26 december 2022 (huur woning december)
- over een bedrag van € 2.000,00 vanaf 16 oktober 2022 (immateriële schade)
tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank verklaart de vordering voor het overige deel niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor het overige deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
[verdachte (voornaam)] zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 11.757,94, te vermeerderen met de volgende wettelijke rente:
- over een bedrag van € 7.933,94 vanaf 16 oktober 2022 (materiële schade aan en rond woning)
- over een bedrag van € 374,00 vanaf 31 oktober 2022 (huur woning oktober)
- over een bedrag van € 725,00 vanaf 28 november 2022 (huur woning november)
- over een bedrag van € 725,00 vanaf 26 december 2022 (huur woning december)
- over een bedrag van € 2.000,00 vanaf 16 oktober 2022 (immateriële schade)
tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling dient geen gijzeling te worden toegepast.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan [slachtoffer] .

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36b, 36d, 36f, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht, en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 90 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie
een gedeelte van 46 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij
een proeftijd van twee (2) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Voorlopige hechtenis
-heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
1 stuk hennep (G3060806);
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 11.757,94;
  • veroordeelt [verdachte (voornaam)] tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de volgende wettelijke rente:
  • over een bedrag van € 7.933,94 vanaf 16 oktober 2022 (materiële schade aan en rond woning)
  • over een bedrag van € 374,00 vanaf 31 oktober 2022 (huur woning oktober)
  • over een bedrag van € 725,00 vanaf 28 november 2022 (huur woning november)
  • over een bedrag van € 725,00 vanaf 26 december 2022 (huur woning december)
  • over een bedrag van € 2.000,00 vanaf 16 oktober 2022 (immateriële schade)
tot de dag van de algehele voldoening;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 11.757,94 te betalen, vermeerderd met de volgende wettelijke rente:
  • over een bedrag van € 7.933,94 vanaf 16 oktober 2022 (materiële schade aan en rond woning)
  • over een bedrag van € 374,00 vanaf 31 oktober 2022 (huur woning oktober)
  • over een bedrag van € 725,00 vanaf 28 november 2022 (huur woning november)
  • over een bedrag van € 725,00 vanaf 26 december 2022 (huur woning december)
  • over een bedrag van € 2.000,00 vanaf 16 oktober 2022 (immateriële schade)
tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling niet aan te vullen met gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. I.G.C. Bij de Vaate en H.C. Piet, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.S.M. van Duinkerken, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 december 2023.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 16 oktober 2022 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door
- een explosief voor, dan wel in de directe omgeving van, de woning gelegen aan de [adres 2] tot ontploffing te brengen, en daarvan gemeen gevaar voor voornoemde woning en/of belendende panden en/of de in die woningen aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor de bewoner(s) van voornoemd pand en/of een of meer bewoners van belendende panden, in elk geval levensgevaar voor voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoner(s) van voornoemd pand en/of een of meer bewoners van belendende panden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
(Artikel art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 16 oktober 2022 te Utrecht een wapen van categorie II, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een explosief, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing voorhanden heeft gehad.
(Artikel art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 oktober 2022, documentcode 20221017.1340.24433, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 41, het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van 17 oktober 2022, documentcode 221020.1415.18082, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 41 tot en met 53 en het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 maart 2023, documentcode 230106.1123.9200, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerde pagina’s 85 tot en met 227. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , pagina 46.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 12-13.
4.een proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, pagina 170-192.
5.NFI-rapport, pagina 222-225.
6.een proces-verbaal van forensisch onderzoek plaats delict, pagina 173.