ECLI:NL:RBMNE:2023:6957

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
UTR 23/1433
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag medische urgentie voor woningtoewijzing door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een aanvraag voor een medische urgentie voor woningtoewijzing had ingediend, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiseres, die sinds 2012 staat ingeschreven bij WoningNet en afwisselend bij familieleden verblijft, had op 28 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring wegens medische redenen. Het college heeft deze aanvraag op 19 september 2022 afgewezen, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard in een besluit van 7 februari 2023. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 2 november 2023 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring, omdat zij geen zelfstandige woonruimte heeft en niet voldoende heeft gereageerd op het woningaanbod. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het college terecht geen hardheidsclausule heeft toegepast, omdat er geen sprake is van een levensbedreigende situatie die alleen door middel van een urgentie kan worden opgelost. Eiseres heeft weliswaar medische klachten, maar de rechtbank oordeelt dat deze niet zo ernstig zijn dat ze een urgentieverklaring rechtvaardigen.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor medische urgentie door het college in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De rechtbank heeft benadrukt dat het beleid van het college niet onevenredig is en dat de schaarste op de woningmarkt een belangrijke factor is in de beoordeling van urgentieaanvragen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/1433

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2023 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. H. Sala),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, het college
(gemachtigde: mr. E. Chahid).

Procesverloop

In het besluit van 19 september 2022 (het primaire besluit) heeft het college de aanvraag van eiseres van 28 augustus 2022 om een medische urgentie voor woningtoewijzing afgewezen.
In het besluit van 7 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de dochter van eiseres (mevrouw [dochter], die optrad als tolk) en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding
1. Eiseres heeft geen eigen woning. Zij staat sinds 1 september 2012 ingeschreven bij WoningNet. Eiseres verblijft afwisselend bij familieleden. Eiseres heeft 28 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring wegens medische redenen. Eiseres heeft daarbij aangegeven dat het sinds haar scheiding medisch gezien achteruit gaat en dat zij een eigen plek zoekt om tot rust te komen. De huisarts van eiseres heeft geschreven dat er sprake is van een progressieve depressie. De behandeling van de depressie kan alleen succes hebben als een van de basisvoorwaarden is ingevuld, het hebben van een rustpunt, een woning.
Het bestreden besluit
2.1
Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat eiseres niet voldoet aan de algemene voorwaarden genoemd in artikel 2.5.1, tweede lid aanhef en onder b, e en g van de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019 (de Huisvestingsverordening).
Eiseres beschikt namelijk niet over zelfstandige woonruimte. [1] Eiseres heeft verder niet voldoende gereageerd op het woningaanbod van één- en twee kamerwoningen en heeft daardoor niet aangetoond eerst zelf naar een oplossing gezocht te hebben. [2] Tot slot heeft eiseres een wachttijd van tien jaar en wordt zij met die wachttijd in staat geacht zelf binnen zes maanden passende woonruimte te kunnen vinden via het aanbodsysteem van WoningNet. [3]
2.2
Omdat eiseres niet voldoet aan de algemene voorwaarden voor urgentie, heeft het college onder verwijzing naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 17 april 2013, afgezien van het inwinnen van advies bij een medisch adviseur. [4]
2.3
Het college heeft geen aanleiding gezien om de hardheidsclausule toe te passen. Uit de overgelegde (medische) stukken blijkt dat de basisvoorzieningen op orde moeten zijn, maar niet is gebleken van een levensbedreigende of daarmee vergelijkbare situatie, die alleen door middel van een urgentie opgelost kan worden. Eiseres moet in staat worden geacht binnen zes maanden passende woonruimte te vinden als zij op één- of tweekamerwoningen in de hele regio Utrecht reageert.
De standpunten van eiseres
De algemene voorwaarden
3. Eiseres betwist dat zij onvoldoende zelf naar een oplossing heeft gezocht. Ze heeft in 2022 op meer dan 30 woningen gereageerd, waarbij haar voorlopige positie varieerde van nummer acht tot nummer 496. Ze heeft op meerdere tweekamerwoningen gereageerd, maar geen woning gevonden. Ze ziet daarom niet in hoe het reageren op meer éénkamer- of tweekamerwoningen haar binnen zes maanden een passende woning zal opleveren. Het overzicht van het college van 25 januari 2022 doet er niks aan af. Niet wordt daarin inzichtelijk hoe eiseres meer kans had op die woningen dan de woningen waar ze op reageerde.
De hardheidsclausule
3.1.
