ECLI:NL:RBMNE:2023:6761

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
14 december 2023
Zaaknummer
23/1360
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijziging kostendelersnorm bij bijstandsuitkering

In deze zaak heeft eiser, ingeschreven op het adres van zijn moeder, een bijstandsuitkering ontvangen op basis van de Participatiewet (Pw) naar de norm van een kostendeler voor twee personen. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, heeft echter vastgesteld dat eiser geen woonadres had en heeft zijn briefadres niet verlengd. Dit leidde tot de intrekking van de bijstandsuitkering per 13 juni 2022. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar verweerder heeft de uitkering gewijzigd naar de norm van een kostendeler voor drie personen, omdat eiser zich had ingeschreven op een ander adres waar al twee volwassen hoofdbewoners stonden ingeschreven.

De rechtbank heeft het beroep van eiser op 20 oktober 2023 behandeld. Eiser betoogde dat de wijziging van de kostendelersnorm onterecht was, omdat hij feitelijk niet op het nieuwe adres woonde, maar enkel daar was ingeschreven om een uitkering te kunnen ontvangen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser op het nieuwe adres stond ingeschreven en dat verweerder terecht de kostendelersnorm voor drie personen heeft toegepast. De rechtbank oordeelde dat eiser verantwoordelijk was voor de informatie die hij had verstrekt en dat de wijziging van de kostendelersnorm terecht was.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van verweerder om de bijstandsuitkering te wijzigen naar de norm voor drie personen rechtmatig was. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman en is openbaar uitgesproken op 15 december 2023.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1360

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. D.D. Pietersz),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. M.W.A. Notenboom).

Inleiding

1. Eiser stond volgens de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven op het adres van zijn moeder aan de [adres 1] te [woonplaats 1] , met een briefadres. Eiser ontving vanaf 9 december 2019 een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) naar de norm van een kostendeler voor twee personen (50%).
2. Omdat verweerder niet kon vaststellen of eiser een woonadres heeft, heeft hij bij besluit van 1 augustus 2022 het briefadres niet verlengd en ambtshalve besloten in de Brp op te nemen dat eiser per 13 juni 2022 vertrokken is naar: onbekend. Daartegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
3. Verweerder heeft vervolgens bij besluit van 3 augustus 2022 het recht op bijstand van eiser ingetrokken met ingang van 13 juni 2022. Daartegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
4. Op 19 augustus 2022 heeft eiser zich laten inschrijven op het adres [adres 2] te [woonplaats 2] , bij zijn broer en schoonzus, als woonadres. Op dit adres stonden reeds twee volwassen hoofdbewoners ingeschreven.
5. In het besluit van 2 november 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 3 augustus 2022 gegrond verklaard en het besluit van 3 augustus 2022 herroepen.
6. Bij besluit van 10 november 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder met ingang van 13 juni 2022 de hoogte van de uitkering van eiser gewijzigd naar de norm van een kostendeler voor drie personen (43,33%), omdat eiser op één adres woont met twee andere volwassen hoofdbewoners. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
7. Bij besluit van 2 december 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het besluit van 1 augustus 2022 ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld (zaaknr. UTR 22/5727). Dit beroep is bij uitspraak van deze rechtbank van 3 mei 2023 gegrond verklaard. De rechtbank heeft het besluit op bezwaar van 2 december 2022 vernietigd en het besluit van 1 augustus 2022 herroepen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen [adres 1] in [woonplaats 1] als briefadres van eiser op de nemen in de Brp voor de periode 13 juni 2022 tot en met 18 augustus 2022.
8. Met het besluit van 28 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard, in zoverre dat de bijstandsuitkering over de periode 13 juni 2022 tot en met 18 augustus 2022 (periode 1) ten onrechte is gewijzigd naar de norm van een kostendeler voor drie personen. Ten aanzien van de periode van 19 augustus 2022 tot en met 8 januari 2023 (periode 2) is het bezwaar ongegrond verklaard. Eiser kan zich hiermee niet verenigen en heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
9. De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

