ECLI:NL:RBMNE:2023:7601

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
21/4990
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S.C.A. van Kuieren
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan toereikende machtiging

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 16 november 2023, is het beroep van mr. [A] namens VOF [VOF] niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep was ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht van 6 december 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat bij het beroepschrift geen toereikende machtiging was gevoegd, zoals vereist door artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft [A] eerder in de gelegenheid gesteld om een machtiging in te dienen, maar de overgelegde documenten voldeden niet aan de wettelijke vereisten. De rechtbank oordeelde dat de machtiging niet controleerbaar was en dat er geen bewijs was dat [A] daadwerkelijk gemachtigd was om namens VOF [VOF] op te treden. Hierdoor kon de rechtbank niet toekomen aan de inhoudelijke geschilpunten van de zaak.

Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van [A] om vergoeding van immateriële schade afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat VOF [VOF] schade had geleden door de procedure. De rechtbank heeft ook geen proceskostenvergoeding toegekend, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte en tijdige indiening van machtigingen in bestuursrechtelijke procedures. De beslissing is genomen door rechter S.C.A. van Kuieren, in aanwezigheid van griffier P.W. Hogenbirk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4990

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2023 in de zaak tussen

mr. [A] , veronderstellenderwijs handelend namens VOF [VOF] ,eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht,verweerder,
(gemachtigde: mr. M.F.M. Boerlage).

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat mr. [A] (hierna: [A] ) heeft ingediend tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 6 december 2021.
De zitting heeft middels een MSTeams verbinding plaatsgevonden op 13 november 2023. [A] heeft deelgenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. M.F.M. Boerlage.

Overwegingen

1. Het beroep is door [A] veronderstellenderwijs ingesteld namens VOF [VOF] . Bij het beroepschrift is geen toereikende machtiging gevoegd. In artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat dat een beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard, als het beroep niet voldoet aan de wettelijke vereisten. Zo’n vereiste is het overleggen van een machtiging als de rechtbank daarom verzocht heeft. Voordat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, moet de indiener van het beroep wel in de gelegenheid zijn gesteld om het verzuim te herstellen.
2. Bij brief van 17 december 2021 heeft de rechtbank [A] in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken een machtiging in te dienen, waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om namens VOF [VOF] beroep in te stellen en in beroep op te treden. Bij brief van
1 februari 2022, ontvangen door de rechtbank op 22 maart 2022, heeft [A] een uitvergroot deel van een machtiging overlegd waaruit niet op is te maken of en door wie de machtiging is ondertekend. In de begeleidende brief schrijft [A] onder meer:
“N.a.v. uw recente epistel annex laatste missive: het adres staat vermeld in het inleidende beroepschrift en/of op het aanslagbiljet zelf en/of onder “kenmerk” in uw eigen correspondentie en het verder door u verzochte c.q. benodigde maakt reeds deel uit van uw dossier(s van dezelfde opdrachtgever) c.q. is (nogmaals) – al dan niet in kopie – bijgevoegd!”
Bij aangetekende brief van 29 april 2022 heeft de rechtbank [A] nogmaals in de gelegenheid gesteld om binnen 4 weken een machtiging in te dienen. In deze brief staat dikgedrukt en onderstreept dat het gaat om
een volledige leesbare schriftelijke machtiging.
Bij brief van 26 mei 2022, ontvangen door de rechtbank op 27 juni 2022 heeft [A] dezelfde (deel van) de machtiging overlegd als met de brief van 1 februari 2022.
3. De overgelegde volmacht is niet controleerbaar als machtiging die is ondertekend namens één of meer door de daartoe bevoegde bestuurders van VOF [VOF] . Dat betekent dat er in deze beroepsprocedure geen toereikende machtiging is overgelegd.
Voor zover hij ter zitting heeft aangevoerd dat de machtiging al bij de inhoudelijke stukken van verweerder zou zitten, merkt de rechtbank op dat er in de stukken van verweerder dezelfde (deel van een) machtiging zit als [A] tot tweemaal toe aan de rechtbank heeft verzonden. Het is aan [A] om in onderhavige beroepszaak op tijd te zorgen voor een juiste, controleerbare machtiging. Voor zover [A] ter zitting heeft aangegeven dat het hem niet duidelijk was dat niet de juiste volmacht door hem was overlegd en hij een nadere termijn wenst om dit alsnog te doen, wijst de rechtbank op de herstelverzuimbrief van
29 april 2022. Hierin staat duidelijk dat hij een volledige leesbare schriftelijke machtiging dient te overleggen. Weliswaar is een e-mail bijgevoegd van een emailadres van VOF [VOF] , maar de rechtbank oordeelt die e-mail van een werknemer van VOF [VOF] onvoldoende om daaruit een machtiging van een bevoegde bestuurder van VOF [VOF] aan [A] te kunnen afleiden. Dat betekent dat er in deze beroepsprocedure geen toereikende machtiging is overgelegd. Mr. [A] heeft ter zitting aangegeven dat er waarschijnlijk iets is misgegaan met het printen van de machtiging. Hij heeft zondag 12 november 2023 om 12:15 uur een email gestuurd met daarin een machtiging ondertekend door [B] . Dit is echter ver buiten de daarvoor gestelde termijn. Dit stuk zal dan ook niet in behandeling genomen worden door de rechtbank. Zoals de meervoudige kamer van deze rechtbank op
25 juni 2020 [1] heeft beslist, is het niet (op tijd) aanleveren van een toereikende machtiging met onderliggende stukken een reden om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. Om die reden komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de inhoudelijke geschilpunten.
Beroep op betalingsonmacht
5. Bij brief van 31 januari 2022 is door de gemachtigde een beroep op betalingsonmacht gedaan en verzocht om uitstel van het betalen van griffierecht. Ter onderbouwing hiervan heeft hij verschillende brieven van rechtbanken en een draagkrachtverklaring van zijn vennootschap [vennootschap] B.V. overlegd. Dit verzoek is naar het oordeel van de rechtbank terecht bij brief van 22 september 2023 afgewezen. Aangezien gemachtigde namens eiseres beroep heeft ingesteld, is de financiële positie van eiseres van belang. Een onderbouwing daarvan is achterwege gebleven.
De overschrijding van de redelijke termijn
6. [A] heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure over de belastingaanslag onredelijk lang heeft geduurd. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat VOF [VOF] beroep wenste in te stellen en een procedure wilde starten. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld dat VOF [VOF] immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af [2] .
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.
Nagekomen stukken
8. Op 15 november 2023 heeft mr. [A] nog een brief gezonden met dagtekening
13 november 2023. Omdat dit stuk pas bij de rechtbank is binnen gekomen nadat het onderzoek op 13 november 2023 ter zitting is gesloten en dit stuk geen aanleiding geeft om het onderzoek te heropenen, wordt dit stuk niet in behandeling genomen door de rechtbank.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuieren, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 16 november 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Locatie Arnhem, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.