ECLI:NL:RBMNE:2023:7500

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
23/587
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor de bouw van een woonhuis met betrekking tot bezonningsstudie en ruimtelijke ordening

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 27 november 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht was verleend. De vergunninghouder had op 15 juni 2021 een aanvraag ingediend voor de bouw van een woonhuis op een specifiek adres. Het college volgde de uitgebreide voorbereidingsprocedure en verleende op 15 december 2022 de omgevingsvergunning. Eisers, die uit dezelfde woonplaats komen als de vergunninghouder, hebben beroep ingesteld tegen deze vergunning, waarbij zij aanvoerden dat de bezonningsstudie onnauwkeurig was en dat er onjuiste aannames waren gedaan over de schaduwwerking van de te bouwen woning.

De rechtbank heeft de zaak op 1 september 2023 behandeld en vastgesteld dat het college in beroep een adequate bezonningsstudie heeft ingediend, die de eerdere onvolledige en onjuiste studies corrigeerde. De rechtbank oordeelde dat het college de omgevingsvergunning in redelijkheid had kunnen verlenen, ondanks de gegrondheid van het beroep. De rechtbank vernietigde het besluit van 15 december 2022, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven, wat betekent dat de vergunninghouder de woning mag bouwen. De rechtbank heeft ook bepaald dat het college het griffierecht aan eisers moet vergoeden.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige belangenafweging door het college bij het verlenen van omgevingsvergunningen, en dat de rechtbank terughoudend toetst of deze belangenafweging in redelijkheid is gemaakt. De rechtbank heeft de bezonningsstudie van juli 2023 als toereikend beoordeeld en geconcludeerd dat de gevolgen voor de zonlichttoetreding voor de omliggende woningen acceptabel zijn, gezien de bredere context van de ruimtelijke ordening.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/587

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2023 in de zaak tussen

1. [eiser 1],
2. [eiser 2],
3. [eiser 3],
4. [eiser 4],
5. [eiser 5],
allen uit [woonplaats] , eisers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht(het college),
(gemachtigde: mr. T.B.H. Nguyen).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [woonplaats] (vergunninghouder)
(gemachtigde: M. Arab).

Inleiding

1. Vergunninghouder heeft op 15 juni 2021 een aanvraag bij het college ingediend voor het bouwen van een woonhuis op het adres [straat] [nummeraanduiding 1] in [plaats] .
2. Het college heeft bij het voorbereiden van zijn besluit op de aanvraag van de vergunninghouder op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de uitgebreide voorbereidingsprocedure gevolgd, waarop afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing is. Dit betekent dat een ontwerpomgevingsvergunning ter inzage is gelegd.
3. Het college heeft op 15 december 2022 de gevraagde omgevingsvergunning (het bestreden besluit) verleend voor de activiteiten:
  • bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo);
  • afwijken van het bestemmingsplan (artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo).
4. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de omgevingsvergunning. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Op 18 augustus 2023 heeft het college een aangepaste bezonningsstudie ingediend van juli 2023 met een extra toelichting, opgesteld door [A] van de Afdeling Stedenbouw, gedateerd 21 juli 2022. Op 21 augustus 2023 heeft het college de door de vergunninghouder aangepaste en aangevulde bezonningsstudie van 28 juli 2023 ingediend. Eisers hebben op 21 augustus 2023 een aanvullende reactie ingediend.
5. De rechtbank heeft het beroep op 1 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en de gemachtigde van het college, vergezeld door mr. [B] en ir. [A] .

Geschil

6. Het college heeft de gevraagde omgevingsvergunning verleend, omdat het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het college baseert dit onder meer op de ruimtelijke onderbouwing van [adviesbureau] van 17 juni 2022.
7. Eisers zijn het daar niet mee eens. Eisers hebben aangevoerd dat de bezonningsstudie onnauwkeurig is. Ten onrechte zijn geen schuttingen ingetekend. De schuurtjes zijn ten onrechte drie meter hoog ingetekend waardoor de schuurtjes veel te grote schaduwen opwerpen. Ook zijn de schuurtjes ingetekend op verkeerde plekken omdat er geen achterom zichtbaar is gemaakt. Ten onrechte is geen beoordeling van de zonuren op het tijdstip van 15:00 uur gemaakt.

