ECLI:NL:RBMNE:2023:7697

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
30 april 2024
Zaaknummer
10482889 \ AC EXPL 23-995
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van proceskosten en doorhaling van de zaak op de rol

In deze civiele procedure heeft eiseres, een besloten vennootschap, aanvankelijk gevorderd dat gedaagde, eveneens een besloten vennootschap, wordt veroordeeld tot betaling van € 665,12, inclusief rente en kosten. Eiseres baseert haar vordering op een vermeende overeenkomst met gedaagde. Gedaagde heeft echter de vordering betwist en verzocht om eiseres te veroordelen in de werkelijke proceskosten, begroot op € 3.500,00, met als argument dat er geen overeenkomst bestaat en dat eiseres geen werkzaamheden heeft verricht. Na de conclusie van antwoord heeft eiseres aangegeven om haar moverende redenen niet verder te willen procederen en verzocht om de zaak door te halen op de rol. Gedaagde stemde in met de doorhaling, maar handhaafde haar vordering tot betaling van de werkelijke proceskosten.

De kantonrechter heeft overwogen dat een doorhaling van de zaak op de rol alleen mogelijk is met instemming van beide partijen, wat in dit geval niet aan de orde was. Eiseres heeft haar vorderingen verminderd tot nihil, maar de kantonrechter moest nog beslissen over de proceskosten. De rechter oordeelde dat gedaagde recht had op vergoeding van de werkelijke proceskosten, omdat eiseres haar vordering had ingesteld op basis van feiten waarvan zij de onjuistheid kende of behoorde te kennen. De kantonrechter concludeerde dat eiseres onterecht een procedure had aangespannen, wat leidde tot onnodige kosten voor gedaagde. Uiteindelijk werd eiseres veroordeeld in de werkelijke proceskosten tot een bedrag van € 1.698,65, plus nakosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 10482889 \ AC EXPL 23-995
Vonnis van 23 augustus 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. R.G. Verheij.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 april 2023 met producties 1 tot en met 3;
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 5;
- akte houdende royement;
- de antwoordakte.
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar deze zaak over gaat

2.1.
[eiseres] heeft in deze procedure in eerste instantie gevorderd [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 665,12 (hoofdsom, rente en kosten). Ook heeft [eiseres] gevorderd dat [gedaagde] haar proceskosten betaalt. [eiseres] onderbouwt dit met een beroep op de volgens haar bestaande overeenkomst met [gedaagde] .
2.2.
[gedaagde] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de werkelijke proceskosten, begroot op € 3.500,00. [gedaagde] voert als primair verweer aan dat er geen overeenkomst bestaat tussen [eiseres] en [gedaagde] . Subsidiair voert [gedaagde] aan dat als vastgesteld wordt dat er wel een overeenkomst bestaat, er door [eiseres] geen werkzaamheden zijn verricht.
2.3.
Na de conclusie van antwoord van [gedaagde] , heeft [eiseres] bij akte kenbaar gemaakt dat zij om haar moverende redenen niet verder wil procederen. Zij heeft de kantonrechter daarom verzocht om de zaak door te halen op de rol.
2.4.
[gedaagde] heeft hierop met een antwoordakte gereageerd en stemt in met het doorhalingsverzoek, maar met betrekking tot de proceskosten handhaaft [gedaagde] wat zij hierover heeft gevorderd in haar conclusie van antwoord, namelijk dat [eiseres] wordt veroordeeld in de werkelijke proceskosten. Door het doorhalingsverzoek van [eiseres] zijn de werkelijke proceskosten beperkt gebleven tot een bedrag van € 1.698,65 inclusief btw. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] een factuur gestuurd op basis van een niet bestaande overeenkomst voor werkzaamheden die niet (in opdracht van [gedaagde] ) zijn verricht. [gedaagde] gaat ervan uit dat [eiseres] dit heeft gedaan in de hoop dat de factuur door onvoldoende administratieve controle door [gedaagde] zou worden betaald. [eiseres] heeft [gedaagde] daarom willens en wetens onterecht in deze procedure betrokken. Deze handelswijze levert misbruik van procesrecht en/of onrechtmatig handelen op. Dit rechtvaardigt daarom een veroordeling van [eiseres] in de werkelijke proceskosten, zo stelt [gedaagde] .

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter overweegt dat een zaak op grond van artikel 246 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) alleen met instemming van beide partijen op de rol kan worden doorgehaald. [gedaagde] verzet zich weliswaar in haar antwoordakte niet tegen de verzochte doorhaling, maar vraagt wel om [eiseres] in de werkelijke proceskosten te veroordelen. Aangezien partijen daarover geen overeenstemming hebben bereikt, is geen sprake van de vereiste instemming van beide partijen. Doorhaling van de zaak op de rol is daarom niet mogelijk is.
3.2.
Uit het verzoek tot royement begrijpt de kantonrechter dat [eiseres] haar vorderingen vermindert tot nihil (artikel 129 Rv), zodat deze niet meer hoeven te worden beoordeeld. De kantonrechter moet nog wel beslissen over de proceskosten. De vraag die daarom centraal staat, is of [eiseres] de werkelijke proceskosten van [gedaagde] moet betalen. Dit is het geval. Hierna wordt uitgelegd waarom.
3.3.
[gedaagde] vordert betaling van de werkelijke proceskosten, namelijk
€ 1,689,65. Zo’n vordering is toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is sprake als het instellen van de vordering vanwege de overduidelijke ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij, achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan sprake zijn als de eiser zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende of behoorde te kennen, of op stellingen baseert waarvan hij van tevoren moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden.
3.4.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] bij het instellen van haar vordering uitging van feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende of behoorde te kennen, zodat over wordt gegaan tot veroordeling in de werkelijke proceskoten.
3.5.
[eiseres] heeft in haar dagvaarding vermeld dat er geen verweren aan de zijde van [gedaagde] bekend waren, terwijl het in de conclusie van antwoord gevoerde verweer ook al is verwoord in de brief van 14 maart 2023 aan [eiseres] . Hierop is door [eiseres] nooit gereageerd. In plaats daarvan is [eiseres] direct overgegaan tot dagvaarden, terwijl het verweer van [gedaagde] kennelijk gegrond was. Dit kan worden afgeleid uit het feit dat [eiseres] na kennisneming van de conclusie van antwoord, zonder overleg met [gedaagde] , een verzoek tot doorhaling heeft ingediend. Doordat [eiseres] zich eerder niets van het verweer heeft aangetrokken, maar er kennelijk voor gekozen heeft om onnodig een procedure aanhangig te maken, heeft [gedaagde] kosten voor juridische bijstand moeten maken, die anders niet nodig waren geweest. Gezien deze gang van zaken en mede gelet op het door [gedaagde] aangehaalde vonnis van de rechtbank Overijssel [1] , kan de kantonrechter zich niet aan de indruk onttrekken dat sprake is van een spookfactuur. Alles bij elkaar genomen ziet de kantonrechter dan ook aanleiding voor een proceskostenveroordeling die afwijkt van het liquidatietarief, zodat de vordering van € 1.698,65 aan werkelijke proceskosten wordt toegewezen.
3.6.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt [eiseres] . in de werkelijke proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.698,65,
4.2.
veroordeelt [eiseres] . in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 66,00 aan salaris gemachtigde,
4.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.L. Rijnbout en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2023.