ECLI:NL:RBMNE:2023:7110

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
1 januari 2024
Zaaknummer
UTR 23/5171
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake (her)inrichting van winkelcentrum in Wijk bij Duurstede

Op 27 december 2023 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de (her)inrichting van een winkelcentrum in Wijk bij Duurstede. Verzoekers, bewoners van de nabijgelegen wijk, hebben bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders is verleend voor het kappen van bomen in het plangebied. De voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoekers, die stelden dat de leefbaarheid van hun wijk zou verslechteren door het kappen van bomen, niet gevolgd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het college voldoende rekening heeft gehouden met de herplantplicht van 90 bomen en dat de nieuwe aanplant zal bijdragen aan de biodiversiteit en de leefbaarheid van de wijk.

De voorzieningenrechter concludeerde dat de bezwaren van verzoekers weinig kans van slagen hadden en dat de omgevingsvergunning niet evident onrechtmatig was. De belangen van de vergunninghouder, die aangaf dat vertraging van de bouw financiële gevolgen zou hebben, wogen zwaarder dan die van de verzoekers. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor de (her)ontwikkeling van het winkelcentrum kan doorgaan. De uitspraak benadrukt dat de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning niet in twijfel werd getrokken, ondanks het feit dat er nog een procedure loopt over het bestemmingsplan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5171
uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 december 2023 op het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] uit [woonplaats] , verzoekers,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede, verweerder
(gemachtigden: mr. S.W. Derksen en mr. D.C.E. de Haas).
Als derde-partij heeft aan de zaak deelgenomen:
[derde-partij] B.V., vergunninghouder
(gemachtigde: mr. R.J.H. Minkhorst)

Inleiding

1. De gemeente Wijk bij Duurstede is voornemens om in haar gemeente drie locaties te (her)ontwikkelen, waaronder winkelcentrum [winkelcentrum] . Dit moet een meer toekomstbestendig winkelcentrum worden. [winkel 1] aan de [straat 1] in Wijk bij Duurstede wordt verplaatst naar het nieuwe winkelcentrum en de bestaande [winkel 2] in het winkelcentrum verdwijnt. Het totale aantal supermarktmeters (de oppervlakte van de twee supermarkten samen) zal worden verdeeld over de nieuwe [winkel 1] en de [winkel 2] aan de [straat 2] . Boven en rondom het nieuwe winkelcentrum [winkelcentrum] moeten 104 nieuwbouwwoningen komen. Ten behoeve van de plannen heeft de gemeenteraad op 19 april 2022 het bestemmingsplan ‘Herontwikkeling [straat 1] , [winkelcentrum] en [straat 2] ’ vastgesteld, dat op 26 april 2022 middels publicatie in het Gemeenteblad bekend is gemaakt. Verzoekers hebben beroep ingesteld tegen dit bestemmingsplan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling). Ze hebben daarnaast gevraagd om een voorlopige voorziening, maar de Afdeling heeft dat verzoek afgewezen. [1] Het bestemmingsplan is daarmee in werking getreden.
2. Vergunninghouder neemt de (her)ontwikkeling van het winkelcentrum op zich en heeft daartoe een omgevingsvergunning aangevraagd bij het college. Met het besluit van 20 september 2020 heeft het college de benodigde omgevingsvergunning verleend. De omgevingsvergunning ziet op het (ver)bouwen van een bouwwerk (winkels, woningen en toebehoren), het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan (winkelwagenoverkappingen) en het vellen van houtopstanden in het plangebied.
3. Verzoekers wonen naast het plangebied en hebben bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning. Daarnaast hebben verzoekers de voorzieningenrechter gevraagd om de omgevingsvergunning te schorsen zolang het college nog geen besluit heeft genomen op hun bezwaren.
4. Het verzoek is op 18 december 2023 door de voorzieningenrechter op een zitting behandeld. Verzoekers zijn - met voorafgaand bericht - niet verschenen. Het college heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. S.W. Derksen, en door [A] , projectmanager. Vergunninghouder heeft zich op de zitting laten vertegenwoordigen door een kantoorgenoot van haar gemachtigde mr. A.L.M. de Jong, en door [B] , vastgoedontwikkelaar.

