ECLI:NL:RBMNE:2023:6865

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
UTR 23/3765
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.R. Es-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Naheffingsaanslag parkeerbelasting en de verantwoordelijkheid van de parkeerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Eiser, die op 30 juni 2022 zijn voertuig parkeerde op de Amsterdamsestraatweg, ontving een naheffingsaanslag van € 71,03, bestaande uit € 4,53 aan kosten voor parkeerbelasting en € 66,50 aan naheffingskosten. Eiser stelde dat zijn parkeerapplicatie niet werkte, waardoor hij zijn voertuig pas om 11.18 uur kon aanmelden, terwijl de naheffingsaanslag om 10.49 uur was opgelegd. Eiser voerde aan dat hij niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor het niet tijdig aanmelden van zijn voertuig.

De heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder in deze zaak, verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond. Verweerder stelde dat er geen defecte parkeerautomaten waren en dat er voldoende mogelijkheden waren om de parkeerbelasting te voldoen. De rechtbank oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van eiser was om ervoor te zorgen dat de parkeerbelasting tijdig werd voldaan, ongeacht de werking van de parkeerapplicatie. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd en verklaarde het beroep van eiser ongegrond. Eiser kreeg geen gelijk en zijn griffierecht werd niet teruggegeven. De rechtbank zag ook geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van parkeerders om ervoor te zorgen dat zij voldoen aan de parkeerregels, ongeacht technische problemen met parkeerapplicaties. Eiser werd in de gelegenheid gesteld om hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/3765

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats], eiser

en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. W.G. Vos).

Inleiding

Aan eiser is op 12 juli 2022 een naheffingsaanslag parkeerbelastingen opgelegd van in totaal € 71,03 (€ 4,53 kosten parkeerbelasting en € 66,50 naheffingskosten).
Met de uitspraak op bezwaar van 19 juni 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen doet de rechtbank uitspraak zonder de zaak op een zitting te behandelen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Het voertuig van eiser met kenteken [kenteken] stond op 30 juni 2022 op de Amsterdamsestraatweg geparkeerd. Om 10.49 uur is de naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.
2. Eiser voert aan dat hem in redelijkheid niet kan worden verweten dat het voertuig niet eerder dan om 11.18 uur heeft aangemeld, omdat zijn parkeerapplicatie niet werkte en hij ook niet heeft kunnen betalen bij de parkeerautomaat. Om 11.18 uur werkte de parkeerapplicatie en heeft eiser het voertuig aangemeld. Eiser heeft dus wel gepoogd om het voertuig eerder aan te melden.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht is opgelegd en gehandhaafd. Verweerder voert aan dat drie parkeerautomaten waren gelegen bij de locatie waar eiser heeft geparkeerd en dat geen sprake is geweest van één of meer defecte automaten. Ter onderbouwing van het standpunt heeft verweerder parkeertransacties overgelegd.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht een naheffingsaanslag parkeerbelasting aan eiser heeft opgelegd. Het behoort tot de verantwoordelijkheid van een parkeerder om ervoor te zorgen dat de verschuldigde parkeerbelasting voor het parkeren op een parkeerplaats tijdig, bij de aanvang van het parkeren en zolang er wordt geparkeerd, wordt voldaan. Dat eisers parkeerapplicatie niet werkte, komt naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van eiser. Het was de verantwoordelijkheid van eiser om de parkeerbelasting op een andere manier te voldoen, bijvoorbeeld door betaling bij een andere parkeerautomaat. [1] Dat de parkeerautomaat in de omgeving niet werkte, is niet gebleken. Uit de door verweerder ingediende transactiegegevens bij drie dichtstbijzijnde parkeerautomaten (automaatnummers 28307, 28309 en 28310) blijkt namelijk dat er ook (zeer) dicht rond het tijdstip van parkeren van eiser met succes pinbetalingen zijn verricht. Het komt voor eisers rekening dat hij niet bij deze automaten is gaan kijken.
5. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder terecht aan eiser de naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk.
6. Omdat eiser geen gelijk krijgt, krijgt hij ook zijn griffierecht niet terug. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.R. Es-de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
21 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie het arrest van de Hoge Raad van 22 november 1995, ECLI:NL:HR:1995:AA3177.