ECLI:NL:RBMNE:2023:7538

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
10432952 \ UC EXPL 23-2328
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling van facturen voor schoonmaakwerkzaamheden en schadevergoeding

In deze zaak heeft [handelsnaam 1] [handelsnaam 2] gedagvaard voor de kantonrechter in verband met onbetaalde facturen voor schoonmaakwerkzaamheden. De overeenkomst van opdracht, gesloten in juli 2022, hield in dat [handelsnaam 1] schoonmaakwerkzaamheden zou verrichten voor [handelsnaam 2] tegen een tarief van € 25,- per uur, exclusief btw. [handelsnaam 1] heeft drie facturen gestuurd, maar [handelsnaam 2] heeft deze niet betaald. De vordering van [handelsnaam 1] bedraagt in totaal € 363,-, plus wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten van € 40,-.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 september 2023 is alleen [handelsnaam 1] verschenen, terwijl [handelsnaam 2] niet op de zitting is verschenen. [handelsnaam 2] betwist de vordering en stelt dat [handelsnaam 1] niet de volle uren heeft gewerkt en dat er schade is ontstaan door het gebruik van een agressief schoonmaakmiddel. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [handelsnaam 2] onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar verweer en dat de gewerkte uren vaststaan.

De kantonrechter heeft de vordering van [handelsnaam 1] toegewezen, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens is [handelsnaam 2] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 321,15. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [handelsnaam 2] onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ook als zij in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10432952 UC EXPL 23-2328 VL/58599
Vonnis van 4 oktober 2023
inzake
[eiser] handelend onder de naam [handelsnaam 1],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [handelsnaam 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: [gemachtigde 1] ,
tegen:
[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam 2],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [handelsnaam 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: [gemachtigde 2] .

1.De procedure

1.1.
[handelsnaam 1] heeft [handelsnaam 2] op 21 maart 2023 gedagvaard voor de kantonrechter. [handelsnaam 2] heeft hier op 11 juni 2023 schriftelijk op gereageerd. Vervolgens heeft de kantonrechter een mondelinge behandeling bepaald, waaraan voorafgaand [handelsnaam 1] bij brief van 22 augustus 2023 nog aanvullende producties heeft overgelegd. De mondelinge behandeling vond plaats op 1 september 2023. Alleen [eiser] namens [handelsnaam 1] is bij deze mondelinge behandeling verschenen, [handelsnaam 2] is – alhoewel deugdelijk opgeroepen – niet verschenen. Van de mondelinge behandeling zijn door de griffier aantekeningen gemaakt. Ten slotte heeft de kantonrechter bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.De beoordeling

