ECLI:NL:RBMNE:2023:7485

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 september 2023
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
10548606 \ UC EXPL 23-3953
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van lidmaatschapsbijdragen en proceskosten na beëindiging sportschoolabonnement

In deze zaak vordert [handelsnaam], een sportschool, betaling van lidmaatschapsbijdragen van [gedaagde], die een abonnement had afgesloten. [gedaagde] had op 10 december 2019 een lidmaatschapsabonnement voor twaalf maanden afgesloten, met een maandelijkse bijdrage die later werd verhoogd. Ondanks aanmaningen heeft [gedaagde] niet betaald voor de maanden mei en december 2021 en februari tot en met juli 2022. [handelsnaam] stelt dat het lidmaatschap is geëindigd per 1 augustus 2022, na een e-mail van [gedaagde]. De vordering van [handelsnaam] bedraagt in totaal € 267,32, inclusief hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

[gedaagde] voert verweer en stelt dat zij het lidmaatschap niet meer kon volgen en dat opzegging alleen in persoon onredelijk is. De kantonrechter oordeelt dat [handelsnaam] voldoende gelegenheid heeft geboden om kennis te nemen van de algemene voorwaarden en dat de telefonische opzegging niet geldig was. De kantonrechter concludeert dat [gedaagde] de lidmaatschapsbijdragen tot 1 augustus 2022 moet betalen, evenals de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] wordt ook veroordeeld in de proceskosten van [handelsnaam]. Het vonnis is uitgesproken door mr. O.P. van Tricht op 20 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10548606 \ UC EXPL 23-3953 RvdH/1037
Vonnis van 20 september 2023
in de zaak van
[eiseres] B.V. (H.O.D.N. [handelsnaam] ),
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [handelsnaam] ,
gemachtigde: TeRecht deurwaarders,
tegen
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 4,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[gedaagde] heeft op 10 december 2019 een lidmaatschapsabonnement bij [handelsnaam] afgesloten voor de duur van twaalf maanden. [gedaagde] was daarvoor een bijdrage verschuldigd van € 26,50 per maand, die later is verhoogd tot € 28,00 per maand. [gedaagde] betaalde de bijdrage aan [handelsnaam] door middel van een machtiging voor automatische incasso. Op de overeenkomst tussen [handelsnaam] en [gedaagde] zijn de Algemene Voorwaarden van [bedrijf] van toepassing verklaard.
2.2.
De lidmaatschapsbijdragen voor de maanden mei en december 2021 en februari tot en met juli 2022 konden niet bij [gedaagde] worden geïncasseerd. Ondanks aanmaningen daartoe – waaronder één per brief van 9 juni 2022 – heeft [gedaagde] niet betaald.
2.3.
[handelsnaam] stelt dat het lidmaatschap is geëindigd per 1 augustus 2022 naar aanleiding van een e-mail van 14 juni 2022 namens [gedaagde] .
2.4.
[handelsnaam] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 267,32. Dit bedrag bestaat uit € 221,00 aan hoofdsom (de lidmaatschapsbijdragen als genoemd onder 2.2), € 6,32 aan verschenen wettelijke rente en € 40,00 aan buitengerechtelijke incassokosten. [handelsnaam] wil ook dat [gedaagde] haar proceskosten betaalt.
2.5.
[gedaagde] voert verweer tegen de vordering. Zij stelt dat zij na enkele maanden in de sportschool heeft gezegd dat zij niet meer in staat was om lessen te volgen. Omdat enige tijd daarna bleek dat [handelsnaam] nog steeds de lidmaatschapsbijdragen afschreef, heeft de partner van [gedaagde] (hierna: [A] ) telefonisch contact opgenomen met [handelsnaam] . Hem is toen verteld dat hij of [gedaagde] langs moest komen om op te zeggen. [A] heeft gezegd dat hij dat niet zou doen. De daarna volgende afschrijvingen zijn namens [gedaagde] gestorneerd. [gedaagde] stelt dat het onredelijk is dat opzegging alleen in persoon kan en dat [handelsnaam] de algemene voorwaarden niet ter hand heeft gesteld. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
2.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] moet de lidmaatschapsbijdragen tot 1 augustus 2022 aan [handelsnaam] betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.
3.2.
De kantonrechter gaat ervan uit dat [handelsnaam] aan [gedaagde] een redelijke mogelijkheid tot kennisneming van de algemene voorwaarden heeft geboden. Volgens [handelsnaam] staan de algemene voorwaarden gedrukt op de achterzijde van het inschrijfformulier. [gedaagde] heeft daarnaast op het inschrijfformulier verklaard dat zij akkoord gaat met die voorwaarden.
3.3.
Uit de stellingen van [gedaagde] leidt de kantonrechter af dat [A] heeft geprobeerd telefonisch het lidmaatschap op te zeggen. [handelsnaam] heeft hierop verwezen naar de voorwaarde dat opzegging in persoon moet. Gelet op de door [A] omschreven persoonlijke omstandigheden van [gedaagde] is het voorstelbaar dat het onredelijk voorkomt dat zij het lidmaatschap alleen in persoon kon opzeggen. Deze beperkte mogelijkheid tot opzegging is niet altijd praktisch of haalbaar. Op grond van de wet is het beding echter niet onredelijk.
3.4.
[gedaagde] heeft niet onderbouwd dat zij het lidmaatschap in de sportschool heeft opgezegd. De telefonische opzegging door [A] is niet geldig. [handelsnaam] heeft uiteindelijk de opzegging per e-mail van 14 juni 2022 wel geaccepteerd. Omdat er een opzegtermijn van één maand is overeengekomen, is het lidmaatschap dus per 1 augustus 2022 geëindigd. [gedaagde] wordt daarom veroordeeld tot betaling aan [handelsnaam] van de lidmaatschapsbijdragen tot die datum, ter hoogte van € 221,00.
3.5.
Omdat [gedaagde] niet tijdig heeft betaald, is zij over de hoofdsom de wettelijke rente verschuldigd tot de voldoening. De tot 28 april 2023 verschenen rente ter hoogte van € 6,32 wordt ook toegewezen.
3.6.
[handelsnaam] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De hoogte van de vordering is getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 40,00 toegewezen.
3.7.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- verschenen wettelijke rente
221,00
6,32
- buitengerechtelijke incassokosten
40,00
+
totaal
267,32
3.8.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [handelsnaam] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
160,00
(2,00 punten × € 80,00)
Totaal
395,84

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [handelsnaam] te betalen een bedrag van € 267,32, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 5 juni 2023, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [handelsnaam] tot dit vonnis vastgesteld op € 395,84,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht en in het openbaar uitgesproken op
20 september 2023.