ECLI:NL:RBMNE:2023:974

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22/1420
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Anw-uitkering en niet-ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft eiser, na het overlijden van zijn echtgenote [echtgenote 1] in 2011, een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) aangevraagd. Deze aanvraag werd in 2011 afgewezen omdat de echtgenote binnen een jaar na huwelijk was overleden. Eiser heeft in 2020 opnieuw een aanvraag ingediend, die door de Sociale Verzekeringsbank werd aangemerkt als verzoek om terug te komen op de eerdere afwijzing. In 2021 werd eiser een Anw-uitkering toegekend met terugwerkende kracht tot 2019, maar hij was het niet eens met de ingangsdatum en maakte bezwaar. Dit bezwaar werd in 2022 niet-ontvankelijk verklaard en ongegrond verklaard voor het overige. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing.

Tijdens de zitting op 26 januari 2023 zijn partijen niet verschenen. Eiser stelde dat zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, omdat de Sociale Verzekeringsbank niet had aangetoond dat het besluit van 2011 was verzonden. De rechtbank oordeelde echter dat het bestreden besluit zorgvuldig was voorbereid en voldoende gemotiveerd. De rechtbank achtte de ontkenning van ontvangst van het besluit ongeloofwaardig, vooral omdat eiser in het verleden ook betalingen had ontvangen zonder dat hij op de hoogte was van een afwijzing.

De rechtbank concludeerde dat het besluit van 22 augustus 2011 op de juiste wijze was verzonden, waardoor de bezwaartermijn was gaan lopen. Het bezwaar van eiser was te laat ingediend en er was geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het beroep werd ongegrond verklaard, zonder proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Amersfoort
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1420

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 maart 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. I. Rhodes),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. P. van der Voorn).

Procesverloop

Wat is er – in het kort – gebeurd?
Eiser is op [datum 1] 2011 gehuwd met [echtgenote 1] (hierna: [echtgenote 1] ). Op [datum 2] 2011 is [echtgenote 1] overleden. Eiser heeft op 1 juni 2011 een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) aangevraagd. Bij besluit van 22 augustus 2011 is de aanvraag van eiser afgewezen, omdat [echtgenote 1] is overleden binnen een jaar nadat zij gehuwd zijn.
Op 11 september 2020 heeft eiser opnieuw een Anw-uitkering aangevraagd wegens het overlijden van [echtgenote 1] .
Verweerder heeft deze aanvraag aangemerkt als verzoek om terug te komen van het besluit van 22 augustus 2011. Bij besluit van 28 september 2021 (het primaire besluit) is verweerder teruggekomen van het besluit van 22 augustus 2011 en heeft verweerder aan eiser met ingang van 1 september 2019 een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) toegekend.
Eiser is het niet eens met de ingangsdatum van de Anw-uitkering en heeft op 7 oktober 2021 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 9 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser, voor zover gericht tegen het besluit van 22 augustus 2011, niet-ontvankelijk verklaard en, voor zover gericht tegen het primaire besluit, ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2023. Partijen zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

Heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk mogen verklaren?
1. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat zijn bezwaar tegen het besluit van 22 augustus 2011 ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Verweerder heeft volgens eiser niet aangetoond dat het besluit daadwerkelijk is verzonden. In het bestreden besluit is niets vermeld over contra-indicaties van ontvangst.
2. De beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit zorgvuldig voorbereid en toereikend gemotiveerd. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat de ontkenning van de ontvangst van het besluit van 22 augustus 2011 ongeloofwaardig is. Daartoe is van belang dat verweerder eiser op 22 augustus 2011, naast het besluit tot afwijzing van de Anw-uitkering, ook een besluit tot toekenning van een halfwezenuitkering heeft toegestuurd. Voor zover eiser niet bekend is geweest met het besluit tot afwijzing van zijn Anw-aanvraag (en de toekenning van zijn halfwezenuitkering), had het hem moeten opvallen dat hij zonder besluitvorming wel (deels) betalingen heeft ontvangen. Dit had voor eiser aanleiding moeten zijn om contact met verweerder op te nemen. Niet gesteld of gebleken is dat eiser dat heeft gedaan. Ook uit het gegeven dat eiser in 2015 opnieuw een Anw-uitkering heeft aangevraagd, wegens het overlijden van zijn toenmalige echtgenote [echtgenote 2] , volgt dat het eiser bekend moet zijn geweest dat zijn eerdere Anw-aanvraag is afgewezen.
3. Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank de ontvangst en verzending van het besluit van 22 augustus 2011 aannemelijk. De rechtbank wijst hierbij op rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 12 augustus 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BN4041) en de uitspraak van 19 februari 2010 (ECLI:NL:CRVB:2010:BL4548).
4. Nu het besluit van 22 augustus 2011 op de voorgeschreven wijze is verzonden, is de bezwaartermijn daags daarna gaan lopen en is het bezwaar van 7 oktober 2021, ontvangen op die dag, te laat. De rechtbank is niet gebleken dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.J.J.M. Kock, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.