Waar de zaak over gaat

2.1.
In juli 2022 hebben partijen een overeenkomst van opdracht gesloten op basis waarvan [handelsnaam 1] schoonmaakwerkzaamheden heeft verricht in het restaurant van [handelsnaam 2] , voor een bedrag van € 25,- per uur, exclusief btw. [handelsnaam 1] heeft op 24 augustus 2022, 30 augustus 2022 en 11 september 2022 facturen gestuurd die [handelsnaam 2] onbetaald heeft gelaten.
2.2.
[handelsnaam 1] vordert betaling van deze drie facturen (in totaal een bedrag van € 363,-, opgebouwd uit 3x4 uur en btw) te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 10 oktober 2022 tot de dag dat het volledige bedrag is betaald. Daarnaast vordert zij een bedrag van € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten en veroordeling van [handelsnaam 2] in de proces- en nakosten.
2.3.
[handelsnaam 2] betwist dat zij dit bedrag verschuldigd is, omdat [handelsnaam 1] volgens haar niet de volle uren heeft gemaakt en bovendien niet goed heeft schoongemaakt. Daarnaast stelt [handelsnaam 2] dat [handelsnaam 1] de tafels heeft schoongemaakt met een agressief schoonmaakmiddel, waardoor deze beschadigd zijn geraakt.
2.4.
De kantonrechter zal de vordering van [handelsnaam 1] toewijzen. Dit wordt hieronder toegelicht.
Het aantal gewerkte uur staat vast
2.5.
Het aantal door [handelsnaam 1] gewerkte uren staat vast, omdat [handelsnaam 2] deze werkzaamheden onvoldoende onderbouwd heeft betwist.
2.6.
[handelsnaam 2] voert aan dat uit de beveiligingsbeelden blijkt dat de werknemers van [handelsnaam 1] in plaats van de afgesproken (en gefactureerde) vier uur, slechts twee uur hebben gewerkt en de rest van de tijd hebben opgevuld met rookpauzes. Daarnaast voert [handelsnaam 2] aan dat zij, na de schoonmaakwerkzaamheden van [handelsnaam 1] , diverse malen nog kruimels op de grond heeft aangetroffen en de deur en tafelpoten nog vies waren.
2.7.
[handelsnaam 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat haar personeel inderdaad twee uur bij [handelsnaam 2] heeft schoongemaakt, aangezien zij met twee man sterk is langsgekomen. Zij hebben dus samen in totaal vier uur gewerkt. Daarnaast verrichtte [handelsnaam 1] voorheen zes uur in de week schoonmaakwerkzaamheden bij [handelsnaam 2] . Dit is ingekort naar vier uur per week, waardoor zij niet meer dezelfde resultaten kan behalen als daarvoor.
2.8.
De kantonrechter is van oordeel dat [handelsnaam 2] onvoldoende heeft onderbouwd dat [handelsnaam 1] haar werkzaamheden niet (goed) heeft uitgevoerd. Zij heeft niet de beveiligingsbeelden overgelegd waaruit zou blijken dat [handelsnaam 1] niet de volle uren maakt, terwijl dit wel op haar weg had gelegen. Daarnaast heeft zij, door niet te verschijnen op de mondelinge behandeling, niets ingebracht tegen de onderbouwing van [handelsnaam 1] omtrent de gewerkte uren, terwijl zij hiertoe wel in de gelegenheid was gesteld. Omdat de gewerkte uren vast staan en verder niet in geschil is dat de hoogte van het loon € 25,- per uur, exclusief btw, bedraagt, zal de vordering van € 363,- worden toegewezen.
Rente
2.9.
[handelsnaam 1] vordert wettelijke handelsrente over het bedrag van € 363,- vanaf 10 oktober 2022 tot aan de dag dat het volledige bedrag is betaald. De derde factuur dateert van 11 september 2022. Ingevolge artikel 6:119a lid 2 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is [handelsnaam 2] vanaf 10 oktober 2022 (30 dagen na de factuurdatum) in verzuim. De gevorderde rente zal daarom worden toegewezen.
Ten overvloede
2.10.
[handelsnaam 2] stelt dat [handelsnaam 1] haar tafels heeft beschadigd. Los van het feit dat [handelsnaam 2] deze schade niet nader heeft onderbouwd, staat dit ook niet aan verschuldigdheid van betaling van de facturen in de weg.
[handelsnaam 2] moet de buitengerechtelijke incassokosten betalen
2.11.
[handelsnaam 1] vordert een bedrag van € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [handelsnaam 1] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
[handelsnaam 2] moet de proceskosten betalen
2.12.
[handelsnaam 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten. Dit betekent dat [handelsnaam 2] haar eigen proceskosten moet dragen en de proceskosten van [handelsnaam 1] aan haar moet betalen, tot op heden begroot op:
- dagvaardingskosten
€ 113,15
- salaris gemachtigde
€ 80,00
(1 punt x tarief € 80,00)
- griffierecht
€ 128,00
Totaal
€ 321,15
Nakosten
2.13.
[handelsnaam 1] vordert nakosten. Deze kosten zijn toewijsbaar voor zover deze op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten worden dan ook toegewezen zoals in de beslissing vermeld.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.14.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [handelsnaam 2] om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan [handelsnaam 1] te betalen:
  • een bedrag van € 363,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 10 oktober 2022 tot de dag dat het volledige bedrag is betaald;
  • een bedrag van € 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.2.
veroordeelt [handelsnaam 2] in de kosten; zij moet aan [handelsnaam 1] haar proceskosten betalen, tot aan vandaag begroot op € 321,15, waarvan € 80,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
veroordeelt [handelsnaam 2] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [handelsnaam 1] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
  • € 40,- aan salaris gemachtigde;
  • te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023.