ECLI:NL:RBMNE:2023:937
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit inzake verzoek om opheldering over persoonsgegevens en indelingsbesluit
In deze zaak heeft eiser op 11 mei 2022 een verzoek ingediend bij verweerder om te stoppen met het gebruik van een persoonsgegeven dat betrekking heeft op zijn voormalige functie binnen een sub-onderzoeksgroep. Eiser verzocht ook om opheldering over het bestaan van een indelingsbesluit en de bevoegdheid van de advocaat om besluiten in naam van verweerder te nemen. Verweerder heeft op 8 juni 2022 een primair besluit genomen, waartegen eiser op 13 juni 2022 bezwaar heeft gemaakt. Het bezwaar is op 28 juli 2022 ongegrond verklaard, waarna eiser op 7 september 2022 beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 12 januari 2023 behandeld. Verweerder stelde dat er sprake was van misbruik van procesrecht, omdat eiser herhaaldelijk over dezelfde kwestie procedeerde. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van kwade bedoelingen van eiser en dat zijn beroep inhoudelijk moest worden behandeld. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht het verzoek van eiser om te stoppen met de verwerking van het persoonsgegeven heeft afgewezen, omdat niet aan de voorwaarden van artikel 18 van de AVG was voldaan. Eiser had geen recht op beperking van de verwerking van persoonsgegevens, omdat de juistheid van de gegevens in rechte was vastgesteld.
De rechtbank oordeelde verder dat verweerder niet verplicht was om op het verzoek van eiser om opheldering over het indelingsbesluit te reageren, omdat eerder was vastgesteld dat er geen indelingsbesluit bestond. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat eiser in hoger beroep kon gaan als hij het niet eens was met deze uitspraak. De uitspraak werd gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, en is openbaar uitgesproken op 24 februari 2023.