Beoordeling door de rechtbank

Beoordelingskader
8. De rechtbank toetst of het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten bouwen en afwijken van het bestemmingsplan. Het bouwplan is in strijd met de planregels voor de bestemming ‘‘autoboxen/bergingen (A)’’ van het bestemmingsplan ‘‘ [.] ’’. Het college heeft voor de vergunningverlening gebruik gemaakt van de buitenplanse afwijkingsmogelijkheid. [1] Dit is een bevoegdheid van het college. Het college moet toetsen of het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Bij die beoordeling maakt het college een afweging van de bij de aanvraag betrokken belangen. Die belangenafweging moet de rechtbank terughoudend toetsen.
9. Alleen de gevolgen van dat wat onder het bestemmingsplan niet is toegestaan, worden meegenomen in de beoordeling van de rechtbank of het college bij de belangenafweging in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen. De ruimtelijke effecten van wat reeds op grond van het bestemmingsplan is toegestaan, dienen buiten beschouwing te blijven. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan zijn die namelijk al afgewogen door de gemeenteraad. Volgens het geldende bestemmingsplan is de maximale bouwhoogte 3,5 meter. De te bouwen woning heeft een bouwhoogte van 4,5 meter. De rechtbank dient te beoordelen of een meter extra dusdanig veel schaduw oplevert dat het college de omgevingsvergunning in redelijkheid niet had kunnen verlenen.
De bezonningsstudie
10. De rechtbank overweegt dat in de primaire fase twee bezonningsstudies zijn opgesteld. Eén bezonningsstudie is opgenomen in de ruimtelijke onderbouwing van 17 juni 2022. De tweede bezonningsstudie is door het college opgesteld, ongedateerd. Voor deze twee bezonningsstudies geldt dat het geen vergelijking geeft met de mogelijkheden die op basis van het bestemmingsplan zijn toegestaan. De bezonningsstudies gaan ook uit van verkeerde afmetingen en locaties van de aanwezige schuurtjes en schuttingen. De bezonningsstudies geven ook niks weer over het aantal zonuren op het tijdstip van 15:00 uur. Dit tijdstip is wel beoordeeld in de nieuwe bezonningsstudie van juli 2023, die het college in beroep heeft overgelegd. Ook is in deze bezonningsstudie rekening gehouden met de juiste bebouwing en afmetingen van de schuurtjes en schuttingen. Pas met deze laatste bezonningsstudie is volledig duidelijk geworden wat precies de gevolgen zullen zijn van het plan. Eiseres hebben in beroep moeten komen om over een accurate bezonningstudie beschikking te krijgen. Dit betekent ook dat het besluit in de primaire fase onvoldoende gemotiveerd is. In de primaire fase werd de omgevingsvergunning immers nog onderbouwd met een onvolledige en deels onjuiste bezonningsstudie. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep daarom gegrond.
Wat betekent dit voor de omgevingsvergunning?
11. Dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is, betekent niet per se dat de omgevingsvergunning ook van tafel gaat. Een dergelijk motiveringsgebrek kan namelijk hersteld worden door het college. De rechtbank is van oordeel dat het college het motiveringsgebrek met de nieuwe bezonningsstudie van juli 2023 hersteld heeft en dat het college, onder aan de streep, de omgevingsvergunning heeft mogen verlenen. De rechtbank ligt dat hierna toe.
12. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen geen discussie is over de nauwkeurigheid en de conclusies van de bezonningsstudie van juli 2023 zoals die door het college in beroep is ingebracht. De rechtbank deelt die opvatting. Met de bezonningsstudie van juli 2023 is naar het oordeel van de rechtbank alsnog een toereikende bezonningsstudie opgesteld voor de verleende omgevingsvergunning.
13. Uit deze bezonningsstudie volgt dat er voor drie woningen minder zon zal zijn in de periode rond 19 februari en 21 oktober. De overige woningen ten noorden van het bouwplan ondervinden geen schaduwwerking van de te bouwen woning. Voor de woning op nummer [nummeraanduiding 2] zal er rond 19 februari en 21 oktober één uur minder zon zijn op de aanbouw van de woning. Voor de woning op nummer [nummeraanduiding 3] zal er rond 19 februari en 21 oktober twee uur minder zon zijn op de aanbouw van de woning. Voor de woning op nummer [nummeraanduiding 4] zal er rond 19 februari en 21 oktober één uur minder zon op de aanbouw van de woning zijn. Uit deze bezonningsstudie blijkt dat er voor de rest van het jaar geen verschil in zonuren is.