Overwegingen

Aanhoudingsverzoek en verzoek om schriftelijk te reageren
5. Voorafgaand aan de zitting hebben verzoekers de voorzieningenrechter gevraagd om de zaak aan te houden, omdat het advies van Team Beheer Openbare Ruimte over de te kappen bomen zou ontbreken. Nu het college dat advies aan de omgevingsvergunning ten grondslag heeft gelegd, willen verzoekers nog in de gelegenheid worden gesteld om daar schriftelijk op te reageren.
6. De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Op de zitting heeft het college er op gewezen dat het advies van Team Beheer Openbare Ruimte niet ontbreekt. Het college heeft het advies met het verweerschrift meegestuurd als bijlage 2. Het advies bestaat uit de enkele mededeling (één regel) dat géén van de weigeringsgronden uit artikel 4:11a van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) voor een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden, zich hier voordoen. Op verzoek van het college heeft het Team Beheer Openbare Ruimte dit advies in het kader van de lopende bezwaarprocedure nader toegelicht. Het college heeft de toelichting met het verweerschrift meegestuurd als bijlage 3. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat er geen stukken ontbreken. Er is dus geen reden om de zitting aan te houden vanwege het ontbreken van stukken. Het verzoek is daarom afgewezen.
7. Het voorgaande betekent nog niet dat met het advies van Team Beheer Openbare Ruimte het besluit voldoende gemotiveerd is. In dat kader beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om nog schriftelijk te mogen reageren op dit stuk. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder het verweerschrift met bijlagen op 13 december 2023 naar de rechtbank heeft gestuurd. De stukken zijn door de rechtbank dezelfde dag nog per email naar verzoekers doorgestuurd. In een voorzieningenprocedure is het partijen toegestaan om tot uiterlijk één dag voor de zitting nadere stukken in te dienen. [2] Het advies van Team Beheer Openbare Ruimte en de toelichting daarop zijn (met het verweerschrift) op de vijfde dag voor de zitting, en dus op tijd, ingediend. Verzoekers hebben daarom voldoende tijd gehad om daarop te reageren. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om schriftelijk te reageren daarom af. De voorzieningenrechter wijst er daarnaast op dat, voor zover er met het één-regel-advies van Team Beheer Openbare Ruimte al sprake was van een motiveringsgebrek, dat gebrek naar het oordeel van de voorzieningenrechter door het college in bezwaar hersteld kan worden met een aanvullende toelichting. Een mogelijk motiveringsgebrek in het primaire besluit zou daarom naar verwachting van de voorzieningenrechter geen reden opleveren om de omgevingsvergunning te herroepen en levert daarom nu ook geen reden op om de omgevingsvergunning te schorsen.
Beoordelingskader
8. De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen dat vereist. [3] Verzoekers hebben een voorlopige voorziening gevraagd in de bezwaarfase. In de bezwaarfase is het aan het college om aan de hand van de bezwaargronden van verzoekers opnieuw te beoordelen of de omgevingsvergunning op goede gronden is verleend. Die beslissing heeft het college nog niet genomen. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele bodemprocedure niet.
Onverwijlde spoed
9. De voorzieningenrechter vindt de zaak allereerst voldoende spoedeisend. Weliswaar is vergunninghouder nog niet gestart met de kapwerkzaamheden, maar zij heeft laten weten daar zo spoedig mogelijk mee te willen beginnen. Omdat niet valt te verwachten dat het college voor die tijd een besluit heeft genomen op de bezwaren van verzoekers, hebben verzoekers dus voldoende spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening in de tussentijd.
Rechtmatigheid van het besluit