Volgens eiseres is er sprake van een bijzondere hardheid. Zij lijdt aan een progressieve depressieve stoornis en het is noodzakelijk dat zij zo spoedig mogelijk een zelfstandige woning krijgt om te voorkomen dat haar stoornis verergert. De situatie lijkt uitzichtloos, omdat ze geen behandeling krijgt. Verder heeft ze een hernia en beknelde zenuwen waardoor zij moeilijk kan reizen. Dit maakt een urgentieverklaring des te noodzakelijker. Uit een uitspraak van de Afdeling van 13 januari 2021 blijkt dat de bestaande woonsituatie invloed kan hebben op de gezondheid van een persoon waardoor urgentieverlening noodzakelijk kan zijn. [5] Eiseres is analfabeet en dat maakt haar afhankelijk van haar sociale omgeving met betrekking tot mantelzorg en andere zaken. Het volgen van een taalcursus wordt belemmerd door het gebrek aan een geschikte woning. Het college kan niet van haar vereisen dat ze buiten [woonplaats] reageert, want haar familie woont in [woonplaats]. Het gaat dus niet om een woon
wens. Vanwege medische en persoonlijke omstandigheden kan zij niet naar een andere stad verhuizen. Eiseres is daarom van mening dat er een complexe en levensbedreigende situatie is die alleen verholpen kan worden door een urgentieverklaring. Daarom is er een bijzondere hardheid als bedoeld in artikel 4.3 van de Huisvestingsverordening.
De evenredigheid van het beleid
3.2.
Volgens eiseres zijn de medische klachten sterk gelinkt aan het gebrek aan passende, eigen woonruimte. In dat licht bezien heeft het college te veel gewicht toegekend aan de algemene voorwaarden voor een urgentieverklaring in deze zaak. Dat het college suggereert dat er sprake is van een woonwens toont aan dat het college onvoldoende rekenschap geeft van de persoonlijke, onderscheidende situatie van eiseres en wordt de medische situatie zwaar onderschat. Het gevolg is dat de medische klachten niet adequaat behandeld worden, zullen toenemen en een levensbedreigende situatie ontstaat. Onevenredig vasthouden aan een hardvochtig beleid met ingrijpende gevolgen voor eiseres kan niet opwegen tegen het belang van het college om het zeer strikte beleid omtrent de algemene voorwaarden en de hardheidsclausule te handhaven. Dat de Afdeling het beleid niet onjuist acht, doet eiseres geen ander oordeel vormen. In de jurisprudentie is geen vergelijkbare zaak aan deze.
Voldoet eiseres aan de algemene voorwaarden van de Huisvestingsverordening?
4. Het college heeft bij het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsvrijheid. Daarom moet de rechtbank het bestreden besluit terughoudend toetsen. Het restrictieve beleid van het college ten aanzien van urgentieverklaringen heeft als doel de verdeling van de woningvoorraad onder de vele woningzoekenden op een zo rechtvaardig mogelijke manier te regelen. Het verlenen van voorrang aan de één betekent namelijk dat andere woningzoekenden langer op een woning moeten wachten.
4.1.
De regels over het aanvragen en toekennen van een urgentieverklaring staan in de Huisvestingsverordening. Hierin is een lijst opgenomen met zogenoemde weigeringsgronden. Als tenminste een van die weigeringsgronden van toepassing is op een aanvraag, wordt deze afgewezen en niet inhoudelijk beoordeeld. Een van de weigeringsgronden is de situatie waarin de aanvrager in een onderkomen woont die geen zelfstandige woonruimte is. Partijen zijn het erover eens dat van die situatie sprake is, omdat eiseres afwisselend inwoont bij familie en vrienden. Alleen daarom al heeft het college de aanvraag op goede gronden afgewezen en komt de rechtbank in beginsel niet toe aan de beoordeling van de andere weigeringsgronden.
4.2.
Omdat eiseres expliciet stelt dat zij betwist onvoldoende zelf naar passende woonruimte te hebben gezocht en de rechtbank begrijpt dat ze hierover een oordeels wenst, zal de rechtbank deze grond toch bespreken.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college voldoende toegelicht dat niet is gebleken dat eiseres zelf voldoende inspanningen heeft verricht om een passende woning te vinden. Daarbij heeft het college mogen betrekken dat eiseres weliswaar regelmatig op woningen reageert, maar dat zij voornamelijk op drie- en vierkamerwoningen reageert, waardoor zij minder kans maakt op een woning. Ook reageert eiseres alleen op woningen in de [woonplaats] en niet ook in de regio, wat de kans op een woning ook kleiner maakt. De rechtbank kan zich voorstellen dat het voor eiseres wenselijk is om in de buurt van haar dochter te wonen, maar in de omstandigheid dat sprake is van een schaarse woningmarkt waarin eiseres een urgentie wil verkrijgen, zal zij aan die wens voorbij moeten gaan. Daarnaast heeft eiseres twee keer een woning geweigerd. Eiseres heeft hierover ter zitting toegelicht dat zij bij één van de woningen te laat was met reageren op het aanbod en dat de andere woning een trap had. Dat eiseres te laat heeft gereageerd komt voor haar eigen rekening en risico. Dat de woning niet geschikt zou zijn, heeft eiseres niet onderbouwd. Haar medische gegevens in het dossier geven ook geen aanknopingspunten hiervoor.
Had het college de hardheidsclausule moeten toepassen?
