ECLI:NL:RBMNE:2023:974
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing Anw-uitkering en niet-ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak heeft eiser, na het overlijden van zijn echtgenote [echtgenote 1] in 2011, een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) aangevraagd. Deze aanvraag werd in 2011 afgewezen omdat de echtgenote binnen een jaar na huwelijk was overleden. Eiser heeft in 2020 opnieuw een aanvraag ingediend, die door de Sociale Verzekeringsbank werd aangemerkt als verzoek om terug te komen op de eerdere afwijzing. In 2021 werd eiser een Anw-uitkering toegekend met terugwerkende kracht tot 2019, maar hij was het niet eens met de ingangsdatum en maakte bezwaar. Dit bezwaar werd in 2022 niet-ontvankelijk verklaard en ongegrond verklaard voor het overige. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing.
Tijdens de zitting op 26 januari 2023 zijn partijen niet verschenen. Eiser stelde dat zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard, omdat de Sociale Verzekeringsbank niet had aangetoond dat het besluit van 2011 was verzonden. De rechtbank oordeelde echter dat het bestreden besluit zorgvuldig was voorbereid en voldoende gemotiveerd. De rechtbank achtte de ontkenning van ontvangst van het besluit ongeloofwaardig, vooral omdat eiser in het verleden ook betalingen had ontvangen zonder dat hij op de hoogte was van een afwijzing.
De rechtbank concludeerde dat het besluit van 22 augustus 2011 op de juiste wijze was verzonden, waardoor de bezwaartermijn was gaan lopen. Het bezwaar van eiser was te laat ingediend en er was geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het beroep werd ongegrond verklaard, zonder proceskostenveroordeling.