10. Naast de mate van spoedeisendheid in de zaak, beoordeelt de voorzieningenrechter ook de rechtmatigheid van de verleende omgevingsvergunning. Als de voorzieningenrechter zeer ernstig twijfelt of de omgevingsvergunning in de bezwaarfase in stand kan blijven, zal hij eerder aanleiding zien om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter twijfelt in deze zaak echter niet aan de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning. Het nieuwe bestemmingplan is in werking getreden en is in deze zaak dus een gegeven. Dat er nog een procedure bij de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (de Afdeling) over het bestemmingsplan loopt, schorst de werking van het bestemmingsplan niet.
11. De gronden die verzoekers hebben aangevoerd doen de voorzieningenrechter niet twijfelen aan de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning. Wat verzoekers naar voren hebben gebracht over de parkeerplaatsen, een ondergrondse parkeergarage, de voetbalkooi, de (berekening) van de groenpercentages in de wijk voor en na de (her)ontwikkeling, en de grootte van het project treffen in deze procedure geen doel. De omgevingsvergunning waar het in deze zaak om gaat, ziet namelijk niet op deze punten.
12. De omgevingsvergunning ziet wel op het vellen van houtopstanden. Verzoekers betogen dat vier van de te kappen bomen een monumentale status hebben en daarom niet mogen worden gekapt. De voorzieningenrechter volgt verzoekers hierin echter niet. In artikel 4:11, eerste lid, van de APV is bepaald dat het alleen verboden is om
zonder omgevingsvergunningeen beschermde houtopstand te vellen, tenzij uit de Groene Kaart blijkt dat de houtopstand niet beschermd is. Het is dus niet hoe dan ook verboden om beschermde bomen te kappen. Met een omgevingsvergunning mag dat wel. Bomen kunnen beschermd zijn doordat zij in een groenzone staan op de Groene Kaart, maar ook doordat zij individueel als zodanig zijn aangewezen in een van de bijlagen bij de Groene Kaart. De voorzieningenrechter stelt vast dat twee van de te kappen bomen in bijlage 5 bij de Groene Kaart zijn aangewezen als ‘gemeentelijk monumentaal’. Het betreft twee Kaukasische vleugelnoten aan de [straat 3] met de nummers [.] en [..] . Het college heeft gemotiveerd waarom hij de omgevingsvergunning voor het vellen van onder meer deze twee monumentale bomen heeft verleend. De voorzieningenrechter kan het college volgen in die motivering. Verzoekers hebben daartegen geen specifieke gronden aangevoerd. Het betoog slaagt niet.
13. Verzoekers betogen verder dat de leefbaarheid van hun wijk verslechterd door het kappen van de bomen in de bocht van de [straat 3] . Hierdoor krijgen verzoekers vrij zicht op auto’s. Het college
heeft hier onvoldoende rekenschap van gegeven. De voorzieningenrechter volgt verzoekers hierin niet. In de bestaande situatie is sprake van 123 bomen in het plangebied. Hiervan blijven 26 bomen behouden, worden 7 bomen verplaatst en 90 bomen gekapt. Uit de omgevingsvergunning blijkt dat het college daartegenover een herplantplicht heeft opgelegd voor 90 bomen, bestaande uit 87 nieuwe bomen op straatniveau en 3 bomen in de daktuin. Het college heeft zich hierbij gebaseerd op het advies van Team Beheer Openbare Ruimte. Uit de toelichting op dit advies volgt dat de te kappen bomen geen waarde voor de leefbaarheid en geen beeldbepalende waarde hebben. De nieuwe aanplant van bomen zal volgens het Team Beheer Openbare Ruimte echter een grote variatie in biodiversiteit, herfst- en winterkleuren en klimaatbestendigheid met zich meebrengen en daardoor beeldbepalend worden voor de wijk. De groenbeleving en het effect op de leefbaarheid zal hierdoor sterk worden vergroot. Het college heeft aan de omgevingsvergunning het voorschrift verbonden dat het groen moet worden gerealiseerd zoals weergegeven op tekening ‘ [.....] Civil support [...] ’. Op deze tekening zijn alle te (her)planten bomen in het plangebied afgebeeld. Ook in de bocht van de [straat 3] zullen bomen worden herplant. Op de zitting heeft het college toegelicht dat er na gesprekken met onder meer verzoekers, nog vijf extra te (her)planten bomen aan het plangebied zijn toegevoegd.
