In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en een gedaagde B.V. over de ontbinding van een overeenkomst voor de levering en installatie van een badkamer. De eiser had op 4 november 2021 een badkamer gekocht bij de gedaagde, met een afgesproken leveringsdatum van 14 maart 2022. Door leveringsproblemen werd deze datum verplaatst naar 4 april 2022, maar op 1 april 2022 meldde de gedaagde dat deze datum niet gehaald kon worden. De eiser, die terminaal ziek was, vond het uitstel onacceptabel en stelde de gedaagde een termijn van veertien dagen om de badkamer alsnog te installeren. De gedaagde heeft echter niet binnen deze termijn geleverd, waardoor zij in verzuim raakte.
De eiser vorderde ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van de aanbetaling van € 6.793,25, evenals buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst rechtsgeldig was ontbonden op 19 april 2022, omdat de gedaagde niet tijdig had geleverd. De vorderingen van de eiser werden toegewezen, inclusief de wettelijke rente over de aanbetaling en de buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, zowel in conventie als in reconventie, waarbij de vorderingen in reconventie werden afgewezen.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de gedaagde bij consumentenkoop en de gevolgen van het niet nakomen van afspraken, vooral in situaties waarin de koper in een kwetsbare positie verkeert. De kantonrechter heeft de gedaagde ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de eiser, die op € 1.035,18 zijn begroot, inclusief het salaris van de gemachtigde.