14. Het college erkent de nadelige gevolgen van het bouwplan voor de woningen op de [straat] . In de belangenafweging heeft het college andere belangen echter zwaarder laten wegen. Daarbij is relevant dat er nu verouderde garageboxen staan en dat daarvoor in de plaats een woning wordt gebouwd met meer groen. Volgens het college past een woning beter in de rustige omgeving van het bouwblok. De vervanging van de huidige garageboxen zal een vermindering van regelmatig terugkerend verkeer tot gevolg hebben. Ook het open karakter van het binnenterrein wordt behouden. Het bouwplan voorziet in de behoefte tot meer woningen. Het college vindt de realisatie van het bouwplan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het binnenterrein.
15. De rechtbank toetst de belangenafweging van het college terughoudend en beoordeelt alleen of het college de belangenafweging in redelijkheid heeft kunnen maken. De rechtbank begrijpt dat het bouwplan voor eisers als heftig en vervelend wordt ervaren, maar gelet op het totaalbeeld is de rechtbank van oordeel dat het college het besluit in redelijkheid heeft kunnen nemen. Gelet op het feit dat de bezonning van enkele woningen slechts in beperkte mate afneemt, kan de rechtbank het college volgen in zijn afweging dat hier geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen van eisers.
Kan de vergunning worden aangepast of het bouwplan worden herzien of ingetrokken?
16. Eisers hebben verzocht om aanpassing van de omgevingsvergunning, waarbij de te bouwen woning minder hoog wordt dan 4,5 meter en dat de nok verplaatst, weg van de tuinen van eisers, zodat de nok minder overlast geeft. Eisers willen dat het plan wordt herzien of wordt ingetrokken en wijzen daarbij op de artikelen 2.31, lid 1, onder c, en 2.33, lid 1, onder e, van de Wabo.
17. De rechtbank kan de vergunning niet aanpassen omdat de rechtbank het besluit moet beoordelen zoals dat is vastgesteld door het college. Het college moet beslissen op een aanvraag. Het is daarbij in eerste instantie aan de aanvrager om te bepalen wat hij wil en dit is wat het college moet beoordelen. Het college neemt vervolgens een beslissing op de aanvraag. De rechtbank beoordeelt alleen of het college dat besluit in redelijkheid heeft kunnen nemen en kan niet op verzoek van een partij de omgevingsvergunning wijzigen. De bepalingen waar eisers op wijzen gaan over van rechtswege verleende vergunningen en zijn in dit geval niet van toepassing, maar gelet op wat hiervoor is overwogen ziet de rechtbank ook anderszins geen reden om de omgevingsvergunning te vernietigen.
Financiële compensatie
18. Eisers hebben tot slot nog aangegeven een financiële compensatie te willen als het plan toch doorgaat. De rechtbank beoordeelt in deze procedure niet of eisers in aanmerking kunnen komen voor een dergelijke compensatie. Voor een eventuele tegemoetkoming in zogenaamde planschade bestaat een afzonderlijke procedure met eigen rechtsbeschermingsmogelijkheden. Eisers kunnen daarvoor een verzoek indienen bij het college.

Conclusie en gevolgen

19. De rechtbank komt tot de conclusie dat het college in beroep alsnog een adequate bezonningsstudie aan de omgevingsvergunning ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het college de omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen verlenen. Dit betekent dat de rechtsgevolgen van de omgevingsvergunning, ondanks de vernietiging ervan, in stand kunnen blijven: vergunninghouder mag de woning bouwen conform de omgevingsvergunning. Omdat het beroep gegrond is moet het college wel het griffierecht aan eisers vergoeden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 15 december 2022;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eisers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wabo.