Uitsnede van tekening [.....] Civil support . [...]
Woning verzoekers rood omcirkeld - vier van de vijf extra te (her)planten bomen oranje omcirkeld.
Gelet op het voorgaande, ziet de voorzieningenrechter niet dat het college bij verlening van de omgevingsvergunning onvoldoende rekening zou hebben gehouden met de beeldbepalende waarde en de
(* ivm anonimiseren is deze afbeelding verwijderd)
waarde voor de leefbaarheid van de te kappen bomen. Het betoog slaagt niet.
Belangenafweging
14. De voorzieningenrechter komt, gelet op wat hiervoor is overwogen, tot de slotsom dat de bezwaren van verzoekers bij de huidige stand van zaken weinig kans maken. Omdat de voorzieningenrechter de omgevingsvergunning ook zelf op voorhand niet evident onrechtmatig vindt, is er weinig ruimte om de belangen van verzoekers in dit geval zwaarder te laten wegen dan de belangen van het college en vergunninghouder bij doorgang van de plannen. Vergunninghouder heeft op de zitting toegelicht dat vertraging van de bouw forse financiële gevolgen zal hebben. Bouwkosten worden in de tussentijd duurder en huurders raken door de vertraging hun vertrouwen kwijt in het project en zeggen hun huurovereenkomsten op. Om verdere vertraging te voorkomen wil vergunninghouder de kapwerkzaamheden voor de start van het broedseizoen in maart 2024, hebben afgerond. Het college heeft er op de zitting op gewezen dat ook hij belang heeft bij een snelle doorstart, omdat het winkelcentrum er slecht aan toe is en het bezoekersaantal achteruit loopt.
15. Verzoekers hebben er op gewezen dat het verrichten van kapwerkzaamheden voorbarig is nu er over het bestemmingsplan ‘Herontwikkeling [straat 1] , [winkelcentrum] en [straat 2] ’, dat de (her)ontwikkeling van het winkelcentrum mogelijk maakt, nog een procedure loopt bij de Afdeling. Het is nog maar de vraag of dit bestemmingsplan stand houdt en de (her)ontwikkeling door kan gaan. De voorzieningenrechter gaat daar niet in mee. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling dat de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand getoetst moet worden aan het beoordelingskader uit de APV. [4] Dat heeft het college in dit geval gedaan en naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de omgevingsvergunning in lijn met dat beoordelingskader verleend. Dat het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is, brengt niet met zich mee dat het college niet bevoegd zou zijn om een kapvergunning te verlenen. Het college heeft aannemelijk kunnen achten dat de herontwikkeling van het gebied doorgang zal vinden zoals voorzien ten tijde van de aanvraag voor de kapvergunning. Daarvoor is niet vereist dat alle procedures daarover zijn afgerond. [5] In het beroep van verzoekers tegen het bestemmingsplan ligt dus geen reden om de werking van de omgevingsvergunning te schorsen.
16. De voorzieningenrechter begrijpt dat het kappen van de bomen onomkeerbaar is, maar omdat er geen reden is om aan de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning te twijfelen, wegen de belangen van vergunninghouder zwaarder dan die van de omwonenden.
Conclusie
17. De voorzieningenrechter laat de (her)ontwikkeling van het winkelcentrum doorgaan en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer de Bruin, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 december 2023.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 10 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2292.
2.Zie artikel 8:83, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Zie artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 21 december 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2852.
5.Zie in dit verband de uitspraken van de Afdeling van 10 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR4883, en van