Uitspraak
1.[gedaagde] ,
2.
ZIJ DIE VERBLIJVEN IN DE ONROERENDE ZAAK OF IN EEN GEDEELTE DAARVAN, plaatselijk bekend als het adres [adres] te [plaats] ,
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
In ons telefoongesprek heeft u aangegeven dat u in Irak bent. Door financiële problemen en door Corona kunt u nu niet terug komen naar Nederland. U verwacht dat u eind juni weer terug bent in Nederland.
(…) ik Ben helaas nog niet thius gekomen, passport van mijn dochter is verlopen, maar onze afspraak bestaat nog, maar over een paar dagen, kan ik u vandaag bellen,”.
Zoals het afgesproken is, wil ik met u over 7 dagen afspraak maken, ( vandaag is offer feest wil ik hem met mijn familie meeleven) ? Als u goed vind,”.
Is wederom naar Irak vanwaar hij gevlucht is”. Volgens deze omwonende is de woonfraude “
een paar jaar” aan de gang. Op het door Het Gooi en Omstreken ingediende meldingsformulier van 15 april 2022 heeft een omwonende geschreven: “
bij deze woning zitten de gordijnen al jaren dicht en tevens ook alle ramen ik heb jaren geleden de bewoner wel eens gezien”. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn deze meldingen onvoldoende concreet. Bovendien worden de meldingen tegengesproken door de verklaringen die [gedaagde] heeft ingediend, al zijn deze verklaringen ook weinig concreet. Daar komt bij dat [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat hij altijd de achterdeur van de woning gebruikt en dat zijn buren misschien daarom het idee hebben dat hij niet thuis is. Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de meldingen van de omwonenden onvoldoende onderbouwing bieden voor de stelling dat [gedaagde] meer dan zes maanden per jaar in het buitenland verbleef, zodat die stelling niet is komen vast te staan. Die stelling leidt dan ook niet tot de conclusie dat [gedaagde] zijn hoofdverblijf niet in de woning heeft (gehad).