In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de ingangsdatum van een WW-uitkering. Eiseres had een WW-uitkering aangevraagd die door het Uwv was toegekend met ingang van 1 mei 2022, na een beëindiging van haar arbeidsovereenkomst per 1 april 2022. Eiseres betwistte echter de ingangsdatum en stelde dat er al eerder schriftelijke overeenstemming was bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, namelijk per e-mail op 24 december 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schriftelijke overeenstemming ook per e-mail kan worden bereikt en dat de ondertekening van een beëindigingsovereenkomst niet vereist is. De rechtbank oordeelde dat het Uwv de fictieve opzegtermijn niet correct had vastgesteld, waardoor het beroep van eiseres gegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.