5. Het college is op grond van artikel 4.3 van de Huisvestingsverordening bevoegd om af te wijken van de Huisvestingsverordening. Dit is mogelijk in uitzonderlijke gevallen waarin de toepassing van een regel in de Huisvestingsverordening tot een bijzondere hardheid leidt. Bij het toepassen van deze hardheidsclausule komt het college beleidsruimte toe. De toepassing van deze bevoegdheid wordt door de rechtbank daarom terughoudend getoetst. Het college voert beleid dat er op neer komt dat de hardheidsclausule alleen wordt toegepast in zeer uitzonderlijke noodsituaties, waarbij gedacht moet worden aan levensbedreigende of daarmee vergelijkbare situaties. Dat komt omdat de hardheidsclausule een ‘uitzondering op de uitzondering is’. Urgentieregels maken al een uitzondering op de normale verdeling van beschikbare woonruimte in de regio, en de hardheidsclausule is daarop weer een uitzondering.
5.1
De rechtbank begrijpt dat eiseres een eigen woonruimte wenst, maar de rechtbank vindt dat verweerder eiseres niet op grond van de hardheidsclausule alsnog een urgentie hoeft te verlenen. Het college erkent dat de woonsituatie van eiseres moeilijk is, maar heeft terecht niet een levensbedreigende of daarmee vergelijkbare situatie aangenomen, die alleen door middel van een urgentie kan worden opgelost. Verweerder heeft hierbij van belang mogen vinden dat eiseres in verband met de duur van haar inschrijving ook zonder urgentie aan een passende sociale huurwoning kan komen, als zij op één- en tweekamerwoningen in de hele regio reageert.
Uit de stukken en uit wat eiseres ter zitting naar voren heeft gebracht blijkt niet dat er sprake is van een levensbedreigende of daarmee vergelijkbare schrijnende situatie, die alleen opgelost kan worden met een urgentie. De door eiseres overlegde (medische) stukken van de huisarts en Calder Werkt geven daartoe onvoldoende aanknopingspunten. Verweerder stelt hierover terecht dat uit deze stukken volgt dat de basisvoorzieningen, waaronder een woning, op orde moeten zijn, maar dat eiseres in staat moet worden geacht zelf een woning te vinden.
De later aangevoerde medische omstandigheden (hernia) zijn niet relevant in het kader van deze beoordeling.
Dat eiseres analfabeet is, mantelzorg nodig heeft, een taalcursus Nederlands wil volgen en kennelijk niet met het openbaar vervoer kan reizen heeft het college ook geen aanleiding hoeven geven een urgentie te verlenen op grond van een hardheidsclausule. Dit zijn geen omstandigheden die een levensbedreigende of daarmee vergelijkbare schrijnende situatie opleveren, die alleen opgelost kunnen worden met een urgentie.
Het herhaalde beroep op de uitspraak van de Afdeling van 13 januari 2021 slaagt niet omdat, zoals het college terecht, stelt de situatie van eiseres niet vergelijkbaar is met de in die uitspraak beschreven situatie.
Is het beleid van het college onevenredig?
6. De rechtbank overweegt dat de Afdeling heeft geoordeeld dat het beleid van het college niet onevenredig is. Daarnaast heeft de rechtbank hiervoor bij randnummer 5.1. bij de toets aan de hardheidsclausule overwogen dat het college in redelijkheid heeft kunnen overwegen dat de omstandigheden van eiseres niet zo schrijnend of bijzonder zijn dat het college gehouden was een urgentieverklaring te verstrekken. Voor zover eiseres bedoeld heeft dat de rechtbank het besluit moet toetsen aan het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht overweegt de rechtbank het volgende.
Een toets aan dit artikel houdt in dat wordt bezien of een besluit gevolgen heeft die in verhouding tot het daarmee te dienen doel onevenredig nadelig zijn voor een belanghebbende. De woonsituatie van eiseres is misschien niet ideaal, maar zij heeft woonruimte tot haar beschikking. Daartegenover staan de grote problematiek van de schaarste op de woningmarkt, de taak van de gemeente om voor een rechtvaardige woonruimteverdeling te zorgen en het feit dat er vele onwenselijke woonsituaties in de gemeente bestaan, zoals bijvoorbeeld grotere huishoudens met kinderen die dakloos zijn.
De afweging die het college heeft gemaakt acht de rechtbank in de context van de schaarste op de woningmarkt niet onevenredig.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.5.1, tweede lid, aanhef en onder b van de Huisvestingsverordening: de woningzoekende beschikt over zelfstandige woonruimte in de woningmarktregio.
2.Artikel 2.5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Huisvestingsverordening: de woningzoekende kan aantonen eerst zelf naar een oplossing te hebben gezocht.
3.Artikel 2.5.1, tweede lid, aanhef en onder g van de Huisvestingsverordening: de woningzoekende is aantoonbaar niet in staat om zelf binnen zes maanden voor passende huisvesting te zorgen.
5.ECLI:NL:RVS:2021:42, r.o. 3-4.