10. Op de zitting is gebleken dat het beroep zich enkel richt op de periode van 19 augustus 2022 tot en met 8 januari 2023 (periode 2).
11. De rechtbank beoordeelt of verweerder in periode 2 de kostendelersnorm voor twee personen terecht heeft gewijzigd naar een kostendelersnorm voor drie personen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
12. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wijziging van de kostendelersnorm
13. Eiser stelt zich op het standpunt dat verweerder, gelet op de uitspraak van de rechtbank van 3 mei 2023, de bijstand niet had mogen vaststellen met toepassing van de kostendelersnorm voor drie personen, als ware hij woonachtig op het adres van zijn broer en schoonzus aan de [adres 2] . Feitelijk was de situatie niet anders dan in periode 1, over welke periode de rechtbank in de uitspraak van 3 mei 2023 heeft geoordeeld dat eiser met een briefadres stond ingeschreven op het adres [adres 1] . Eiser woonde niet op het adres van zijn broer en schoonzus, maar was door de ambtshalve uitschrijving van het adres [adres 1] genoodzaakt zich ergens anders in te schrijven, om een bijstandsuitkering te kunnen krijgen. Eiser had uitsluitend de wil om op het adres [adres 2] met een briefadres bereikbaar te zijn. Het was echter niet mogelijk om zich met een briefadres op dat adres in te schrijven. Verweerder is hier ten onrechte aan voorbij gegaan en heeft over de periode van 19 augustus 2022 tot en met 8 januari 2023 de kostendelersnorm ten onrechte gewijzigd naar de norm voor drie personen. Verweerder had de uitkering moeten vaststellen op 50% van de bijstandsnorm, zoals dat ook het geval was in periode 1.
14. De rechtbank stelt vast dat eiser bij zijn aanvraag voor een bijstandsuitkering van 26 augustus 2022 heeft aangegeven op verschillende adressen te wonen. Naar aanleiding daarvan heeft verweerder telefonisch contact gezocht met eiser. Eiser heeft tijdens dit telefonisch contact aangegeven dat hij woont op het adres [adres 2] te [woonplaats 2] . Van dit telefonisch contact is een telefoonnotitie gemaakt. Er zijn geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de inhoud van de telefoonnotitie onjuist is. Door de verschillende verklaringen die eiser had afgelegd is verweerder een (aanvullend) onderzoek gestart. Ook in dit onderzoek heeft eiser verklaard dat hij op het adres aan de [adres 2] woont. Verder staat vast dat eiser in de te beoordelen periode in de Brp op dit adres stond ingeschreven met als functie: woonadres. Daarnaast is, zoals blijkt uit een handgeschreven notitie op de aangifte van vestiging op het adres [adres 2] te [woonplaats 2] , bij een huisbezoek op dit adres op 12 september 2022 vastgesteld dat eiser op het adres woont. Verweerder heeft er daarom van mogen uitgaan dat eiser in de te beoordelen periode woonde op het adres [adres 2] . Niet in geschil is dat op dit adres nog twee volwassen personen stonden ingeschreven. Verweerder heeft daarom terecht toepassing gegeven aan de kostendelersnorm voor drie personen.
15. De stelling van eiser ter zitting dat hij heeft verklaard op het adres [adres 2] te wonen, omdat hij anders geen uitkering zou krijgen, maar dat dit feitelijk niet juist was maakt de beoordeling niet anders. Dat eiser iets heeft verklaard wat niet klopt komt voor zijn eigen rekening en risico. Eiser had zich, zo is ter zitting gebleken, op genoemd adres ook kunnen inschrijven met een briefadres, mits aan de daarvoor geldende vereisten werd voldaan.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder terecht in de te beoordelen periode de kostendelersnorm heeft gewijzigd van twee naar drie personen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.