ECLI:NL:RBMNE:2023:7685

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 juni 2023
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
10292273 \ UC EXPL 23-472
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot betaling van jaarlijkse contributie door gedaagde aan ANWB B.V. na stornering van betaling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 7 juni 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ANWB B.V. en een gedaagde. De kern van de zaak betreft de vraag of de gedaagde een bedrag van € 100,- moet betalen aan ANWB B.V. voor de jaarlijkse contributie van zijn lidmaatschap. De gedaagde heeft in het verleden wel een betaling gedaan, maar deze betaling is enkele dagen later door hem gestorneerd. ANWB B.V. heeft het lidmaatschap van de gedaagde per 6 juli 2020 beëindigd wegens het niet voldoen van de contributie voor de periode van augustus 2019 tot augustus 2020.

ANWB B.V. vordert in deze procedure betaling van de hoofdsom van € 100,-, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde zijn verplichtingen uit het lidmaatschap niet is nagekomen, aangezien de betaling van de contributie niet is voldaan. De kantonrechter heeft de ingangsdatum van de wettelijke rente vastgesteld op de datum van de dagvaarding, 12 januari 2023, omdat ANWB B.V. onvoldoende heeft aangetoond dat de gedaagde eerder in verzuim was.

De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 100,- aan ANWB B.V., vermeerderd met wettelijke rente, en € 40,- aan buitengerechtelijke kosten. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 353,99. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 10292273 UC EXPL 23-472 NA/58602
Vonnis van 7 juni 2023
inzake
de besloten vennootschap
ANWB B.V.,
gevestigd in ’s-Gravenhage,
verder ook te noemen ANWB,
eisende partij,
gemachtigde: KVN Gerechtsdeurwaarders & Juristen.
tegen:
[gedaagde],
wonende in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 8;
- de conclusie van antwoord met één bijlage;
- de conclusie van repliek met productie 9.
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is

2.De beoordeling

De kern van de zaak
2.1.
De vraag die centraal staat is of [gedaagde] een bedrag van € 100,- (de contributie volgens de factuur van 10 juli 2019) moet betalen aan ANWB. Dit is het geval. Hierna wordt uitgelegd waarom.
Wat er feitelijk gebeurd is
2.2.
Sinds 2003 heeft [gedaagde] een lidmaatschap bij de ANWB. De kosten voor dit lidmaatschap zijn € 100,- per jaar en dit contributiebedrag wordt jaarlijks automatisch geïncasseerd. ANWB stelt dat de jaarlijkse contributiebetaling voor de periode augustus 2019 tot augustus 2020 niet voldaan is. ANWB heeft het lidmaatschap per 6 juli 2020 beëindigd.
Vorderingen en verweer
2.3.
ANWB vordert dat [gedaagde] bij vonnis wordt veroordeeld, uitvoerbaar bij voorraad:
  • een bedrag te betalen van € 100,- (hoofdsom), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldag van de factuur, tot aan de dag van algehele voldoening;
  • een bedrag te betalen van € 40,- aan buitengerechtelijke kosten;
  • in de proceskosten.
2.4.
De conclusie van [gedaagde] strekt tot afwijzing van de vorderingen. [gedaagde] voert aan dat er geen openstaande vordering is, omdat hij betaald heeft.
Hoofdsom van € 100,-
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] een bedrag van € 100,- moet betalen aan ANWB, omdat vast is komen te staan dat [gedaagde] zijn verplichting die voortvloeit uit het lidmaatschap (betaling van de jaarlijkse contributie) niet is nagekomen.
2.6.
[gedaagde] heeft weliswaar op 26 augustus 2019 € 100,- overgemaakt aan ANWB, maar gebleken is dat [gedaagde] de betaling op 11 september 2019 heeft gestorneerd: op zijn verzoek is het bedrag aan hem teruggestort. Betaling van de contributie volgens de factuur van 10 juli 2019 is daarmee uitgebleven, zodat [gedaagde] zijn betalingsverplichting alsnog moet nakomen. De door ANWB gevorderde hoofdsom wordt daarom toegewezen.
Wettelijke rente
2.7.
ANWB vordert betaling van de hoofdsom van € 100,- te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vervaldag van de factuur. Het is niet duidelijk welke datum ANWB daarmee bedoelt. Op de factuur van 10 juli 2019 staat namelijk alleen dat het bedrag op 24 augustus 2019 wordt geïncasseerd. Dat [gedaagde] met ingang van die datum in verzuim is, heeft ANWB onvoldoende gesteld. Daarom stelt de kantonrechter de ingangsdatum van de wettelijke rente vast op de datum van de dagvaarding, 12 januari 2023.
Buitengerechtelijke kosten en proceskosten
2.8.
[gedaagde] moet verder de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 40,- betalen. De hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke kosten is in overeenstemming met de tarieven volgens het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten en worden geacht redelijk te zijn. Daarnaast heeft ANWB aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW.
2.9.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ANWB worden begroot op:
- dagvaarding € 107,99
- griffierecht € 86,00
- salaris gemachtigde €
160,00(2 punten x tarief € 80,00)
Totaal € 353,99

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan ANWB te betalen € 100,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 januari 2023, tot de dag van algehele voldoening;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan ANWB te betalen € 40,- aan buitengerechtelijke kosten;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van ANWB, tot de uitspraak van dit vonnis vastgesteld op € 353,99, waarvan € 160,- aan salaris gemachtigde;
3.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2023.